(un isla qu tabat’ey / cosnan qu por tabata Tip Marugg)
voor Michael
Je gleed geruisloos langs de cactuszuilen de nacht in. Naalden scheurden flarden uit ons leven, die terstond Verdroogden in de zilte wind. Verpulverd tot poeder Verwaaiden de herinneringen door de mondi, achter je Aan naar zee, over het korzelige diabaas op de kust: Waar ik heldhaftig de wacht hield en jij mij toch genadeloos Ontglipte. Maar ons gedeelde verleden zou mij niet Ontsnappen! Naar zee. Smalend schoot het ontzielde stof Langs m’n lijf en m’n woest malende handen, schuurde Sarrend over m’n oogleden. En ja! Ja! De tranen verraadden Dat niet alle verstreken belevingen over de kolkende golven Van de noordkust in het schuim verdwenen. Even nog niet.
Dan, rap druppelend, vlieden ze toch en laten me alleen Nog een onzichtbare horizon, die ik pas in de ochtend wanneer de passaat slechts zout aandraagt - zal ontwaren.
‘un isla qu tabat’ey / cosnan qu por tabata’ : dichtregels ontleend aan het Papiamentstalige gedicht ‘den lus enfermiso di luna’ van Tip Marugg, verschenen in Kristňf, 4–1 (1977); vertaling van Tip Marugg, manuscript, 1980; collectie Enid Hollander, Curaçao: ‘een eiland verzonken / dingen die nooit zijn gekomen’
mondi (Papiaments): het glooiende, bijzonder droge landschap van Aruba, Bonaire en Curaçao met stekelige struiken, cactussen en door de passaatwind gekromde dividivibomen
|