Gerard Winter zette zijn fiets in de fietsenstalling en haalde zijn broodtrommel en thermos onder de snelbinders vandaan. Hij rook het hout van de zagerij; die typische mengeling van stof, zaagsel en hars. Zelfs na al die jaren op de houtzagerij kreeg hij er geen genoeg. Hij keek naar de auto die bij de ingang stond geparkeerd voor het bordje 'directie'. Die vertegenwoordigers werden ook steeds brutaler, dacht hij. Hij liep de hal in en klom de twee trappen op naar zijn kantoor. Achter het bureau van zijn secretaresse zat een voor hem onbekend meisje. Jong, kort donker haar, kaarsrechte rug. 'Goedemorgen' zei Gerard. 'Goedemorgen meneer' antwoordde het jonge ding. 'Is Hilda ziek?' vroeg Gerard. Het meisje antwoordde niet, maar lachte onzeker en keek opzij. Gerard volgde haar blik en keek naar een geschilderd portret van hemzelf. 'G.J. Winter sr.' stond er onder. Vreselijk vond hij dat. 'Ik ben op mijn kantoor als je me nodig hebt' zei Gerard en liep op de zware eiken deur af waar in strakke letters 'directie' op stond. Het meisje schoot omhoog uit haar stoel. 'Meneer!' riep ze waarop Gerard zich omdraaide en haar vragend aankeek. Er lag iets op het puntje van haar tong en Gerard wachtte geduldig tot het er uit zou komen. Toen leek ze zich te bedenken en zei 'Uw zoon komt iets later, hij moest eerst naar de tandarts'. 'Oh, en wie ontvangt dan die vertegenwoordiger die buiten staat geparkeerd?' vroeg Gerard. Het meisje keek hem vragend aan en Gerard dacht een lichte paniek in haar ogen te zien. Die uitzendkrachten werden met de dag onervarener, dacht Gerard. Hij zou straks eens bellen met het uitzendbureau. Toen zei het meisje: 'Oh, u bedoelt die BMW? Die is van Verhagen.' 'Onze boekhouder?' riep Gerard verbaasd uit. 'Heeft hij soms de staatsloterij gewonnen?' Het meisje glimlachte nog maar eens nerveus en knipte herhaaldelijk haar pen in en uit. Gerard schudde zijn hoofd, opende de zware eiken deur en mompelde: 'Zodra ze een mooie auto hebben denken ze al dat ze directeur zijn.' Hij sloot de deur achter zich en trok zijn jas uit. Zijn hand greep naar het hangertje aan de kapstok, maar hij greep in het niets. Hé, dacht hij, zou Hilda zijn hangertje gebruikt hebben? Wat vervelend dat Hilda ziek was, anders had hij het haar meteen kunnen vragen. Hilda wist alles en Hilda kon alles. Hilda was al heel lang secretaresse bij de houtzagerij; eerst voor zijn vader, later voor hem. Hij hoefde niet van dit jonge ding te verwachten dat zij wist waar zijn kleerhanger was. Hij liet zich in zijn grote comfortabele leren bureaustoel zakken, leunde achterover en viel er bijna uit. Iemand had de rugleuning losgezet. De schoonmakers waren zeker weer in een fanatieke bui geweest en hadden aan de knoppen gedraaid. Hij zette de stoel weer goed en schoof aan zijn bureau. Hij pakte zijn thermosfles en een mok en schoof deze naar de rechterkant van zijn bureau, zoals hij dat elke ochtend deed. De mok had kringen in het blad gemaakt. Jaarringen die verraadden hoe vaak hij deze handeling had uitgevoerd. Hij trok de rechter bovenla open en legde daar zijn broodtrommel in. Precies zoals hij dat elke dag deed. Hij liet zich niet voorstaan op zijn functie als directeur. Hij kwam al zijn hele werkende leven op de fiets naar kantoor en nam altijd zelf brood en drinken mee. Hij had net zijn bureaula dichtgeschoven toen de tussendeur openzwaaide en Verhagen binnen kwam vallen. 'Goeiemorgen meneer Winter' zei Verhagen. 'Goeiemorgen Piet' Gerard schoof zijn stoel naar achteren en bekeek Verhagen eens goed. 'Zo Piet, wat zien wij er vandaag keurig uit' en keek waarderend naar het pak dat Verhagen droeg 'of komt die vertegenwoordiger voor jou?' Verhagen krabde aan zijn neus en schuifelde met zijn glimmend gepoetste schoenen over het tapijt. 'Esther vertelde me al dat u dacht dat mijn auto van een vertegenwoordiger was.' 'Oh ja, da's waar ook' zei Gerard 'Het is jouw auto. Er is geen vertegenwoordiger' en wuifde zijn vergissing weg. 'Dus onze uitzendkracht heet Esther' vervolgde hij 'Nou, ik zal blij zijn wanneer Hilda er weer is, die weet vast wel waar.. mijn…kleerhanger…is'. Gerards aandacht was langzaam weggezakt. Verhagen kuchte en krabde nog eens aan zijn neus. 'Vertel me eens Piet, waar kwam je voor?' vroeg Gerard weer helder 'Hoe staat het met de omzet deze maand?' Verhagen veegde een druppeltje zweet van zijn voorhoofd en wreef daarna zijn handen af aan een zakdoek.' 'Ik ben feitelijk geen boekhouder meer. Ik ben nu financieel directeur' zei hij. Gerard schoot in de lach en sloeg met zijn vlakke hand op het bureaublad. 'Een mooi pak en een mooie auto, maakt nog niet automatisch een directeur van je. Jullie jonge honden zijn ook allemaal hetzelfde. Mijn zoon denkt sinds ik hem inwerk in het bedrijf ook al dat hij zich van alles kan permitteren. Gaat zonder iets te zeggen naar de tandarts, terwijl er een vertegenwoordiger langskomt die te woord moet worden gestaan!' 'Er is geen….' begon Verhagen maar maakte zijn zin niet af. Esther kwam zonder te kloppen binnen. Gerard wilde er iets van zeggen, maar ze richtte zich tot Verhagen. 'Er is telefoon voor u' zei ze en keek Verhagen indringend aan. Verhagen verontschuldigde zich en maakte zich snel uit de voeten. Als Piet maar met zijn handen van die mooie jonge uitzendkracht afbleef. Het zou niet de eerste keer zijn dat hij hem daarvoor ter verantwoording moest roepen, dacht Gerard nog even voordat hij zijn thermos naar zich toetrok, een kop koffie inschonk en een plak koek uit zijn broodtrommel haalde. Terwijl hij vanuit het raam het fabrieksterrein over keek roerde hij gedachteloos in zijn koffie zonder suiker en zonder melk en kauwde op zijn koek. Hij volgde de trucks die de bomen de houtzagerij in reden. Als er niemand was die die vertegenwoordiger te woord kon staan, zou hij het zelf maar moeten doen, besloot hij. Gerard Winter jr. parkeerde zijn auto naast de BMW van Verhagen. Hij wreef over zijn pijnlijke kaak. Twee gaatjes had de tandarts gevonden en als het Gerard schikte konden ze gelijk gevuld worden. Feitelijk was het zo gepiept, maar Gerard vond elk tandartsbezoek te lang duren. Voor hij het kantoorgebouw instapte zag hij de fiets van zijn vader staan in het fietsenrek voor bezoekers. Die degelijke fiets herkende hij uit duizenden. Hij keek naar de afgesloten fietsenstalling voor het personeel en zuchtte. Toen hij boven kwam smoesden Esther en Verhagen op vertrouwelijke toon met elkaar. Zodra ze hem zagen sprong Esther op van haar stoel. 'Uw vader is er' zei ze en klikte nerveus met haar pen. 'Zit hij op kantoor?' vroeg Gerard jr. met een hoofdknik naar de zware eiken deur. 'Ja, ik heb hem maar gewoon binnengelaten, dat leek me het beste' antwoordde Esther. 'Heel goed van je' zei Gerard jr. en Esther keek opgelucht. De telefoon ging en Esther wijdde zich haastig aan haar taak. Verhagen zag er een stuk minder opgelucht uit. 'Ik vrees dat ik me er mee bemoeid heb' zei hij benauwd 'Hij begon over de boekhouding.' 'Je hebt toch niet gezegd dat je nu financieel directeur bent' vroeg Gerard jr. kortaf. 'Ja, nou ja,' stamelde Verhagen en Gerard jr. wist genoeg. 'Jezus Piet!' zei hij boos 'Maak het nog even ingewikkelder.' En toen: 'Ga nou maar gewoon aan het werk. Ik handel het wel af. Hij is tenslotte mijn vader.' Gerard jr. trof zijn vader starend uit het raam aan. De knoopjes van zijn overhemd waren scheef dichtgeknoopt, zijn stropdas vloekte bij zijn hemd en hij had nog slaapkorsten bij zijn ogen. Hij hield een schoteltje in de ene hand en een lepeltje in de andere. Een paar koekkruimels zaten bij zijn mondhoek. Op de grond lag een kopje in scherven. Gerard Winter sr. draaide zich om toen hij zijn zoon hoorde. Hij zei: 'Dag jongen. Er is een vertegenwoordiger in een BMW. Wil jij die even te woord staan?' Gerard jr. slikte een brok in zijn keel weg. 'Dag pa. Heb je een lekkere plak koek gehad?' en hij ging naast zijn vader staan voor het raam en samen keken ze uit over het fabrieksterrein. 'Pa' zei Gerard jr. 'Ik breng je terug naar het verzorgingstehuis voordat ze een grootscheepse zoekactie op touw zetten' en hij nam voorzichtig het schoteltje en het lepeltje uit de handen van zijn vader en veegde de koekkruimels van zijn gezicht. Met zijn hand aan de elleboog van zijn vader leidde hij hem de kamer uit. Tegen Esther zei hij: 'Ik breng mijn vader weer terug. Bel jij alvast dat we eraan komen.' 'Heb ik al gedaan' zei Esther 'Een tante van me is ook dement. Vreselijk om te zien. Soms is ze helder, maar meestal heeft ze geen idee meer van de wereld om haar heen.' 'Ja' zei Gerard jr. en de moed zakte hem in de schoenen als hij dacht aan al die keren dat hij nog zulke meelevende verhalen zou moeten aanhoren. Onderweg naar de auto zei Gerard Winter sr. tegen zijn zoon: 'Als Hilda weer beter is, vraag je dan even waar ze mijn kleerhanger heeft opgeborgen?'
|