Nog net op tijd kan ze zich in de overvolle metro wringen. Ze klemt haar tas tegen zich aan alsof het een kind is dat beschermd moet worden. Dieven zullen graag in deze ruimte hun slag staan. Ze ruikt niet alleen de lucht van kletsnatte jassen. Naast haar stinkt iemand naar knoflook. Vast een buitenlander. Een donkergetinte man met capuchon knikt vriendelijk naar haar. Ze vindt het een engerd en kijkt weg. “Ik ken u ergens van.” Ze schrikt en antwoordt bot: “U vergist zich.” De man haalt zijn schouders op. Nog vier haltes. Na de eerste stop komt er wat ruimte in het gangpad. Ze spurt naar voren. Weg van die kerel. Iedere reis verbaast ze zich er weer over dat er geen jonge mensen meer voor ouderen opstaan. Ze zal deze dagelijkse marteling nog even moeten volhouden. Tot haar zevenenzestigste lesgeven…. wat een ramp. Elke dag die ongeïnteresseerde rotpubers. Ze ruikt opnieuw knoflooklucht en ziet tot haar schrik de vent van daarnet achter zich staan. Is het toeval of achtervolgt hij haar? Het angstzweet breekt haar uit. Nog steviger drukt ze haar bezit tegen zich aan. “Mevrouw.” Weer heeft die vent het lef om haar aan te spreken. “Val me niet lastig,” antwoordt ze. Onzeker loopt ze naar het volgende halletje. De meeste reizigers zijn druk met hun telefoon of ipad. Stel dat ze hier wordt bestolen. Geen mens zou het merken. Eindelijk kan ze uitstappen. Niemand blijkt geduld te hebben. Er wordt zo hard geduwd dat ze bijna haar evenwicht verliest. Buiten zet ze de pas erin. Alsof ze op de hielen wordt gezeten. Nog steeds bewaakt ze haar tas. Voetstappen klinken dreigend achter haar. Ze voelt een hand op haar schouder. Haar adem stokt als ze de man uit de metro herkent. “Opeens wist ik het weer. Op de MAVO was u mijn mentor. In die tijd werd ik erg gepest om mijn huidskleur. U was de enige die zich mijn lot aantrok en een klassengesprek organiseerde. Het treiteren stopte daarna. Die ommekeer was voor mij het begin van een nieuw leven. Ik kreeg het vertrouwen in mensen terug. Eigenlijk heb ik u daar nooit voor bedankt. Weet u het nog? Ik ben Achmed.” Verbijsterd kijkt ze man aan. Achmed….haar beschermeling. “Ik ben zo blij dat ik u zie. Ik had eigenlijk al veel eerder contact met u op willen nemen. Echter, u weet hoe het soms gaat in het leven. Je verbeeldt je dat je het druk hebt met je werk, je gezin, je vrienden. Voor de dingen die er toe doen maak je geen tijd. Het spijt me.” Ze zwijgt nog. Het is zijn stem die de beelden uit een andere tijd tot leven roepen. De bange jongen van vroeger. Nu een vrolijke en zelfverzekerde volwassene. Dankzij haar. Achmed praat verder tegen haar. Herinneringen dwingen haar zijn geluid buiten te sluiten. Ze ziet zichzelf terug. De lerares van twintig jaar geleden die altijd geloofde in de mogelijkheid dat mensen konden veranderen. Tranen prikken achter haar ogen. Achmed legt zijn hand zacht op haar arm. Ze dwingt zich naar hem te luisteren. “Misschien heeft u even tijd met mij een kop koffie te drinken. Hier vlakbij is een klein restaurant. Ik ben zo benieuwd hoe het met u gaat en ik wil u zo graag iets over mijn leven vertellen.” Ze aarzelt niet en knikt. Achmed biedt haar zijn arm aan. “Graag,” zegt ze en wordt warm bij de gedachte dat zij voor hem veel betekend heeft. Ze stappen in een regenplas en lachen naar elkaar.