De oude man schrok wakker van een vaag geluid. Moeizaam richtte hij zich op. Met zijn hand schoof hij over de tafel naar zijn gehoorapparaat. Even later hoorde hij het gebonk op de deur duidelijker. ‘Ja, ja, ik kom eraan,’ riep hij terug. Het geklop ging door. Hij gleed zijn voeten in de sloffen en stond kreunend op. Sinds Miep was overleden, kreeg hij nauwelijks bezoek. De stok tikte regelmatig op de vloer toen hij zijn langzame loopritme had gevonden. Beverig ontgrendelde hij het slot en schuifelde achteruit. ‘Pakje, mijnheer van Holte.’ ‘Kom binnen jongeman,’ zei Alexander van Holte tot Springer. Een praatje zou de dag breken. De jongeman ondersteunde Alexander op weg naar zijn stoel aan de keukentafel. Alexander ging zitten en vroeg, ‘Moet ik tekenen?’ De jongeman knikte en haalde een formulier tevoorschijn. Met zijn vinger wees hij de plek waar Alexander een krabbel moest zetten. Vervolgens reikte hij een ballpoint aan. Alexander pakte de bril die aan een koordje om zijn nek hing en zette deze langzaam op zijn neus. Nadat hij een paraaf had gezet maakte de postbode aanstalten om weer weg te gaan. ‘Moet je nu al gaan jongen?’ ‘Ja mijnheer, het werk roept. Hier is uw pakje. Vergeet het niet open te maken. Wie weet is het iets bijzonders. U moest immers tekenen?’ Alexander nam het pakje op, een doosje zo te voelen. Hij rammelde ermee en hoorde niets. Vervolgens rook hij eraan. Hij bekeek het onbekende forse handschrift. De aanhef De Hoogwelgeboren Heer en niet De Heer, zoals hij af en toe las op een verjaardagskaart van een van zijn kleinkinderen, stemde hem tevreden. Het pakketje was met een touwtje dicht gemaakt en op de achterkant was het knoopje zelfs met lak gedicht. Heel ouderwets. Hij zuchtte en leunde achterover en dacht aan zijn geliefde Henriette. Ja, zo plachten ze elkaar hun liefdesbrieven te sturen, dichtgeplakt en gezegeld met rode lak. Hij maakte met zijn, eerst met spuug natgemaakte, zegelring een keurige afdruk van zijn familiewapen in de nog warme lak. Goh, wat was dat lang geleden, maar Henriette was er niet meer. Ook het grote huis waarin hij was opgegroeid bestond niet meer. Had hij toch een verkeerde keuze gemaakt door zijn leven in eigen hand te nemen? Nadat Henriette met een auto-ongeluk om het leven was gekomen, raakte hij aan de drank. Zijn vader had hem onterfd toen Miep in zijn leven kwam. Miep, een pronte kroegbazin zag hem, een jongeman van adellijke afkomst, wel zitten. Dat hij regelmatig haar beste klant was, maakte hun contact alleen maar steviger. Ze schonk hem 3 dochters. Hij staarde weer naar het pakje en schoof met het handvat van zijn stok de schaar over de tafel dichterbij. Knap, zei het touwtje toen hij het doorknipte. Bevend probeerde hij het papier er af te halen. Hij kreeg een hoestbui, waardoor het pakje uit zijn handen op de grond gleed. Water, schoot door zijn hoofd. Alexander stond moeizaam op en schuifelde naar het aanrecht. Gulzig dronk hij het glas leeg. Enkele druppels waren op zijn donkerblauwe trui terechtgekomen. Hij pakte een theedoek om het water op te deppen. Vroeger zou Miep dat gedaan hebben. Miep was bloedmooi en zeer sexy. De eerste jaren van hun huwelijk waren gelukkig, al hadden zijn ouders hem liever met Aleida getrouwd gezien. Aleida, de keurigheid zelf. Saai en stijf. Haar ouders waren zeer gefortuneerd. Laatst had hij haar nog gezien. Na de dood van Miep, had hij weer een uitnodiging ontvangen van de vereniging van adellijke lieden. Even leek het erop of hij weer thuis kwam, maar hij was zijn milieu teveel ontgroeid om zich op zijn plaats te voelen. De jongere generatie had zich in zijn ogen nogal brallerig gedragen. In feite stelden ze niet veel voor. Teren op de zak van pa. Zo zou zijn leven er ook hebben uitgezien als hij niet met Miep was getrouwd. Aleida was op hem afgekomen. Ze droeg haar grijze haar strak achterover in een knot. De smalle lippen keken nog even afkeurend als vroeger. Ze droeg de grote diamanten broche van haar moeder, die deze vroeger betitelde met mijn vluchtkapitaal. Vluchtig had hij haar uitgestoken hand gekust toen ze voor hem stond; de koude bloed-loze vingers gekromd om een stok met een zilveren knop. Haar pinnige oogjes die hem nooit hadden kunnen bekoren, keken hem nog net zo afkeurend aan als vroeger. ‘Aleida, dat is lang geleden. Hoe maak je het? Ben je hier alleen?’ vroeg hij beleefd. ‘Ik ben altijd alleen Alexander. Wij waren voor elkaar bestemd, maar…’ Een jongmens botste tegen haar op en zei, ‘Pardon freule.’
Alexander merkte dat hij het pakje nog steeds niet had geopend. Het zien van het lakstempel had de herinneringen aan vroeger weer boven doen komen. Ongeduldig probeerde hij of hij het pakje toch van de grond kon krijgen. Met de stok schoof hij het langzaam richting muur. Hij pakte zijn jachtgeweer van de muur en probeerde samen met de stok het pakje langzaam omhoog te schuiven. De loop van zijn oude jachtgeweer was glad. De rubberen knop van zijn stok bood meer houvast. Hij kreeg het pakje 20 centimeter van de grond toen de voordeur openvloog. Van schrik liet hij de stok vallen en in een reflex pakte hij het jachtgeweer, waarmee hij als jongeman menige jachtpartij had meegemaakt. ‘Alexander, wat doe je nou,’ hoorde hij verschrikt roepen. Hij moest de tafel vastpakken om niet te vallen. In de deuropening stond een jonge vrouw. Hij herkende haar als een van de diensters uit het café. ‘Emma, wat verschaft mij de eer,’ sprak Alexander. ‘Nou, ik hoorde dat jij een pakje hebt gekregen en wel aangetekend. Ik was gewoon nieuwsgierig.’ Hij wees naar de grond. ‘Oh, heb je het laten vallen? Vast geen bom,’ zei Emma schaterend, die altijd om haar eigen grapjes moest lachen. ‘Moet ik het dan maar voor je pakken ouwetje?’ Inwendig verstijfde hij, maar hij knikte gedwee. ‘Dank je Emma. Als je het niet erg vindt, pak ik het liever uit als ik alleen ben.’ ‘Oké ouwe. Hier.’ Emma smeet het pakje op de tafel en liep heupwiegend zijn woning uit. Alexander zuchtte. Schuifelend langs de tafelrand zocht hij zijn stoel op. Hij sloot zijn ogen, haalde diep adem en opende voorzichtig het doosje. Bovenop lag een kort briefje van de notaris van zijn ouders met de woorden op verzoek doorgestuurd. Hij fronste zijn wenkbrauwen en pakte een enveloppe met Italiaanse poststempels, geadresseerd aan de erven Van Holte tot Springer. De enveloppe was opengescheurd. Nieuwsgierig schudde hij de inhoud van de enveloppe op tafel uit. Het bevatte een brief van een Italiaans notariskantoor en een pakje in vloeipapier. De inhoud voelde zacht als zijde. Voorzichtig ontrolde hij het papier. Een haarlok. Blond met een krul, samen gebonden door een roze satijnen strik. Vol ontroering streek hij over het blonde haar.
Hij zag de zomer aan het meer weer voor zich. Het grote buitenhuis in Italië aan het Lago Maggiore, waar hij met zijn ouders gelogeerd had. 17 was hij. Patricia was 16. Het mooiste meisje dat hij ooit gezien had. Het enige kind van de Italiaanse vrienden van zijn ouders. Enkele jaren daarvoor hadden ze in het grote huis in Rome gelogeerd. Patricia had toen nog vlechten en hij was een jongen, een kind nog. Samen speelden ze verstoppertje. Enkele jaren later zag hij een bekoorlijke jonge vrouw.
Hij sloot zijn ogen. ‘Alexander, ga je mee varen?’ Patricia keek hem stralend aan. Haar witte batisten jurk sloot om haar mooie jonge lichaam en haar borsten tekende zich fier door de stof af. Samen liepen ze naar het botenhuis. ‘Onze ouders zijn naar het casino vertrokken. Ze komen pas vanavond laat thuis.’ Hij had haar hand gepakt en haar naar zich toe getrokken. Voorzichtig kuste hij haar lippen. ‘Straks, nu wil ik varen,’ zei ze en duwde hem van zich af. Pietro de tuinman hielp hen om de donkerbruin gelakte roeiboot in het water te laten glijden. ‘Zo, hij moet toch vandaag het gras maaien. We zullen niet gestoord worden,’ zei Patricia en lachte ondeugend. Hij roeide in de richting die Patricia aangaf. ‘Je wordt helemaal rood. Kom laten we gaan zwemmen.’ Ze trok haar kleren uit en rolde deze op. ‘Nu jij,’ sprak ze bevelend. Verlegen om zijn erectie niet te laten zien trok hij langzaam zijn kleren uit. ‘Wat groot,’ zei ze en begon zichzelf te strelen. Alexander raakte opgewonden en trok haar naar zich toe. Bevend van begeerte drong hij bij haar naar binnen. Ze kreunden van genot. ‘Deed het pijn? Ik wist niet dat jij nog maagd was,’ zei hij na wat hem een eeuwigheid in de zevende hemel had geleken. ‘En jij? Deed jij dit vaker?’ ‘Nee, jij bent voor mij de eerste,’ had hij zachtjes gefluisterd. ‘Nog een keer, toe,’ zei ze smekend. Plotseling verstrakte haar lichaam. ‘Ik kan zwanger worden. We hebben niet opgepast.’ ‘Nou als het kwaad toch geschiedt is, kunnen we het best nog een keer doen,’ had hij theatraal uitgeroepen. Tegen het donker roeide hij naar huis. Patricia meerde de boot aan in het botenhuis. Ze sloop langs de bosjes richting huis. ‘Ik zie de auto nog niet. Kom mee naar mijn kamer, mijn bed is zachter dan die boot.’ ‘Ben je niet bang dat we betrapt worden?’ had hij angstig gevraagd. ‘Welnee, ik doe gewoon de deur op slot.’ In haar slaapkamer kleedden ze zich beiden weer snel uit. ‘Beloof je dat jij altijd van mij zal blijven houden?’ ‘Ja, Patricia, jij bent voor mij de eerste en de enige.’ Net toen ze zich tegen hem aandrukte, werd er op de deur geklopt. Ze hield haar vinger voor haar lippen en begon hem te kussen. ‘De deur is afgesloten, waar zou ze zijn?’ hoorden ze zacht. Het was de stem van een van de meiden. Van schrik kon hij niet meer. Plagend pakte ze zijn deel en kuste het. Het verwarde hem, de keurig Calvinistisch opgevoede jongen, die nooit voorgelicht was. Patricia’s warmbloedige lichaam had van de jongen een man gemaakt.
Alexander voelde dat zijn broek nat was geworden. Klaargekomen op zijn oude dag. Verward legde hij de haarlok op tafel terug. Hij rook haar lichaamsgeur weer en schaamde zich dat hij haar nooit meer had geschreven. Al gauw had hij Henriette ontmoet… Hij schoof ongemakkelijk in zijn stoel en voelde dat zijn erectie was verdwenen. Met bevende vingers pakte hij de enveloppe.
In de brief werd hem verzocht om contact op te nemen met een Italiaanse notaris. Verder niets. Zou Patricia zijn overleden en had ze hem in haar testament bedacht? Hij verweet zich dat hij zich zo gemakkelijk had laten inpalmen door Henriette. Hoe zou zijn leven verlopen zijn als hij met Patricia zou zijn verder gegaan? In ieder geval was zij hem nooit vergeten. Hij belde het telefoonnummer dat in de brief stond en kreeg geen gehoor. Logisch, want het was al na vijven.
Doordat zijn vader het steeds drukker kreeg om het familiebezit draaiende te houden, gingen ze niet meer op reis naar Italië. Studeren en een goed betaalde baan zien te krijgen, dat was de gedachte van zijn vader, zodat hij later het grote landhuis en de landerijen zou kunnen beheren. Wat was er van terecht gekomen? Alexander schuifelde naar de oude kast en pakte een fles cognac. Bevend nam hij een grote slok. De scene in de roeiboot bleef op zijn netvlies. Kon hij de klok maar terugdraaien.
De volgende ochtend belde hij de notaris in Italië. ‘Tja, u zult hierheen moeten komen. De situatie is nogal ingewikkeld,’ kreeg hij te horen. Parbleu, dacht Alexander terwijl hij tijdens zijn huwelijk met Miep shit gezegd zou hebben. Op naar Italië! Door de gedachte aan Patricia voelde hij zich plotseling 20 jaar jonger. Hij zocht zijn paspoort op en boekte telefonisch een reis naar Milaan. De nieuwsgierigheid overwon de kwaaltjes van zijn gekwelde zeventig jarige lichaam. Geestelijk voelde hij zich weer de jongeling. Chercher la femme! Zoals vroeger, nam hij een warm bad, en schoor zich zorgvuldig. Hij borstelde zijn goede pak op, haalde een mooi overhemd uit de kast, pakte zijn beste schoenen en zocht een zijden das uit. Met de gepakte koffer stond hij de volgende dag klaar om in de taxi te stappen die hem naar de luchthaven zou brengen. Eerste klas had hij ietwat overdreven gevonden, maar toen hij de mensenmassa op het vliegveld zag, verwenste hij zijn zuinigheid. De vlucht verliep prima. In Milaan werd hij weer behandeld zoals hij vroeger gewend was. Het notaris kantoor oogde voornaam. In de wachtkamer kwamen zijn vragen boven. Vol ongeduld wachtte hij tot de notaris hem te woord zou kunnen staan. Eindelijk verzocht de secretaresse hem haar te volgen. Na enkele ogenblikken kwam een jongeman die strak in het pak zat, gehaast de kamer binnen. ‘Signore mille excuses voor het wachten,’ riep hij theatraal. Alexander knikte en toonde de brief. De jonge notaris las het epistel en begon ongemakkelijk op zijn stoel heen en weer te schuiven. ‘Eh, eh, tja, de erfenis is nogal ingewikkeld. Hoe zal ik het zeggen,’ begon de man. ‘Nou gewoon bij het begin,’ antwoordde Alexander. ‘Eh… u bent erfgenaam maar ook weer niet. Mejuffrouw Patricia is in het klooster getreden toen ze merkte dat ze zwanger was. Eh, eh, u bent de vader van haar zoon en u erft het buitenhuis aan het Lago Maggiore op voorwaarde dat u daar voor uw zoon zult zorgen.’ ‘Wat?’ sprak Alexander verbijsterd. ‘Ja, u hebt bij mijn cliënt een zoon verwekt.’ ‘Mijn God, maar dat kind moet zeker 50 zijn!’ ‘Juist, 52 om precies te zijn.’ ‘Maar…’ ‘Uw zoon heeft een afwijking.’ Alexander voelde de grond onder zijn voeten weg zinken. Hij had een achterlijke zoon verwekt. De notaris zag zijn schrik en vroeg beleefd of hij zich wel goed voelde. ‘Hoe kan iemand zich na dit nieuws goed voelen,’ antwoordde Alexander verontwaardigd. De notaris stond met de mond vol tanden. ‘En wat nu?’ vroeg Alexander. ‘Ik kan een auto sturen zodat u uw zoon kunt ontmoeten. Hierna mag u beslissen of u de erfenis wil aanvaarden.’ Alexander zag dat het officiële document jaren geleden getekend was. Heel vreemd. Hij vroeg zich af welke beperkingen zijn zoon zou hebben. Kon de jongen wel praten? Hoe moest hij de dagen met een achterlijk kind van 52 in het schitterende buitenhuis doorbrengen. Zou er voldoende geld zijn om hulp te kunnen aannemen? Zijn Italiaans was niet bepaald vloeiend, maar dat kon hij leren. In ieder geval mocht hij hierover een nachtje slapen. De notaris keek uitdrukkelijk op zijn horloge, een teken dat hij het interview voor gezien hield. De secretaresse leidde hem naar een wachtende limousine. Bedrukt keek hij naar het voorbij schietende landschap. Hij zag Patricia weer in haar witte jurk voor zich. De haarlok, schoot door zijn hoofd. Zou ze haar mooie haar hebben moeten afknippen toen ze non werd? Door de ondragelijke gedachte dat ze door hem in het klooster was gegaan voelde hij zijn schuld met de minuut groter worden.
De auto stopte voor een groot wit landhuis. Verplegers stonden al klaar om hem verder te helpen. Bedrukt liep hij langzaam naast de hoofdzuster die hem naar zijn zoon zou brengen. ‘Het spijt me dat u even moet wachten. De dokter is nog bezig,’ meldde een verpleegster eerbiedig alsof het een heel speciaal iemand betrof. Hij had een zoon, een erfgenaam! Alleen… verward staarde hij voor zich uit. Plotseling ging een deur open. Een knappe man in doktersjas stond voor hem en zei met een warme stem, ‘Dag vader, blij je eindelijk te leren kennen.’ Verbluft staarde Alexander naar zijn evenbeeld. Zo had hij eruit gezien toen hij begin 50 was. ‘Maar…,’ stamelde hij. ‘Ik ben niet gek vader. Moeder is doodziek en is uit het klooster getreden. Ze zou het zo fijn vinden wanneer u haar laatste maanden met haar zou willen delen.’ Spontaan sloeg hij zijn armen om zijn zoon en stamelde, ‘Jongen.’ Hij deed een pas achteruit en vroeg met zijn hand op de arm van de arts, ‘Hoe heet je eigenlijk?’ ‘Alexander vader.’ De oude man sloot zijn ogen. ‘Waar is, ze? Wat heeft ze?’ stamelde hij. ‘Ik zal het u vanavond allemaal rustig vertellen. De auto zal u zo naar het buitenhuis brengen.’ Hij begreep dat zijn zoon een drukke praktijk in een privékliniek had. Zou hij ook zijn eigen moeder behandelen? Duizend vragen stormden door zijn hoofd en hij was blij dat de arts hem niet had uitgefoeterd. Zijn zoon schonk hem een warme glimlach en draaide zich om. Door de dichte deur hoorde hij hem een patiënt toespreken. ‘Komt u mee, de auto wacht,’ zei de verpleegster. Hij knikte verstrooid. ‘Uw zoon is een briljant arts. Hij is geniaal, maar af en toe heeft hij een depressie. Wat heerlijk dat u gekomen bent.’ Blijkbaar was de verpleegster van de situatie op de hoogte. Als een zombie liep hij naar de wachtende auto. Tijdens de rit sloot hij zijn ogen. Toen hij voelde dat de auto een scherpe bocht maakte, wist hij dat hij bij het buitenhuis was aangekomen. De voordeur op het statige bordes zwaaide open en hij zag een fragile vrouw met een stok staan. Zo snel hij kon liep hij naar haar toe en sloot haar voorzichtig in zijn armen. ‘Patricia, ik laat je nooit meer gaan,’ snikte hij. De vrouw keek hem verstrooid aan en zei met zachte stem, ‘Wie bent u mijnheer.’ Hij voelde de grond onder zijn voeten wegzakken. Ze draaide zich om en riep bevelend, ‘Agnes, maak een kamer voor mijnheer klaar.’ Haar stok tikte op de marmeren vloer en ze verdween in een kamer. De bediende die hij haar Agnes had horen noemen, kwam op hem af en zei, ‘Mevrouw is helaas de weg kwijt. Af en toe heeft ze een helder moment. Mevrouw heeft de grote slaapkamer voor u in orde laten maken. Volgt u mij.’ Moeizaam liep hij de trap op. In het slaapvertrek liet hij zich op het bed zakken en barstte in snikken uit.
|