Dat ik op mijn 52ste op straat zou komen te staan… Ik nam aan dat men mij wel waardeerde bij Login’s Computer Specialists. Helaas vond de directie dat ik te duur was geworden. Zij namen twee jonge knullen aan die nog weinig eisen hadden. Voor mij was dat geen ramp, zeker niet omdat ik een mooie handdruk meekreeg en bovendien was ik single. Ik rolde min of meer toevallig in het computer vak. Het begon als een aardigheidje, maar toen ik merkte dat ik er leuke dingen mee kon doen, werd het een passie. Met Max, de baas van Login kon ik het uitstekend vinden. Het bedrijf groeide geweldig omdat onze verschillende capaciteiten elkaar prima aanvulden. Het werken daar was voor mij een feest want eigen ideeën ontwikkelen was een jongensdroom geweest. Paul kwam erbij, een uitstekende financier, maar de lol was er een beetje af. Paul lag mij niet zo. Ik vond hem koel en berekenend, maar Max rook de macht die Login door Paul’s financiële strategie kreeg en hij genoot daarvan. Paul merkte donders goed dat mijn enthousiasme aan het tanen was. Ik kreeg te horen dat er meer van mij verwacht werd, maar het lag niet in mijn aard om achter het grote geld aan te gaan. Misschien kwam dat door mijn opvoeding, want rijk worden als doel zat niet in mijn pakket. Max bood mij een afscheidsfeestje aan. De verplichte cadeaus, een Rolex van de directie en een Mont Blanc pen van de medewerkers, lagen te pronk op de cadeautafel. Login had de partij laten cateren in de tuin van het Amsterdamse grachtenpand waar het kantoor gevestigd was. Het deed deugd dat ze me zo gewaardeerd hadden, al was ik behoorlijk geschokt dat ze mij eruit gewerkt hadden. De jonge knullen die mijn plaats moesten opvullen zagen er zeer kneedbaar uit. Zij zouden zeker voor het grote geld gaan en dat had Paul haarfijn aangevoeld. Ik feliciteerde hem met zijn nieuwste aanwinst slaafjes, waarop hij een beetje schaapachtig lachte. Prima om afscheid te nemen en de verstandhouding zo goed mogelijk te houden, want ruzie heb ik altijd onnodige tijdverspilling gevonden. Nadat ik zowat met iedereen had gesproken, kwam Merel naar me toe. Zij was een van de weinige vrouwen die de gave bezat om creatief met computers te werken. We stonden met een glas uitstekende rode wijn in de hand en bekeken de consumerende meute, toen ze mij vroeg: ‘Zeg Chris, nu je de poet binnen hebt, wat ga je verder doen?’ Ik pakte haar hand en zei: ‘Een grote reis maken.’ ‘Mag ik mee?’ Ze leunde tegen mij aan en ik wierp een speelse blik in haar decolleté met haar perfecte bosten. Voordat ik kon antwoorden, pikte Paul haar van me af.
Die vraag wat ik zou gaan doen, bleef door mijn hoofd spoken toen ik naar huis reed. Niet alleen de vraag, maar ook Merel. Ik kon me nu wel voor mijn kop slaan, dat ik nooit iets met haar begonnen was, want ze was erg aantrekkelijk met haar 38 jaar en, voor zover ik wist, had ze geen skeletten in haar kast. Waarschijnlijk zag ze in mij toch maar een ouwe zak. Was ik dat ook? Ik keek eens goed in de badkamerspiegel en herhaalde de vraag: wat ga ik doen. Een slanke saaie vent staarde mij aan. Ik zag er niet slecht uit. Mijn donkerblonde haardos was nog vol. Ik was niet te mager en niet te dik, niet te lang, maar ook niet te klein. Kortom, ik zag eruit als een gemiddeld mannetje. Mijn paspoort was nog drie jaar geldig, dus kon ik morgen vertrekken. De vraag waarheen verdween snel toen ik achter de computer kroop. Vind je weg maar eens in de reisjungle. Het barstte van de sites met aantrekkelijke aanbiedingen. Ik kende ontzettend veel landen, maar om van plaatselijke musea of cultuur tijdens een zakenreis te genieten was er nooit van gekomen. Azië was erg in maar al dat Zen gedoe trok me niet. Ik surfte verder en kwam op Brazilië. Ik bezocht de binnenlanden van dat land toen ik daar met mijn ouders woonde, maar Ipanema en de stranden van Copacabana kende ik nog niet. Om een paar dagen lekker uit te rusten en in zee te zwemmen leek me een goed begin. Een avontuur, zoals de Amazone afvaren zag ik ook wel zitten. Ik besloot het eerste beschikbare vliegbiljet Rio te nemen en alles op zijn beloop te laten. Ik pakte mijn lievelingskoffer, een middelmaat zwarte Samsonite. Op het vliegveld kocht ik nog gauw een fles J&B, terwijl de gedachte my best friend Jack Daniels door mijn hoofd spookte. Die geconditioneerde reflexen bleef ik houden. Gelukkig had ik geen drankprobleem, ook nooit gehad, terwijl ik met mijn vader tijdens zijn veldwerk toch aardig wat verstouwd had. De controle ging super vlot en tijdens het wachten op boarding vlogen mijn gedachten terug naar mijn jeugd. Ik was een product van ervaring en opvoeding en kon dat niet bepaald conventioneel noemen. Door het nomadenleven van mijn ouders had ik heel wat van de wereld gezien. Shell stuurde mijn vader naar verschillende landen en zoals dat in die tijd gebruikelijk was, ging mijn moeder met de kinders mee. Omdat ik gemakkelijk leerde werd ik nooit naar een internationale school gestuurd. Toevallig bleken zowel de lokale scholen, als de Shell scholen in alle plaatsen waar we woonden prima. Ik maakte lokale vriendjes, leerde de cultuur van het land beter kennen en bovendien scheelde het mijn vader een aardig bedrag. Veel vriendjes had ik niet nodig. Met een groep kon ik aardig mee doen, maar gedurende de vakantie, waarin iedereen zowat weg was, miste ik ze niet. De beste herinneringen heb ik aan Zuid Amerika, waar ik met lokale jongens in de weekends de rimboe in trok. Overleven zat deze kereltjes in het bloed. Ik leerde het gedrag van dieren kennen, wist welke planten je kon eten en wat giftig was. Zij konden met pijl en boog plus blaaspijpjes prima uit de voeten. Eerst moesten ze lachen om mijn onhandigheid, maar na de nodige oefening, kon ik ook goed met deze eenvoudige attributen overweg. Een van hen, Manuel, zou ik misschien nog wel herkennen. Hij was op een van onze excursies door een jaguar aangevallen en hij had daar een lelijk litteken op zijn rechterwang aan overgehouden. Het beest was door een groepje mannen neergeschoten. Iedereen dacht dat hij het loodje had gelegd, maar in een reflex haalde hij met zijn poot uit. Manuel, die er vlakbij stond, kreeg een lelijke haal over zijn gezicht. Het grote voordeel van dit afwisselend internationale leven was, dat ik me vloeiend in 7 talen kon uitdrukken. Met mijn brede interesse had ik geen keuze kunnen maken binnen het universitaire standaardstudiepakket. Olieboer worden, zoals mijn vader, wilde ik niet. Ik had gezien met welke problemen hij te maken had wanneer de plaatselijke bevolking dwars lag. Met zijn dominante persoonlijkheid kreeg hij altijd zijn zin. Al merkte ik dat ik veel van hem had; ik miste zijn natuurlijke gezag. Mijn vader vond het niet nodig om op te vallen en ik wist niet beter of dat hoorde zo. Doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg was zijn motto. Wij woonden lang niet altijd in de bewoonde wereld: olie wordt meestal niet midden in een stad opgeboord. Het was vaak rimboewerk. Ik was natuurlijk niet anders gewend en er waren meer Shell kinderen die zich overal konden aanpassen. Meestal ging ik tijdens de schoolvakanties met mijn vader mee als hij ergens op deze aardbol bezig was om een project op te zetten. Het gaf het leven een avontuurlijke draai en de wilde natuur trok me wel aan. Pa had altijd een pistool bij zich. Hij kon feilloos schieten en toen het een keer op muiten leek uit te draaien, schoot hij een pink van een van de oproerkraaiers af. Het was meteen over en natuurlijk deed dit verhaal overal de ronde. Ik denk dat mijn vader ook een uitstekende generaal geweest zou zijn. Hij bulderde nooit want dat was door zijn natuurlijke overwicht niet nodig. Als een klus geklaard was, werd dat gevierd en dit betekende dat er door de hele ploeg stevig gedronken werd. Ik vond het best spannend om als puber voor vol te worden aangezien. In Siberië ging ik met mijn vader mee om het leggen van een pijpleiding en het aanslaan van een put te superviseren. Russen kunnen drinken! De stemming zat er dan goed in. Als het werk erop zat, leerde mijn vader mij schieten. Hoe meer vaardigheden je hebt, hoe beter zei hij altijd, want je weet nooit of je dat nog eens nodig hebt. Paardrijden leerde ik ook van hem. Hij wist wat eetbare planten waren en waarmee je dorst kon lessen. Spelenderwijs kreeg ik heel wat praktische overlevingstechnieken onder de knie. Ik schrok op toen mijn vlucht werd omgeroepen. Snel pakte ik mijn koffer van de band die aardig had geleden door het gooi en smijtwerk van het grondpersoneel. Ik dacht er verder niet over na en bestelde een taxi. De chauffeur dacht mij te kunnen plukken, maar hield zich aan de afspraak toen ik in vloeiend Portugees vroeg om mij naar een eenvoudig schoon hotel te brengen. Zijn vraag om gids te spelen wimpelde ik af. Alfonso zag ik op zijn naamplaatje. De kamer viel niet tegen. Dit kostte een habbekrats. Al die dure hotels had ik wel gezien en ik genoot ervan om de geur van het land weer op te snuiven. Na een korte douche maakte ik mijn koffer open. Ik floot en vloekte. Dit was mijn koffer niet. Stom dat ik er geen aandacht aan had besteed toen ik hem van de band trok. In deze buurt waren geen winkels. Gelukkig had ik mijn kleine fototoestel niet in de koffer gedaan. Nieuwsgierig bekeek ik de inhoud om te kunnen ontdekken of deze koffer wellicht van een Braziliaan was. Ik kon geen naam of telefoonnummer ontdekken. Ik wilde de stapel goedkope kleding terugleggen toen ik zag dat de koffer een dubbele bodem had. Een map trok mijn aandacht en ik kon het niet laten om deze te gaan lezen. Net had ik mij op het bed laten zakken toen een kogel langs mij heen vloog. Van schrik liet ik de map vallen, stopte de kleren automatisch terug in de koffer en sloot deze. Even later werd ruw op de deur geklopt. Een stel ongure kerels keken mij woedend aan. Een van hen wees naar de koffer, zuchtte gerustgesteld toen hij zag dat deze dicht was, griste hem van het bed en rende de trap af. Het leek mij geen goed idee om hier te blijven. Op mijn knieën zocht ik de map en wist dat ik geheime en zeer waardevolle informatie had. Gek, mijn vader had zich ook op deze nieuwe methode van Cold Fusion gestart. Bij de balie vertelde ik dat ik de verkeerde koffer had en dat ik naar het vliegveld moest. Het duurde even voordat de taxi kwam. In het vliegveld kopieerde ik de documenten, zond deze naar mijn vader en legde de originelen in een kluis. Bij de afdeling verloren bagage zag ik mijn koffer al staan. Een verveelde ambtenaar zat net aan de koffie. Langzaam slurpte hij deze en negeerde mij volkomen. Ik had er genoeg van, sprong over de balie, griste mijn koffer uit het rek en rende de aankomsthal uit. Het verwachte politiegefluit kwam niet. Mijn instinct om te overleven werkte nog. Ik gaf de taxichauffeur die kwam voorrijden een teken dat ik niet geïnteresseerd was. De man drong aan en ik wimpelde dit af met: ‘Iemand haalt mij op.’ ‘Dat ben ik,’ zei de man en ik voelde dat twee kerels mij in de auto wilden sleuren. Uit een ooghoek zag ik Alfonso. Hij had de situatie snel door en reed de kerels klem. ‘Gauw signor, stap in.’ We scheurden weg en werden prompt door de bende achtervolgd. Alfonso had alle aandacht voor het verkeer nodig, maar ondertussen vond ik het beter om hem summier in te lichten. ‘Ik had de verkeerde koffer.’ ‘Drugs?’ vroeg hij belangstellend. ‘Nee, papieren.’ Zijn aandacht was weer op de weg. Plotseling riep hij dat ik mij stevig moest vasthouden. Na na een bocht, reed hij een van de Favelos in. Ik keek achterom en zag dat de kerels het niet waagden om met hun dure Mercedes deze onveilige buurt in te gaan. Ik gaf Alfonso een biljet van $50, waarop hij zei dat we nu vrienden waren. Hij reed nog een stukje door, parkeerde zijn auto en toonde trots zijn schamele woning. Ik kon mij hier verbergen. De geuren die uit het vertrek opstegen deden mij weer aan de rimboe denken.
Ik had mij snel aangepast. Op de grond slapen deed mij niets, hoewel ik nu toch een stukje ouder was. De zoontjes van Alfonso beschouwden mij al gauw als een oom toen ze merkten dat ze niet met een verwende buitenlander te maken hadden. Ik kon hier rustig rondlopen en toen Alfonso mij een pistool aanbood, leek mij dat geen dom idee. Na een week liet ik mijn koffer en de meeste kleren achter. Alfonso gaf mij een rugzak en enkele oude kleren. Met een baard van een week zag ik er uit als een vagebond. Ik dacht dat het gevaar wel geweken zou zijn. Met een petje op was ik volledig onherkenbaar. Alfonso bracht mij naar het centrum van Rio. Ik zocht een internet café op en besloot contact op te nemen met mijn vader. Glunderend hoorde ik dat dit precies was waar hij op zoek naar was geweest. ‘Jongen dat je uitgerekend deze formules hebt gevonden. Dit zijn de aantekeningen van mijn Chinese vriend Chong Ching. Hij werd hierom vermoord.’ Ik schrok. ‘Je hebt je prima vermomd jongen. Wees voorzichtig, dat tuig deinst voor niets terug. Ik denk dat ik met deze formule over een maand klaar ben met het patent en dan is voor dat geboefte de lol er af.’ De verbinding werd plotseling afgebroken. Even dacht ik erover om weer contact te zoeken, maar ik had alles al verteld. Ik stak de straat over en bestelde een koffie in een cafeetje tegenover het internet gebeuren. Ze waren erg vlug. Drie kerels drongen het internetcafé in. Zo gewoon mogelijk stond ik op, legde enkele muntstukken op tafel en liep een winkelcentrum in. Ik kocht een andere pet, een zonnebril en een iets grotere rugzak. Op straat zag ik ze speurend kijken, maar ze herkenden mij niet. Impulsief liep ik een reisbureau in. Een helikoptertour over de Amazone met een verblijf van drie dagen in de jungle trok mijn aandacht. Ik voelde mij weer de kleine jongen die met Manuel op pad ging. Terwijl ik sterk aan hem dacht, voelde ik plotseling een soort antwoord van hem. Hij had mij geleerd hoe je gedachten door uiterste concentratie kon overbrengen, heel handig toen er nog geen mobieltjes waren. Veel kon je elkaar niet melden, maar het over seinen van emoties werkte goed. Ik merkte dat hij mijn onzekerheid had gevoeld. Ik bofte dat ik nog net met de vlucht van morgen mee kon.
Benieuwd voegde ik mij bij het reisgezelschap. Keurig geklede mensen, waarbij ik in het oude klofje van Manuel aardig afstak. Wacht maar straks, dacht ik toen ze mij een beetje minzaam opnamen. Al gauw zag ik bewondering in plaats van afgunst in hun ogen. Ik praatte een beetje met een leeftijdgenoot. ‘Zo, je hebt hier gewoond… ken je de jungle?’ Ik antwoordde dat ik hier geleerd had om te overleven en dat ik de taal van de bevolking sprak, tot en met het dialect van de Amazone indianen toe. Zijn vrouw vond dit uitstapje maar niets. Ze wilde absoluut in het basiskamp blijven. Ik haalde hierover mijn schouders op en na de reisleider overtuigd te hebben dat ik het best in mijn eentje zou redden, ging ik op weg. Om het half uur stopte ik en dacht sterk aan mijn makker Manuel. Ik begreep dat hij mij verwachtte. Voor tijd golden hier andere regels en ik wist zeker dat wij elkaar weer binnenkort zouden zien. Ik was ruim een uur onderweg, toen ik een andere helikopter zag aankomen. Ik dook weg onder het gebladerde en zag dat hier een stel kerels met geweren speurend boven het kamp cirkelden. Plotseling kreeg ik een boodschap van Manuel: gevaar. De reisleider had geen idee naar welke richting ik was vertrokken en dat gaf mij toch een veilig idee. Tenzij deze lui oerwoud ervaring hadden, zouden ze het niet redden ook al waren ze met 3 man. Mijn watervoorraad was bijna uitgeput en de nacht begon te vallen. Ik zocht twee bomen waartussen ik mijn hangmat en zeiltje zou kunnen spannen en plukte een aantal stengels om het water uit op te zuigen. Intussen was het helemaal donker geworden. Ik had de nodige bladeren op het zeiltje gelegd, want ik verwachtte dat ze met schijnwerpers de omgeving wilden afzoeken. Inderdaad was mijn veronderstelling juist geweest. Vinden zouden ze mij niet. Ik kroop in mijn hangmat en sloot mijn ogen. De volgende ochtend ontving ik weer een bericht van Manuel. Vaag hoorde ik de roep van een vogel die hier absoluut niet voorkomt. Snel beantwoordde ik deze. Na drie kwartier zag ik enkele lianen bewegen en daar stond Manuel. We omhelsden elkaar. Hij zei niets en wees dat we stil moesten zijn. Na een uur lopen zag ik het bootje. We voeren de Amazone af tot aan een plek die ik mij als kind nog herinnerde. ‘Goeie ouwe Manuel, wat heeft het leven jou gebracht?’ We spraken over onze dromen en wensen. ‘Je moet zo snel mogelijk het land uit. Natuurlijk kun je hier zo lang blijven als je wilt. Die lui zijn gewetenloos.’ Ik knikte. Om hier een paar weken te blijven trok mij wel, maar het betekende een inbreuk op zijn leven. Snel wuifde Manuel dit weg met: Voor een broer is altijd plaats.
Nu zit ik bij mijn ouders en beschrijf mijn wonderbaarlijke ontsnapping. Mijn vader heeft het patent gekregen. Op mijn aanraden kan de energie waarbij geen gevaarlijke stoffen vrijkomen, heel goed gebruikt worden in derdewereldlanden. Voor mensen zoals Manuel zou het een hele omschakeling worden, maar toen ik hem kon uitleggen waarover het ging, zag hij het wel zitten. Ik zou het project in Brazilië gaan leiden. Nadat mijn vader al zijn relaties had aangeboord, zorgde Interpol ervoor dat het geboefte werd gevangen. Max en Paul hingen meteen na het verschijnen van het krantenartikel over het opstarten van een Cold Fusion centrale aan de telefoon. Ze feliciteerden mij, waarbij Paul vroeg: ‘Kerel, hoe heb je dat voor elkaar gekregen, die Cold Fusion, de hele wereld is daarnaar op zoek en jij…’ ‘Paul, dit zou ik nooit hebben gevonden wanneer jij mij niet de laan had uitgestuurd,’ antwoordde ik waarbij ik een ondertoon van leedvermaak niet kon verbergen.
|