Homepage  Stroomarchief  Verhalentop2003  Barbara Joy  Beoordeling BSN

Over kruiend ijs - Barbara Joy

'Ik wil met jou mee, mama!'
Haar kreet eindigt in een snik. Ze strekt haar armen uit en kijkt me verward aan.
Onwennig sla ik mijn armen om haar heen en wieg haar alsof ze een kind is. Haar ruggenwervels voelen als zandribbels bij eb. Ik ga door met strelen tot het tengere lichaam zich ontspant. Fijne, grijze haren kriebelen in m'n gezicht. Ik strijk ze naar achteren en probeer niet te denken dat ze nodig gewassen moeten worden.
Ze zit op de rand van het hoge ziekenhuis-bed. Als ik haar achterover wil leggen, klemt ze haar benen om me heen. Ik maak ze los en duw haar van me af. Ruwer dan de bedoeling was.
'Nee, nee hou me vast. Ik ben bang.'
'Waar ben je zo bang voor?'
Ze kijkt me aan alsof ze het zelf ook niet weet.
'Rustig maar, het komt wel goed.'
In mijn verwrongen stem is de leugen hoorbaar. Haar plotselinge angst veront-rust me. Zou ze beseffen dat die ziekte bezit van haar heeft genomen? Als een nachtelijke dief was hij naar binnen geslopen om haar herinneringen te stelen en de werkelijkheid te vervormen tot een droomwereld. Dromen die ondanks de medicijnen elk moment konden omslaan in een nachtmerrie. Hoe lang moet dit nog duren? Kon ik haar maar helpen. Was ik maar niet zo moe en voor even weer dat overmoedige, blije kind dat met blote voetjes over het natte zand rent de grote zee tegemoet. Dwars door de tastende schuimarmen de hoge, koude golven in die me omsluiten en willen meesleuren. Een opwindend gevecht waarvan de goede afloop vaststond. Daar zorgde papa wel voor. Ik moet nog geen zeven geweest zijn, want op m'n verjaardag was hij al met z'n auto tegen die boom gereden om nooit meer wakker te worden. De warmte stuwt naar m'n hoofd. Opnieuw is het of ik ingesloten word door donkere muren, nu ik eraan denk wat ik die buurvrouwen daags na het ongeluk hoorde zeggen. Woorden die ik lange tijd het zwijgen kon opleggen, maar nu door m'n ziel schreeuwen. 'Het is z'n eigen schuld. Hij was weer eens bezopen toen hij die vrouw op die fiets aanreed. Dat arme mens had ook wel dood kunnen zijn.'
Ze hadden niet in de gaten dat ik met opgetrokken benen achter de heg zat en schrokken toen ze me hoorden gillen. Ik was nog nooit zo boos geweest. Het kon niet waar zijn. Daar was hij veel te lief voor. Voordat ik ging slapen las hij me altijd verhaaltjes voor over dieren in een sprookjesbos. 'Ik heb dorst.' Ik schrik en kijk in het vertrouwde, dwingende gezicht. Op haar nachtkastje staat een glas. Ze zou er makkelijk bij kunnen. Als ik het aangeef, pakt ze het met beide handen aan. Ze drinkt een paar slokjes en geeft het terug. Uit het buigrietje druppelt appelsap op haar gebloemde nachtpon.
Marije denk ik, Marije lust geen appelsap. Ook al niet toen ze nog geen cola mocht. Ik schud de kussens op en help haar om rechtop te zitten. Een blije gedachte verdrijft voor even het beklemmende gevoel dat de laatste tijd bij me schijnt te horen. Marije met haar lange veulenbenen waarmee ze door het leven dartelt. Zij was altijd al een makkelijk kind. En sterk. Veel sterker dan ik ooit was. Dat bleek wel toen Roel ons verliet. De zucht komt van diep. Ik moet niet vergeten om Marije ook zoveel mogelijk aandacht te geven. Aarzelend wordt een hand op mijn arm gelegd.
'Een zucht verlucht,' zegt ze wijs.
Ze neemt me fronsend op en een kort moment krijg ik het vreemde idee dat ze bezorgd is om mij. Haar benige hand die ik zelden ontspannen gezien heb, voelt koud aan en ruw. Ik verschuil me achter een glimlach.
'Zal ik je insmeren met crème?'
Haar ogen lichten op. Even lijkt het of ze iets wil zeggen, iets belangrijks, maar dan is het weer weg.
Ik pak het potje bodycrème en begin met haar handen en armen. Dan haar voeten en benen. Haar huid hangt om haar heen en is zo dun dat ik de adertjes zie lopen. Het is niet te hopen dat ik er later ook zo uit ga zien. Voorzichtig ga ik over het rode litteken dat over haar bovenbeen loopt.
Ze volgt mijn bewegingen aandachtig. Met haar wijsvinger telt ze de rode puntjes van de hechtingen.
'Zestien,' roept ze.
'Goed zo. Het is mooi genezen hè?'
'Ja, ik kan mijn voet ook al bewegen, kijk maar.
Ik kijk hoe ze haar voet draait en haar tenen optrekt. Het gaat inderdaad een stuk beter. Om die botbreuk hoeft ze hier niet te blijven. Toch kan ze niet meer naar huis. De schok van de aanrijding was teveel voor haar. De confrontatie met de weggestopte emoties hebben het aftakelingsproces in een stroomversnelling gebracht. Ik schrok er ook van. Besefte ineens hoe kwetsbaar ze is. 'Zonder te kijken stak ze ineens de weg over,' zei de taxichauffeur. Nee, het was zijn schuld niet. Hij kon er niets aan doen. Hij niet.
Niet aan denken nu, gewoon doorgaan. Dat houdt het onaangename gevoel op afstand.
Haar buik is aan de beurt. Ik wil beginnen, maar kan het niet. Als ze haar onderbroek wat naar beneden trekt, dwing ik mezelf om verder te gaan. Het is te lang geleden, denk ik. Met Roel was intimiteit zo vanzelfsprekend. Ik vond het heerlijk om zijn warme huid in te smeren met massageolie. Zijn strelingen waren ook altijd veilig en opwindend.
Ik moet babyzalf voor haar kopen. Die geur zal het me makkelijker maken.
'Binnenkort mag je naar de Zonneheuvel. Dan krijg je een mooie eigen kamer met t.v. Ze zijn daar heel lief voor je en gaan vast wel eens met je wandelen. Ze doen daar ook spelletjes, hoorde ik. En je mag kiezen wat je wilt eten.' Ze kijkt me niet-begrijpend aan. Ik ratel door omdat ik niets beter weet te doen. 'En dan kom ik je elke dag opzoeken. En Marije natuurlijk ook. Als ze tijd heeft. Die zal zeker af en toe met je willen dammen. Dat vind je toch zo leuk? Je weet wel dammen met die witte en zwarte schijven. En misschien neem ik…'
Ze luistert niet meer en staart naar buiten. Wat zou er toch in haar hoofd omgaan? Als ik haar toedek zie ik tranen. Langzaam glijden ze naar haar kin om daar te blijven hangen. Ze schijnt het niet te merken.
Behoedzaam veeg ik ze af. 'Huil maar, dat is lekker. En het lucht op.'
'Jij bent verdrietig hè?'
'Nee hoor,' zeg ik alsof ik het zelf geloof.
Ik wou maar dat ik kon huilen. Vroeger mocht ik het niet van haar, nu kan ik het niet meer. 'Bewaar je tranen maar voor later,' zei ze. Ik was zo anders dan zij dat ik haar wel moest teleurstellen. Hoe vaak heb ik niet geprobeerd die kloof te overbruggen? Te zijn zoals zij wilde? Ik hield van lezen, dieren en muziek, net als papa. Allemaal luxe, noemde ze dat. Waar het om draaide, waren je plichten. Wat had ik graag een eigen huisdier gehad, maar het enige waar zij na lang zeuren mee thuiskwam, was een stomme, koude goudvis. Die kon je niet aaien. Maar zij begreep dat niet. Ik kan me ook niet herinneren dat ze ooit gezegd heeft dat ze van me hield of trots op me was. Dat deed je niet zomaar. Alles moest een reden hebben. 'Het verzorgen van iets dat afhankelijk van je is, zal je leren om verantwoordelijkheid te dragen,' verkondigde ze toen ze die vissenkom met een triomfantelijke blik op mijn bureautje zette. Ik heb hem door de wc gespoeld en me er niets van aangetrokken dat hij eerst nog een tijdje spartelde.
Jaren heb ik geprobeerd het ijs te breken, maar het enige wat ik bereikte, was dat de schotsen zich kruiend tussen ons ophoopten tot een dikke ijswal waarachter gevoelens onaangeroerd bleven en verstilden tot nieuw ijs. Jaren waarin ik zocht naar begrip zodat ik zou kunnen vergeven, maar vragen geen antwoord kregen omdat ik ze niet meer durfde te stellen.
Pas nu, na die aanrijding waarbij ik onder ogen durfde te zien wat die buurvrouwen zeiden over papa, heb ik begrepen dat ze het niet makkelijk heeft gehad. Maar nu is het te laat. Misschien is het nu tijd voor mijn tranen. Ik voel ze tenminste opeens akelig branden.
Met gestrekte rug loop ik naar de afdelingskeuken om een mesje en een schoteltje dat ik niet kan vinden. Er hangt wel een rol keukenpapier. Ik snuit mijn neus en neem een nieuw vel mee naar de kamer. Geconcentreerd verdeel ik een banaan in mooie, gelijke plakjes. Dan stop ik een stukje in haar mond.
Ze kijkt me verrast aan.
'Lekker mama,' zegt ze tussen de hapjes door.
'Je bent lief. Heel lief. Daarom hou ik ook zoveel van je.'
Haar glimlach raakt me dieper dan haar woorden. De nevels die al jaren om me heen hangen drijven weg en vanuit mijn borst verspreidt een aangename warmte zich tot in mijn vingertoppen, een heerlijke, nieuwe warmte die gek genoeg eindigt in kippenvel. Teveel om voor mezelf alleen te houden.
Ik neem haar hoofd tussen m'n handen en kus haar voorzichtig op haar voorhoofd en wangen. 'Ik hou ook van jou.'
Ze straalt met heel haar wezen. De sporen van verdriet en zorgen zijn van haar gezicht verdwenen. Ik sla ik mijn armen om haar heen en houd haar stevig vast.

Over kruiend ijs © Barbara Joy

Homepage  Stroomarchief  Verhalentop2003  Barbara Joy  Beoordeling BSN