‘Henk, kom eens naar voren jongen. Je weet natuurlijk donders goed, waarom we hier allemaal zijn. Veertig jaar vissen, veertig jaar lid van ‘Aan ’t lijntje’. We hebben de koppen bij elkaar gestoken en gemeend dat je zoiets niet ongemerkt voorbij kunt laten gaan.’ Het zaaltje is volgepakt met meer dan tweehonderd mensen. Enorm veel voor een jubileum bij een visclub. Het vermoeden is dan ook gerechtvaardigd dat een groot deel van de aanwezigen afgekomen is op het afschuwelijke bericht dat sinds gisteren de ronde doet. Over Henk. “Want beste mensen,” gaat Karel verder, ‘Henk is niet zo maar een lid. Henk heeft zich vooral deze laatste jaren met z’n hele ziel en zaligheid voor ’t vissen gegeven. Zonder Henk zou onze vereniging het waarschijnlijk helemaal niet hebben gered. Het is nog maar vijf jaar geleden dat we zes leden over hadden. Dat we hier gezessen bij elkaar hebben gezeten en dat iemand voorstelde de club, onze club, op te heffen. Kunt u het zich voorstellen? En dat Henk toen was opgestaan en het woord had genomen. Henk die bijna nooit wat zei. Hoe hij in een gloedvol betoog had gevraagd om de club nog één jaar voort te zetten. Dat-ie een plan had en dat-ie hun hulp nodig had. Eén jaar.” Henk stond uiterlijk onbewogen naast Karel. Bijna alsof hij stond te vissen. Zeventien was hij, toen hij lid werd van de club. Zijn vader en oom en ook zijn broer Theo waren al lid. De van Wensvenen visten. Dat was nou eenmaal zo. Als je een jaar of tien was, bouwde je zelf je hengel en daarmee werd je volwassen.
Henk was nooit getrouwd. De mogelijkheid van enigerlei vorm van een relatie is altijd te verwaarlozen geweest. Hij sprak zelden met vrouwen. Niet op zijn werk, niet op de visclub. ’s Winters verruilde hij zijn hengel voor speelkaarten. Op de kaartavonden ontmoette hij wel vrouwen, maar Henk sprak nooit met ze. Waarover moest je het met ze hebben, toch?
Met het opheffen van de visclub dreigden ze zijn leven op te heffen, zo had Henk begrepen. Vechten moest hij, terugvechten. Hij had aandachtig bekeken wat kinderen van tegenwoordig leuk vinden. Want, zo had hij bedacht, als hij de club wilde redden, dan moest hij de jeugd aan het vissen krijgen. Hij had twee dingen ontdekt die ze allemaal prachtig vonden. Lawaaimuziek en Nintendo. En hij wist wat ze niet leuk vonden aan vissen: het duurde te lang. Beet hebben is leuk, maar het wachten erop duurt te lang. Als hij dat alles zou kunnen combineren dan was het probleem opgelost.. Visclub ‘Aan ’t lijntje’ deelde het clubhuis met een duikvereniging. Beide verenigingen maakten gebruik van de vijver. Omdat de duikers in de vijver geen ander doel hadden dan de beginselen van het duiken aan te leren, was Henk eens met ze gaan praten. Ze waren het snel eens geworden en Henk was aan de slag gegaan. Hij had speciale hengels gemaakt, hij had luidsprekers aangelegd, hij was speelgoedwinkels afgestruind en hij had speciale maskers voor de duikers laten maken. Het had zijn spaargeld flink aangetast, maar het geld was goed besteed. Toen had hij een schoolklas uitgenodigd om proef te draaien. Ze hadden allemaal zo’n speciale hengel gekregen en waren aan de waterkant gaan zitten. En vissen was geen wachten meer. De duikers kwamen regelmatig boven water met hun speciale vissenmaskers. De kinderen moesten raden welke vis het was. Dan dook er een karper op, dan weer een brasem, vaker een rietvoorn en een enkele keer een zeelt.. En de kinderen hadden vaak beet, omdat de duikers speelgoed aan hun hengels bevestigden; meestal kleinigheidjes, maar een keer zelfs een Nintendo. Uit de luidsprekers schalde ‘Salt and Pepper’. En ze vonden het ‘cool’. Ze waren allemaal lid geworden en brachten de volgende keer hun vriendjes en vriendinnetjes mee. Het idee sloeg aan en de vereniging groeide en bloeide. En Henk werd op zijn schouders geslagen door de leden van het eerste uur en was een held. Maar gelukkig was hij niet, omdat hij zag hoe onecht het was. Het had niets te maken met de brasem, de karper of de zeelt. Het beroerde was dat het nergens wat mee te maken had. Hoewel de vereniging groter was dan ooit, was Henk zijn thuis kwijt.
En toen was Anneke gekomen. Anneke die zich echt voor vissen leek te interesseren. Ze luisterde naar wat hij vertelde. Over de karper, hoe die door de Romeinen naar Europa is gehaald. De karper, die vroeger bij de van Wensvenen veelvuldig op tafel kwam. Vis kwam vroeger überhaupt veelvuldiger op tafel. Hij vertelde hoe zijn moeder als ze een zootje zoetwatervis had weten te bemachtigen ‘matelote’ klaarmaakte voor de hele straat en wat een feest het dan was. Hij vertelde Anneke hoe je het klaarmaakte spek en uitjes fruiten in boter. Vis schoon maken, in moten snijden en in de pan doen met wat peterselie, tijm en laurier. Even braden op hoog vuur. Scheutje brandewijn toevoegen en laten koken. Een fles rode bourgogne erbij, weer aan de kook brengen en de vis een minuut of twee koken, niet te zacht laten worden. Vis eruit scheppen, saus afmaken met champignons en binden met boter en bloem. Vis warm laten worden in de saus en serveren. De karper wordt nu alleen nog gefokt voor sportvissers. Hij vertelde haar over brasems, rietvoorns en over hengels. En hij vertelde haar over zeelt, zijn lievelingsvis. Hij vertelde haar meer over vissen, dan hij in zijn hele leven had gedaan. Anneke was twaalf. Ze leerde van hem vissen en hij leerde van haar zijn hart te delen. Henk leefde op en was gelukkiger dan ooit. Ze kwam elke dag en elke dag werd er gevist of over vissen gesproken.
Op een dag stelde hij voor samen op zeelt of zoals Henk het noemde ‘Tinca Tinca’ te gaan vissen. Anneke wilde graag. Over een week zouden ze ’s avonds gaan. Anneke vertelde thuis niets, omdat ze bang was dat ze niet zou mogen. Zeelt komt vooral voor in vaarten die dicht zijn begroeid met waterplanten. Samen bouwden ze een hengel. Omdat de zeelt nogal een vechtjas is, heb je een wat dikkere lijn nodig. Je moet de zeelt met je hengel kunnen dwingen om te doen wat jij wilt anders verspeel je hem.
Henk zocht de avond ervoor naar larven van haften en van de glazenwasser; die middag zocht hij een geschikte plek uit en ontdeed met een sloothekkel een paar vierkante met bodem van waterplanten. Als de duisternis invalt zal de zeelt op deze aasgrond komen snuffelen naar overgebleven slakken en larven. Het was een goede plek en hij wist zeker dat ze een zeelt zouden verschalken. Toen hij Anneke zag was hij lichtjes opgewonden. Op zeelt vissen veroorzaakte altijd een prettige spanning bij hem. En nu hij die emotie met iemand ging delen, iets waar hij zeker niet bedreven in was, voelde hij zich licht in het hoofd. Toen het begon te schemeren slopen ze naar zijn voorbereide stek. “De zeelt is een gevoelige vis en je moet je stek naderen alsof je op blote voeten door een brandnetelveld loopt” fluisterde hij in haar oor. Ze hielden elkaars arm vast. Toen ze de juiste plek hadden gevonden, liet hij Anneke de hengel werpen, ze kropen dicht tegen elkaar aan en wachtten af. Ze spraken niet. Toen zag hij het: luchtbelletjes! De aanwezigheid van zeelt is te zien aan grote plakkaten fijne luchtbelletjes, heel anders dan van brasem of karper. Het lijkt een beetje op de belletjes van paling. Hij verstijfde een beetje en voelde een enorme gloed door zijn lichaam trekken. Zachtjes stootte hij Anneke aan. De aanbeet van de zeelt is vaak zeer aarzelend en traag. Hun dobber wipte wat op en neer. Nu voelde hij ook de opwinding zich van haar meester maken. De dobber draaide in een klein cirkeltje rond. Hun beider lichamen spanden zich. Hij keek Anneke aan en zag een felle glinstering in haar ogen. De dobber werd lichtjes scheef getrokken. Henk sloeg zijn arm om Anneke heen en voelde zijn lichaam zinderen. De dobber tipte nog een keer en ging toen helemaal plat liggen. “Tinca Tinca” gromde hij. Anneke greep de hengel steviger vast: daardoor voelde hij haar lichaam tegen het zijne. De dobber zakte naar de diepte. Op dit moment voelde hij een erectie opkomen. De zeelt hapte toe. Henk kreeg een waas voor zijn ogen en snakte naar adem. Hij liet de hengel los. Het lichaam van Anneke dat hij tegen zich aanvoelde en de flirt van de zeelt; twee heftige emoties die hij doormaakte in het bijzijn van een ander mens. De werkelijkheid vervormde en alles werd zwart. Hij kwam bij door de stem van Anneke: “Hij is ontsnapt!” Ze zaten nog steeds dicht tegen elkaar aan; hij wist niet wat zij had gemerkt. Hij schoof van haar weg en stamelde: “Jammer”. Anneke vroeg niets en noemde niets. Hij zei dat het lang zou duren, voordat een volgende zeelt het aas zou nemen. Zwijgend liepen ze naar huis.
Dit was een week geleden en nu stond hij hier op het podium. Hij had sindsdien Anneke niet meer gezien. De hele week hadden de emoties door zijn bloed gekolkt. Hij had zich vreselijk schuldig gevoeld, hoewel hij niet kon zeggen waaraan. Hij wist niet eens of ze wel iets had gemerkt. Hij hoorde de stem van Karel naast hem, die zijn reilen en zeilen op de club neerzette. Plotseling werd er iets uit het publiek naar hem toe geworpen. Het miste hem en hij had geen idee wat het was. Er werd geroepen uit de zaal en weer werd er iets gegooid. Het raakte zijn schouder en viel voor zijn voeten neer. Het was wijting en het stonk. Nu hoorde hij ook het geroep uit de zaal. Hij hoorde duidelijk de woorden “viezerik” en “kinderverkrachter”. De stem naast hem hield op; Henk kreeg het koud. Zijn ogen gleden door de zaal, zonder iets te zien, zijn oren luisterden naar een klank zonder iets te horen. Een van wensveen kon staan en zich afsluiten. Iedere visser kan dat. Maar toch wilde hij zich niet afsluiten. Hij zocht. Anneke zat achteraan: zijn ogen vonden haar. Ze keek strak terug. Even had hij het idee dat er een lachje om haar mond speelde. Hij wankelde van het podium en verliet het zaaltje langs de achterdeur.
Twee dagen later werd hij gevonden. Hij had een duikersmasker van de zeelt op waar hij met grote letters Tinca Tinca op had geschreven. Door dat masker had hij de stofzuigerslang geleid die hij aangesloten had op de uitlaat van een stationair-draaiende auto. Er werd geen politieonderzoek ingesteld. De zelfmoord sprak voor zichzelf. Toch is het jammer dat er niets werd onderzocht, omdat twee jaar geleden een hartstochtelijke postzegelverzamelaar zelfmoord had gepleegd. Ook deze man had Anneke gekend.
|