Homepage  Stroomarchief  Verhalentop 2002  Beoordeling BSN

Elk jaar wordt uit de bijdragen voor de schriftelijke Woordenstroom een verhalentopzoveel samengesteld. 6 hoog geëindigde verhalen worden door Bureau Script Noordwijk beoordeeld. Hieronder de beoordelingen van 2002.

Bureau Script Noordwijk                 Uitgeverij Bellevue

Noordwijk, 20 december ’02


Beste schrijvers van Woordenstroom,
 

Ook dit jaar was het lezen van uw topzoveel-verhalen geen barre klus. Geconcentreerd en suggestief proza hebt u aan mij voorgelegd, met hoofdpersonen die meestal goed in het centrum van de conflicten staan. Wat me deze keer wel opviel was dat de auteurs zo geweldig hun best hebben gedaan om het voor fictie verplichte conflict ‘heftig’ te maken, dat de plot een tikkeltje geforceerd aandoet. Zo’n oordeel is heel persoonljk; het is mogelijk dat de Woordenstroombeoordelaars die deze selectie hebben gemaakt, er niks geforceerds in zien en in verteltechnische zin is er weinig of niets op aan te merken.
Tot zover de algemene beschouwingen en dan nu naar de verhalen afzonderlijk.


Een Oosters stukje - Barbara Joy (2)
Een reisverslag dat onverbloemd autobiografisch is: de ik-persoon is Barbara Joy. Het genre is riskant, weet elke redacteur uit ervaring. De auteur roept boven het toetsenbord de eigen ervaringen weer op en dan gaat er vaak van alles mis: er wordt van alles meegedeeld wat voor de lezer geen enkele relevantie krijgt (‘het is nou eenmaal zo gebeurd’) en er zit geen ontwikkeling in de reeks gebeurtenissen.
Barbara Joy blijkt dat allemaal, bewust of intuïtief, heel goed door te hebben, want Een oosters stukje is een perfect reisverhaal, op het niveau van de artikelen die in een chique blad als Grande staan. De lezer van dit proza ervaart de reis en dat is wat men met een dergelijke tekst wil bereiken. De schrijfster slaagt hierin door de reizigers een concreet doel te geven: er moet dorpje worden opgespoord. Bovendien zijn de notities van de reizigster plezierig persoonlijk (Mij best. Als ik met mijn manier van leven de overkant ook maar haal) en niet alleen maar ‘particulier’; ze heeft het niet over zaken die uitsluitend op haar zelf of het gezelschap betrekking hebben en die dus voor de lezer niets oproepen. Goede observaties, zowel van de personen als van de toestanden, waardoor de ‘toestanden’ mooi invoelbaar zijn: de hitte, de apathie die de angst voor slangen begint te overheersen.


Weinig woorden - Anita Lodewijks (verhaal niet beschikbaar)
Het grootste gedeelte van dit verhaal gaat over de situatie dat Benny bij het dove meisje Lotte op het strand zit en toenadering zoekt. De personale verteller verplaatst zich echt in hem, zodat de lezers dat ook doen: we zien Lotte, we zien wat ze doet, en we beraden ons met Benny op de juiste strategie. Veel suggestie, veel spanning en een zeer goede titel, die nog veel oproept als de lezer de laatste zin heeft verwerkt.
De intensiteit van het slot is er nog niet in het begin, omdat de verteller daar afstandelijker is; hij heeft het daar meer over Benny (Als kind dobberde hij graag op de golven; De eerste maanden dat hij bij hen woonde, bemoederden de zusjes hem alsof hij hun kleine broertje was. Benny mocht de zusjes wel). De reden daarvoor is duidelijk: er moet nogal wat achtergrondinformatie over het ventje doorgegeven worden: boerderij, opa, drankzuchtige en gemakzuchtige moeder, de spin in plaats van een vlinder, en dat gebeurt buiten de handeling om. De schrijfster wil meer kwijt over Benny dan past in de interactie tussen hem en Lotte; in feite wordt de inhoud van een novelle in een paar bladzijden geperst. De gang naar het strand en de scène die zich daar afspeelt, moet daartoe een paar keer worden onderbroken en niet alleen met een goede, scènische flash-back (Benny op Lotte’s kamer), maar ook met zinnen waarin de lezer moet worden bijgepraat. Vaak gebeurt dat niet en voor veel lezers zal het niet storend zijn. Het is de vraag hoeveel interessanter het personage Benny wordt nu we over die informatie beschikken; het enige wat echt van belang is, is dat hij mentaal de overgang maakt van ‘spin’ (moeder) naar ‘vlinder’ (Lotte). Hoe goed Anita Lodewijks dat aangevoeld heeft, blijkt wel uit de eerste zin van Weinig woorden.


Netwerken naar hogere kringen - Dirk Keijzer (verhaal niet beschikbaar)
Dirk Keijzer laat een ‘vertellende ik’ aan het woord, die in het begin mededelingen doet over het kweken van tomaten. De ik-figuur stelt zichzelf voor als landbouwkundig ingenieur met en duidelijk standpunt: met toepassing van genetische manipulatie zou alles veel beter gaan , maar ‘de angsthazen hebben gewonnen’. Van een verhaal is op de eerste bladzijde geen sprake, het enige fictie-element zit in de eerste zinnen over de vader die een goeie tomatenkweker was. In de passages die volgen wordt het onderwerp ‘gm’ besproken op de manier waarop dat in discussies en de krant gebeurt. Voordat de vertellende ik een belevende ik wordt, iemand die in een concrete situatie tegenover andere personages staat, is de moraal van het verhaal al opgediend: emotionele doemdenkers blokkeren weer eens een mooie technologische doorbraak. Als we de boodschap verwerkt hebben, begint het verhaal pas echt: de ik-figuur bevindt zich nu in een park waar hij zijn tegenspelers ontmoet. Veel tegenstand bieden die niet: alle komische confrontaties met de paus en met Senior onderstrepen het gelijk van de moedeloze ingenieur. De pauselijke overwegingen zijn best vermakelijk, maar van echte interactie met de hoofdpersoon is geen sprake, domweg omdat die hoofdpersoon in het park alleen de rol van luisteraar speelt, een luisteraar in een comfortabele positie: ook God is van mening dat de mensheid eindelijk eens serieus met de technische mogelijkheden aan de slag moet om aan het gekwakkel van eeuwen een eind te maken. Doordat hij van niemand op zijn donder krijgt, komt de hoofdpersoon zelf niet uit de verf.
Er zit wel degelijk een verhaal in dit gegeven, maar een introductie waarin het grote gelijk alvast wordt binnengehaald, kan dan het best verdwijnen. Onze narrige ingenieur loopt meteen in het park, en komt daar gesprekspartners tegen die hem tegenspel bieden, het liefst met idiote redeneringen, zodat indirect duidelijk wordt wat de moraal van de vertelling is. Als die gekken iets minder nadrukkelijk gek zijn (Napoleon komt in veel moppen over gekken voor), wordt de constructie van de schrijver ook niet zo sterk belicht. Met Napoleon wordt het signaal gegeven ‘dit is maar een geintje’ en daarmee wordt de satire in feite ontkracht, ook voor lezers die (zoals ik) het met de strekking van de schrijver geheel eens zijn.


Een goed gesprek - Ellen Damen
De ik-persoon wordt gestoord door een tenger wijfje met een priemende blik en een mummelmond, die aan het hannesen is met een gammele boodschappentas. Hiermee is de toon gezet: er komt iets heel onaangenaams in ons blikveld schuiven. In de dialoog die volgt wordt dat per zin bevestigd: een dom kletswijf dat niets zinnigs te verteller heeft en dat geen seconde luistert. Dat levert wel degelijk een mooie confrontatie op, doordat de geplaagde ‘ik’ op verschillende manieren probeert door het bastion van hardhorende onnozelheid door te dringen, pogingen die geordend zijn in een goede climax, zodat het duel nog spannend wordt ook. De lezer komt zelf op die bank te zitten en krijgt ontzettend de kriebels van het mens, terwijl er ook nog veel te lachen valt.
De tekst heeft het karakter van een bepaald soort cabaret: dat van de aangever, die als verstandig mens ons allemaal vertegenwoordigt, en dat van de domme clown (Johny Kraaykamp, André van Duin), die voor de verrassing en dus voor de lach moet zorgen. Thematisch is zo’n confrontatie een beetje schraal: vanaf het begin wordt de norm (redelijkheid) gezet tegenover luidruchtige stupiditeit, waarbij de lezer niet de ruimte krijgt om partij te kiezen. Het mens met haar ‘naar lucht happende vissebekje’, dat maar blijft volharden in haar ‘drenzende woordenstroom’, is een wezen waaraan wij allen een bloedhekel moeten krijgen. De tragiek, die er in de verhalen van Carmiggelt bijna altijd wel is, krijgt zo geen kans. Het mummelwijfje is niet tragisch , maar alleen verschrikkelijk. De auteur heeft toch haar verhaal een dramatische lading willen geven, door de ik-figuur op te zadelen met een ernstig zieke dochter die even geen contact wil en een vent (Frans) die het helemaal laat afweten. Dat zou heel goed kunnen als dit een fragment was van een grote verhaal, waarin de ontmoeting met mevrouw Kakel een incident was; het isolement van de ik-figuur op dat moment komt er dan indringend uit. Nu deze bankzitting het complete verhaal is, is de harde tegenstelling tussen een tragische ik en de Domheid zelve niet zo effectief: het enige effect van de zinnetjes over ‘Susan’ is dat de stupiditeit van de tegenspeelster nog verschrikkelijker wordt. En ze was al zo erg.


Los zand - Barbara Joy (3)
Hoofdwet van de ik-vertelling: zet de ik-figuur in het centrum van de conflicten. En: zorg voor intensieve interactie met de tegenspelers. Laat in die interactie blijken wat er aan de hand is, en leg dat niet uit in lange mijmerpassages buiten de handeling om.
Intuïtie of bewust inzicht: ook dit heeft schrijfster Joy helemaal begrepen. Op ‘fouten’ is ze dus niet te betrappen, maar er is meer. In een paar bladzijden wordt een verhaal verteld met de inhoud van een complete novelle en wie dat kan beschikt niet alleen over een grote schrijfvaardigheid maar ook over een formidabel talent.
De ik-figuur groeit uit tot een echte persoonlijkheid, zonder dat ze zich verliest in tobberige beschouwingen over haar huwelijk en haar eigen verleden. Het drama speelt zich intens in haar af, omdat zij de bruggen probeert te slaan tussen de dwalende Fred en de beide kinderen. Dat is in het begin zo en dat is in de slotregels nog steeds het geval. Het ontroerende is dat haar dat niet zo goed lukt: Jolien wil ook van haar geen gezeur aan d’r kop en ze moet Joris, die er niet als een mietje wil uitzien, meesleuren om hem voor een catastrofale ontdekking te behoeden. De motieven (sexualiteit, de verwijdering tussen de ouders, de relaties met de kinderen) worden zo indrukwekkend afgerond. 
Op deze bladzijden wordt getoond hoe een wereld instort, zonder één zin met gezeur of gejammer. Er wordt dus bovendien getoond hoe suggestief goed proza kan zijn.
De enige kritiek die ik kan bedenken is heel persoonlijk en dus verre van objectief: de aard van de ontdekking (Fred met een ingezeepte heer onder de douche) heeft naar mijn gevoel iets van een ‘constructie’ waarmee een dramatische lading moet worden aangebracht. In de aanloop tot de ontdekking speelt Freds erotische gerichtheid geen rol en als plotwending is dat niet alleen ‘heftig’ maar ook niet helemaal geloofwaardig. Anders gezegd: is het niet vreemd dat de vrouw nooit iets in het gedrag van haar man is opgevallen?


Verborgen kerstagenda´s - Peter Overduin (2)
Een heel bijzonder kerstsprookje. Zo’n opzet biedt het voordeel dat een opzichtige constructie (de wonderbril) toegestaan is binnen de verhaalconventie; een lezer met een beetje fantasie wil best geloven in de krachten van de bril. Mits de auteur zijn personages geloofwaardig laat reageren op wat de bril aanricht en naar mijn oordeel is Overduin daar goed in geslaagd. Het verhaal krijgt bovendien een sterke structuur door de climax van de ontmoetingen: bril doorziet Hanna (die krijgt nauwelijks de kans om te reageren), bril doorziet de ‘familieman’ (die dreigt agressief te worden) en dan is daar Diana, die uitgebreid partij geeft. Erg mooi is ook de afwikkeling van alle motieven, als Diana de bril kapot trapt en daarmee de open agenda’s in bespreking brengt. De held zal zich nu zonder protheses moeten redden.
In het begin is die held als personage wel erg ‘flat’: hij sjokt door een snerpende koude op zoek naar het ultieme kerstcadeau, voor wie dan ook. Hier is de constructie niet zo geloofwaardig; niemand klept winkels af op zoek naar zo maar een geschenk. Zeker niet in sprookjes! De protagonist is daarin altijd op zoek naar iets concreets, een schat, een jonkvrouw of een goede bril, en dus niet naar ‘ultieme geschenken’. Ik denk dat dit verhaal sterker wordt als de schrijver Ray met een duidelijker doel de straat op stuurt; zijn hele situatie is dan minder vaag. Interpretaties van sprookjesachtige verhalen mogen abstract zijn, het streven van de verhaalhelden zelf is dat nu juist niet.


Geheel objectieve beoordelingen zijn er natuurlijk niet in het literaire bedrijf en ik laat alle schijn van onpartijdigheid varen met de bekentenis dat voor mij Barbara Joy de winnaar is van Woordenstroom Literatuur Prijs 2002. Daar heeft Barbara niets aan, want ze wordt niet uitgenodigd bij Barend & Van Dorp. De andere literatoren zullen zich er dus niets van aantrekken en zo hoort het ook.
Schrijvers! Bureau Script Noordwijk hoopt dat in 2003 het vonkje van de inspiratie af en toe tot een verzengend vuur mag uitgroeien, geheel in geestelijke zin natuurlijk.

Hans ter Mors

Elk jaar wordt uit de bijdragen voor de schriftelijke Woordenstroom een verhalentopzoveel samengesteld. 6 hoog geëindigde verhalen worden door Bureau Script Noordwijk beoordeeld. Hierboven de beoordelingen van 2002.

Homepage  Stroomarchief  Verhalentop 2002  Beoordeling BSN