Homepage  Stroomarchief  Verhalentop 2003  Beoordeling BSN

Elk jaar wordt uit de bijdragen voor de schriftelijke Woordenstroom een verhalentopzoveel samengesteld. 6 hoog geëindigde verhalen worden door Bureau Script Noordwijk beoordeeld. Hieronder de beoordelingen van 2003.

Bureau Script Noordwijk                 Uitgeverij Bellevue


Noordwijk, 27 december ’03


Beste schrijvers van Woordenstroom,

Het is heel stijlvol om de bespreking van de afzonderlijke verhalen vooraf te laten gaan door een algemene beschouwing met treffende diepzinnigheden. Uw aanbod was deze keer zo divers, dat ik geen prachtige volzin kon bedenken waarin aan alle verhalen recht wordt gedaan of waarin opbouwende kritiek doorklonk. Dan moet u het maar doen met de welgemeende opmerking dat ik ze allemaal met plezier gelezen heb.
Om toch een beetje ordening aan te brengen en daarbij enige structuur in de bespreking, wijs ik erop dat in twee verhalen de hoofdpersoon de functie heeft de lezer te wijzen op het vermakelijke gedrag van andere personages, terwijl in de andere vier de beleving van die hoofdpersoon zelf centraal staat. De eerste twee zijn ‘anekdotes’ en de andere zijn ‘typisch literair’. Ik ga van start met de anekdotes.


Slivovitsj - Dirk Keijzer
Het verhaal kent twee delen: in het eerste wordt de lezer ingelicht over de toestand waarin de ik-figuur is terechtgekomen en over diens achtergrond (TH, moet ergens stage lopen) en in het tweede, beginnend met Drie dagen later al wordt de directieauto voorgereden... wordt de handeling ingezet: het bezoek aan de verkeerde mijn, Jovan op de kamer en het komische verhoor.
Dat eerste deel is wel wat lang. De schrijver wil ons eerst geheel van de situatie op de hoogte brengen, voor hij de film start, zodat de film (wat er gebeurt met de stagiair) niet meer is dan een illustratie van wat ons al expliciet is meegedeeld in de eerste zin: Mijn stage bij de aftandse Joegoslavische fabriek dreigt tot een volslagen farce te worden. In de informatieve aanloop wordt zowel het aftandse van de fabriek als de ‘farce’ uitvoerig toegelicht: het gaat er helemaal toe zoals wij westerlingen vermoeden dat er in het communistische systeem geklungeld wordt: er deugt niets en er is ook geen mens die er nog in gelooft. De kwaliteit van het verhaal zit dan ook niet in de verrassing, maar in de sterke details: het herstellen van de wagons met stukjes bezemsteel. Hoewel de schrijver de tegenwoordige tijd hanteert, gaat de tekst niet over de beleving van de hoofdpersoon in het ‘nu’, maar over de toestand-in-het-algemeen: binnen enkele weken heb ik een druk society-leven, Jovan blijkt voor die rol geknipt, Drie begeleiders waken over mijn geestelijk heil enzovoort.
De schrijver zou kunnen overwegen zijn verhaal te beginnen met het betreden van de goed gevulde directieauto in de dialogen met de reisgenoten en een paar gedachten van de ik-figuur kan moeiteloos alle relevante informatie van de inleiding worden verwerkt. Het is in moderne fictie gebruikelijk ‘in de handeling’ te beginnen, zoals dat ook in films gebeurt.
Het anekdotische karakter van de tekst wordt bepaald door de betrekkelijk geringe betrokkenheid van de ik-figuur. Hij wordt wel even belaagd in het verhoor, maar hij weet zich daaruit gemakkelijk te redden en de inhoud wordt dan ook niet bepaald door zijn ervaringen, maar door de slapstick die zijn communistische vrienden blijven opvoeren.


Lampionnentochf - Peter Overduin (3)
Het ‘beginnen in de handeling’ (in medias res) wordt mooi gedemonstreerd in de eerste regels van dit verhaal: meteen de dialoog. Geen lezer zal een inleiding missen, want wie Robert is en wat hij moet doen wordt gaandeweg helemaal duidelijk. In orde.
Aanvankelijk lijkt deze vertelling te gaan over de test waaraan de hoofdpersoon wordt onderworpen: hij zal moeten kiezen. Hij kan zijn eigen oordeel volgen, en niet meedoen aan de onzinnig geachte optocht, of hij kan het maatje zijn van zoon Patrick. Dat zijn vrouw, die zelf gaat lijnen, aandringt op het laatste, maakt het dilemma niet eenvoudiger. Waarom gaat ze zelf niet, als ze het zo belangrijk vindt? Robert heeft alles in zich om de tragi-komische, typisch literaire held te worden, maar in de flash-back lijkt de aandacht van de schrijver te zijn verschoven naar de satire, al blijft onduidelijk waartegen die satire dan gericht is. Wat hij daarin de ambtenaar laat zeggen (Kunt u mij naar eer en geweten vertellen of ... Tactiek, beste man ... prettige avond samen met uw verdwenen vrouw ... Voor u staat een gemeenteambtenaar met oprechte interesse in uw hond) is ironisch op de wijze van de Bomans-Sinterklaas en de rebelse Hannah neemt dat over: ik wiebel mijn boodschap wel de wereld in vanaf een schamel hoekje; ... zijn gebroken poot jankend over zijn hoofd slaan) , waardoor ze een karikatuur wordt. Tegenover karikaturen kunnen alllen andere karikaturen gezet worden, en dus mag het oude vrouwtje ter begroeting zeggen ‘ik bibber van top tot teen.’ In zo’n cabareteske setting is er voor een ‘gewone’ Robert geen plaats meer en Robert speelt goed mee door de tegel in de grond te stampen. Tot aan het einde wordt in bijna elke zin op de grap gejaagd, en hoewel die grappen best geslaagd zijn blijft de lezer toch zitten met de vraag waar dit nu eigenlijk over gaat. Dat wordt m.i. versterkt door de slotzin, waarin de hoofdpersoon de dolle Hannah terechtwijst op de manier die de lezer als redelijk zal ervaren, (hij is nu haar ‘aangever’ geworden) maar die niets meer te maken heeft met de dilemma’s van Robert zelf en die ook niet een overtuigende afronding is van de satire.


Polderkind - Anita Lodewijks (verhaal niet beschikbaar)
Hier staat heel veel in net iets meer dan twee A4-pagina’s. ‘Technisch’ is dit verhaal perfect opgezet, en juist daardoor komt de inhoud indringend over.
Meteen de handeling de regen kletterde, Sven duwde en dan de waarnemingen van de jongen, die op een bijna onopvallende manier heel persoonlijk zijn. Zo worden we ingeleid, met steeds een detail erbij, in zijn wereld en vervolgens in de wereld van zijn verlangens. Ook de korte flash-backs zijn nier uitleggerig, maar uitsluitend suggestief. Nergens dringt de verteller ons op dat we in Sven een blinde jongen moeten zien die zo zijn best doet. Na niet meer dan een bladzijde is Sven al een vertrouwde kennis van ons lezers, en wachten we met hem op Resi.
Met dat ‘wachten’ wordt een spanningsboog ingezet de ‘literaire lezer’ verwacht dat ze niet zal komen en is benieuwd hoe dat bericht hem zal bereiken en hoe hij daarop zal reageren. Het is heel geraffineerd dat de schrijfster haar wel laat komen; dat is niet alleen verrassend maar het jaagt de spanning verder op: wat nu?
In de dialoog die volgt wordt de spanning lang volgehouden en natuurlijk komt er van het fietstochtje niets terecht. Dat laatste is voorspelbaar en daaraan verbind ik mijn enige puntje van kritiek: de slotzin (het spijt me) voegt niets toe aan wat de lezer begrepen en ervaren heeft. Een laatste waarneming van Sven (het geluid van de druppels, het voelen van de luchtstroom als Resi opstaat) zou volgens mij suggestiever zijn.


Over kruiend ijs - Barbara Joy (4)
Net als Polderkind is dit een bijzonder ‘geladen’ verhaal geladen met emoties die voor ons stervelingen eigenlijk te groot zijn. Literatuur is al eeuwen de manier om er toch mee om te gaan.
De belevende ik in dit verhaal (Haar ruggenwervels voelen als zandribbels bij eb), die de moeder verzorgt en daarbij probeert haar weerzin de baas te blijven, wordt afgewisseld met een ‘vertellende ik’ die afstand kan nemen: Als een nachtelijke dief was hij naar binnengeslopen om ... Ik was zo anders dan zij dat ik haar wel moest teleurstellen ... en die verteltechniek is heel gebruikelijk. Met alleen directe beleving is het immers heel lastig om informatie over achtergronden door te geven en die informatie (Marije, de ik vroeger als kind tegenover de moeder) is in dit geval naar mijn gevoel nergens overbodig.
De kracht van dit verhaal zit in de intensiteit van de beleving: de ik-figuur is op hetzelfde moment kind en moeder tegelijk, ook nog op verschillende niveaus (de moeder is zowel ‘moeder’ als ‘kind’ en bovendien is er nog Marije die geen appelsap lust, zodat oma Marijes drankje mag hebben) en bovendien is die moeder tegelijkertijd gehaat en geliefd. Het gedoe met bodycrème, die maar eens door babyzalf vervangen moet worden, is de tocht over het kruiende ijs, die met een prachtige zin wordt afgesloten: een heerlijke, nieuwe warmte die gek genoeg eindigt in kippenvel. Teveel om voor mezelf alleen te houden. Ik vraag me af of de regels die volgen hier nog wel iets aan toevoegen. Barbara Joy vond van wel, en ‘fout’ zijn die slotregels in geen geval. Aan een triomf ze is over het ijs heen mag best een extra slotakkoord gewijd worden.
Er zit voldoende suggestie in dit verhaal, die mede wordt gedragen door de metafoor (zee-strand ijs) en het is dan ook een kwestie van smaak of de suggestieve kracht niet nog meer opgevoerd zou moeten worden. In de passages ‘vertellende ik’ wordt vrij expliciet gesteld wat het emotionele dilemma is (Hoe lang moet dit nog duren? Kon ik maar helpen. Was ik maar niet zo moe en voor even weer dat overmoedige, blije kind ... Een blije gedachte verdrijft voor even het beklemmende gevoel dat de laatste tijd bij me schijnt te horen ... ) en ik denk dat de lezer dat ook begrijpt als deze handreikingen niet in de tekst zouden zijn opgenomen.


Tussen eb en vloed - Barbara Joy (5)
Barbara Joy is kennelijk een zeemeermin. Best een aanwinst in een schrijversgenootschap.
Maar dit verhaal mist naar mijn gevoel de intensiteit van het vorige. Het zit al in de stijl van de eerste alinea: Mijn lichaam rilt van gespannen verwachting heerlijk gevoel van leven met een ongekende intensiteit Het lijkt wel of ik boven mezelf uitstijg ... Deze expliciete gevoels-notities worden goed verbonden met de natuurimpressie, het is dan ook geen verkeerde alinea geworden. Maar de toon is gezet: de opwinding en vertwijfeling van het personage worden nadrukkelijk en direct verwoord, het gehele verhaal door. Opeens word ik bang ik duw de angst weg Gejaagd klim ik M’n hart gaat tekeer en opnieuw ben ik me sterk bewust van mezelf dat iemand kan zien wat ik voor Rob voel ... enzovoort.
Door deze formuleringen kan van suggestie geen sprake meer zijn, wat het nadeel heeft dat de lezer heel weinig emotie zal mee-voelen. Die lezer bereidt zich voor op een voor de heldin teleurstellende ervaring: Rob’s hart zal wel minder hevig tekeer gaan.
Het wonderlijke is dat de emotie in de dialoog geheel ontbreekt: Rob en Chantal wisselen redelijke argumenten uit zonder ‘ondertekst’: het probleem wordt in vlak-rationele zinnen behandeld in de stijl van de vergadering: Ja, dat bedoel ik nou en nergens klinkt in zijn of haar woorden een boventoon door van woede, teleurstelling of wanhoop. Om de confrontatie toch de gewenste lading te geven worden de emoties steeds aangedragen in de vertellerstekst waarbij de auteur de clichés niet altijd kan vermijden: zijn opwindende geur; M’n hart, ziel en iedere vezel van mijn lichaam worden één hunkering; Opnieuw is daar die pijn; Het is het bedrog van de jeugd dat de wereld mooier maakt dan hij is; Mijn leven en toekomst laat ik achter me en dan is er nog het bijten op een trillende onderlip.
Al deze standaardformuleringen zijn er de oorzaak van dat het opzetje niet lukt: de vlakke, beheerste dialoogtekst contrasteert niet effectief met de wilde stormen die door Chantals hoofd razen. Daarvoor lijken die stormen te veel geconstrueerd, met elementen als ‘hart en ziel’, die de literaire schrijver beter in de gereedschapskist kan laten zitten.


De lezer - Marijke van Geest (2)
Handeling ingezet in de eerste regels en dan een aantal sterke observaties. Dezelfde aanpak als die in Polderkind van Anita Lodewijks en net zo effectief. Door ‘gewoon’ te beschrijven wat het kind ziet en wat ze daarbij fantaseert, wordt de lezer de verhaalwereld ingeleid zonder één zin met afstandelijke vertellersuitleg.
Aa tafel speelt zich een spannend duel af, waarin alle spelers in een paar woorden getypeerd worden. Heel goed gedaan.
Als onze heldin is weggestuurd en op de trap is gaan zitten, zakt het verhaal wat in, vind ik. De zin Een traan trekt een spoor van ooghoek naar mondhoek past niet helemaal goed in het gekozen perspectief (dat ‘spoor’ ziet ze zelf niet) en met zo’n opmerking wordt haar slachtoffer zijn benadrukt zonder dat het iets wezenlijks toevoegt aan wat de lezer al begrepen heeft. Natuurlijk is het prima dat ze overweegt wraak te nemen door als Eva vrijmoedig met de pruimen van Vellekoop om te gaan, maar ze piekert nu in onpersoonlijke abstracties: verleiding niet weerstaan, heimelijk doen, ben al gestraft. Als we fantaseren, stellen we ons geen abstracte begrippen voor, maar maken we heel concrete voorstellingen. Wat zou Eva met die prachtige pruimen doen, tot ontzetting van vader en moeder?


Al met al een mooie shortlist. Bureau Script Noordwijk reikt geheel virtueel, je hebt er weer niks aan, de Woordenstroom Literatuur Prijs 2003 uit aan Anita Lodewijks, voor het bijna volmaakte verhaal Polderkind. Voor de andere auteurs is dat, hoop ik, geen aanleiding de tekstverwerker verongelijkt aan de wilgen te hangen. Met andere woorden: ik wens jullie allemaal heel veel inspiratie en schrijfplezier toe in 2004.

Hans ter Mors

Elk jaar wordt uit de bijdragen voor de schriftelijke Woordenstroom een verhalentopzoveel samengesteld. 6 hoog geëindigde verhalen worden door Bureau Script Noordwijk beoordeeld. Hierboven de beoordelingen van 2003.

Homepage  Stroomarchief  Verhalentop 2003  Beoordeling BSN