Homepage  Stroomarchief  Verhalentop 2007  Beoordeling BSN

Elk jaar wordt uit de bijdragen voor de schriftelijke Woordenstroom een verhalentopzoveel samengesteld. 6 hoog geëindigde verhalen worden door Bureau Script Noordwijk beoordeeld. Hieronder de beoordelingen van 2007.

Bureau Script Noordwijk                 Uitgeverij Bellevue


Noordwijk, december 2007

Net als in de voorgaande jaren, beste schrijvers van Woordenstroom, verzucht uw redacteur dat het niet gemakkelijk is om iets zinnigs en opbouwends mee te delen dat van toepassing is op alle zes verhalen van de winnaars. Ze zijn echt heel verschillend, en dat is natuurlijk prima. Toch ga ik weer een poging doen, want zomaar beginnen met verhaal één is een beetje te schraal voor de eindejaarsbespreking.

Daar gaan we: in verteltechnische zin zijn deze verhalen wel in orde. De auteurs wisten wat ze aan het doen waren, ze voelden goed aan wat de essentie van hun vertelling was en ik ben dan ook niet op grote onhandigheden gestuit die de illusie akelig verstoorden. Dat komt misschien over als een vriendelijke dooddoener maar zo is het niet bedoeld: als de schrijver intuïtief goed contact houdt met zijn thematiek, pikt de lezer dat (net zo intuïtief) wel op en dan kan er ook niet zoveel misgaan. Zes keer leesplezier – dit zouden wel eens zeer terechte winnaars kunnen zijn.

Dat het plezier voor déze lezer bij het ene verhaal groter was dan bij het andere heeft zeker te maken met zuiver subjectieve oordelen, waarbij affiniteit met de hoofdpersoon doorslaggevend is, en daarmee zal ik u niet belasten. Het heeft ook te maken met de twee criteria voor de beoordeling van een literair verhaal, die al vaker bij deze gelegenheid zijn genoemd.

Ten eerste: de lezer kan zich pas echt in een hoofdpersoon verplaatsen als die figuur in een handeling is gezet en als de held of heldin een bepaalde ontwikkeling doormaakt. Aan het eind moet hij of zij een iets andere persoon zijn dan aan het begin. Daarvoor is het nodig dat er een barrière wordt genomen, de held(in) zal tegen de stroom in moeten gaan. Een verhaal heeft dus altijd conflict nodig, en dat kan het best tot uiting komen door de personages in de scènes tegenover elkaar te zetten. De interactie krijgt dan de juiste geladenheid en de personages worden effectief getypeerd.

En ten tweede: de emotionele kern van het verhaal moet gesuggereerd worden en dus niet expliciet verwoord, zeker niet door de verteller. Als de lezer opgedrongen krijgt dat hij iets ‘erg’ moet vinden, dan is hij niet zo geneigd zich voor ‘de boodschap’ open te stellen. Ontroering op commando werkt alleen in de cultuur van schlager en smartlap. En voor suggestie is dus ‘de handeling’ nodig: de hoofdpersoon moet met iets anders bezig zijn dan met wat voor de auteur de essentie is.

Deze voor de hand liggende criteria komen direct voort uit het oude adagium show, don’t tell, dat al vele jaren door alle lokaaltjes galmt waarin schrijfcursussen worden gegeven. Oud en clichématig, zeker, maar nog niet versleten. Wat waar is, blijft ook waar als iedereen het roept.

In vijf van de topzoveel-verhalen is de inhoudelijke kern dat de hoofdpersoon emotioneel sterk beïnvloed is door een catastrofe in de naaste omgeving. De auteur moet dan wel bedoelen dat de emotie in kwestie ook door de lezer ervaren wordt, dat er ontroering ontstaat in het lezersgemoed. Volgens mij zijn de twee hierboven genoemde criteria bruikbare middelen om de verhalen te beoordelen, omdat ze niet in strijd zijn met de intuïtieve reactie.

Eén verhaal valt een beetje buiten het patroon, en daar begin ik dan maar mee.


De sleutelvrouw / Anita Lodewijks (Verhaal niet beschikbaar)
Wanneer ze alles van tevoren had geweten... Zie je wel, niets aan de hand. Met deze signalen in het begin van het verhaal weet de auteur spanning op te wekken: de lezer beseft dat er wel degelijk iets aan de hand is, iets wat mooi contrasteert met de rustige sfeer van doodgewone buren en van tuinieren in oktober.

Die spanning blijft er ook mooi in, want Georgie heeft duidelijk iets te verbergen. De lezer deelt dan ook het standpunt van de hoofdpersoon: Ik geloof er geen biet van.

Het slot vond ik evenwel onbevredigend: het lijkt erop dat Nina ontdekt heeft dat Georgie met zijn vriendje Jochem aan erotische spelletjes doet, waar veel badschuim en dameskleren bij te pas komen, en meer is er niet. Dat is toch niet zo bijzonder, en wezenlijker nog is dat de hoofdpersoon zelf er op geen enkele manier bij betrokken is. Er is dus echt ‘niets aan de hand’ en dan blijft er te weinig verhaal over. Nina zou pas een ‘sleutelvrouw’ geweest zijn als dat briefje aan ‘lieve N’ of aan ‘lieve E’ (haar man Erik) gericht was geweest, want dan hadden Georgies escapades haar geraakt. Nu hoeft zij zich er niets van aan te trekken en het is dan ook wonderlijk dat ze dat toch doet, dat ze een 18-jarige jongeman in zijn ouderlijk huis afblaft, met doe niet zo achterbaks en zo. En dat de goeiige Georgie dat allemaal accepteert, is wonderlijk en mijns inziens niet geloofwaardig.

Het gebrek aan betrokkenheid van de hoofdpersoon met wat zich in het huis van Oleg afspeelt, wreekt zich ook in de handeling en in de interacties. De handeling  bestaat uit omkruid wieden en dahlia’s snoeien, een activiteit die niets met de eigenlijke plot te maken heeft en met het rondlopen door het lege huis, om daar een briefje te ontdekken. Met Nina zelf gebeurt daarbij niets. Tussen de personages gebeurt ook niet veel: in de dialogen met Erik geeft haar echtgenoot er blijk van dat hij niks met de buurjongen moet hebben en hij draagt aan wat vanzelfsprekend is (Georgies verliefdheid, de travestie) en de conversaties van Nina met de jongen komen erop neer dat ze hem wantrouwt en de les leest, waarbij Georgie geen tegenspel biedt. Helemaal op het eind lijkt Nina een verband te leggen tussen haar ontdekkingen en haar eigen liefdeleven, maar daar wordt niet iets mee gedaan, ook niet met terugwerkende kracht. De dialoogjes met Erik hebben niet de lading van een steekspel, van een duel met een erotische inzet.

Een goed geschreven verhaal, intrigerend tot aan de laatste conversatie met Erik, en dan een afronding die deze lezer niet kon overtuigen.


Ze komt / Simon Peter Been (2)
In dit verhaal is de hoofdpersoon wel degelijk een centrum van beleving. Jorn is geen waarnemer van de gedragingen van anderen, zoals de sleutelvrouw, maar een man in wie wanhoop (ze komt niet meer) en een sterk verlangen (ze moet komen, ze komt) tegelijkertijd aanwezig zijn.

Maar net als in het vorige verhaal is er te weinig handeling om voor suggestie te kunnen zorgen. Ook Jorn is iets in een tuin aan het doen, en ook bij Jorn heeft het onkruid wieden niets te maken met de eigenlijke inhoud. Hij doet iets met dat haakmes omdat hij anders alleen maar treurig over het meer kon staan kijken, en de schrijver heeft wel aangevoeld dat er dan te weinig verhaal in zat. Wat er feitelijk aan de hand is, wordt meegedeeld in een blokje informatie, voor de slotalinea’s: de vrouw van zijn leven... Ze verliet haar vrouw door hem. Hij zijn vrouw voor haar ...Geen plaats voor hem in dat leven. Dat weten wij lezers dan ook weer, zonder dat we daarbij iets kunnen beléven.

Ik denk dat de schrijver zich voor een onmogelijke opdracht heeft geplaatst. Er is geen echte handeling, er is geen interactie tussen personages – alles wat het verhaal heeft moet dan zitten in de sfeer die wordt opgeroepen, de sfeer van die eenzame figuur daar bij dat meer tussen de bergen. In de manier waarop de omgeving wordt beleefd moet dan de suggestie zitten, en volgens mij is dat niet helemaal gelukt. Om ons ervan te doordringen dat het om hevige emotie gaat, wordt de toon wel eens melodramatisch: Ingekapseld in steen, verbonden met de kern van de aarde die alles absorbeert. Die haar omzet in liefde, woede in vergeving, verdriet in overgave... en tegen het einde wordt de wisselwerking tussen beleving en decor zwaar aangezet met Daar spoelt het (NB waarop slaat dat ‘het’ hier? Niet op ‘de onmacht’) (...) de wijde wereld in. De kosmos of juist moeder aarde? (...) De machteloosheid geeft zich over aan de oerkracht van het water ... Kosmos, oerkracht, moeder aarde – er zit een galm in deze taal die ontroering en meeleven in de weg staat.

De emoties zelf worden expliciet aangedragen in clichématige formuleringen: Weg toekomst. Weg verwachtingen. Hoop Perspectief. Weg. Allemaal weg. en dan het ‘woordeloos huilen’ en de onmacht die ‘samengebald is in zijn hart’. De greep op de taal is hier ook niet meer zo sterk, blijkens het foutieve verwijswoordje ‘het’ en twijfelachtig is ook het beeld Wat door zijn aderen stroomt, is niet meer de vredigheid van de laatste dagen, weken.

Het probleem is duidelijk: hier moet een gevoelsmatige intensiteit van kosmische allure op de lezer worden overgedragen, terwijl er niets gebeurt. Dat is wat ik bedoelde met ‘onmogelijke opdracht’. De remedie is tweeledig: in de eerste plaats moet de handeling iets voorstellen en afgerond worden (hij gaat die tuin in met een doel, en wat hij wil lukt dan wel of niet) en de betekenis van die vrouw voor de hoofdpersoon moet dan niet even in een paar zuiver informatieve zinnen worden gevat, maar in twee of drie flash-backs, scènische passages waarin er voor de lezer ook iets te beleven valt.


Meisje van plezier / Jolanda Hazelhoff (2)
Hij nam zich voor de volgende ochtend haar spullen te verzamelen in vuilniszakken totdat de kamer net zo leeg was als het juwelenkistje.

Een heel goede slotzin. Niet alleen wordt hiermee de concrete handeling afgerond, ook wordt hier de thematische lading gesuggereerd. De ervaring met Anna, hoe negatief ook, heeft Derek van zijn moeder bevrijd. Altijd kloppen Derek! – dat is er niet meer bij vanaf nu.

Toepassing van de Twee Criteria (handeling afgerond met ontwikkeling hoofdpersoon; suggestie) leidt dus tot een positieve beoordeling, en dat is niet een academische kwestie. Ik durf wel de stelling aan dat de meeste lezers dit ‘een heel goed verhaal’ zullen vinden, ook al zitten ze niet bewust te analyseren. Wat ook zeker tot het leesplezier bijdraagt is de spanning: vanaf het begin heeft de lezer iets te verwachten en de effectieve vraag ‘hoe loopt dit af’ blijft lang genoeg van kracht (een ‘spanningsboog’).

Een criticus kan opmerken dat de inhoud niet ver uitstijgt boven het niveau van de anekdote, een vertelling waarin het vooral gaat om de verrassende afronding. Anekdotes doen het prima als de verteller lijfelijk aanwezig is, als hij de luisteraars kan aankijken en de mededelingen zo kan doseren dat het publiek ‘nee maar‘ of ‘niet te geloven’ roept na het slotakkoord. Op papier is dat effect er niet en in de geschreven anekdote zijn de personages te flat, omdat ze niet meer zijn dan hun rolletjes in de plot. Dat is hier ook wel het geval, vind ik. Dat Derek meer een ‘geval’ is dan een personage in wie de auteur zich helemaal verplaatst heeft, blijkt uit de vlakke beschrijvingen van zijn gewaarwordingen: kloppende gevoel in zijn kruis, keus genoeg maar wat hij zocht had hij nog niet gevonden; Gerommel bij zijn kruis. Zijn lid reageerde... tot en met de ontlading: De tranen begonnen te stromen en al snel was het (NB ook dit ‘het’ is niet correct) niet meer te stoppen. In de dam die hij zo zorgvuldig had opgebouwd was een klein scheurtje ontstaan... en dan ‘ebt de spanning uit zijn lichaam weg’ bij ‘elke snik’. Dat is wat onpersoonlijk neergezet; de verteller heeft het overhet geval Derek, de vijftiger die bij zijn moeder was gebleven, en hier wordt niet echt geschreven vanuit een belevend individu.

Anders gezegd: de schrijfster heeft niet een alter ego ingezet als hoofdpersoon, wat in het literaire verhaal wel gebruikelijk is om observaties en gedachten de juiste intensiteit te geven, maar ze heeft een bepaald type geconstrueerd en hem geleid naar de betekenisvolle afronding. Ze bereikt dat de lezer instemmend knikt na de laatste zin – en meer kan er bij de anekdote ook niet bereikt worden. Volgens mij zou het verhaal sterker worden als het een beetje werd ingekort, omdat dan het wat stereotiepe van de beide rollen minder benadrukt zou worden. Concreet: begin als Derek met zijn dame voor het huis staat. Alle relevante informatie kan heel gemakkelijk in de dialoog en in Dereks gedachten worden verwerkt, waardoor, schat ik in, de hele tekst meer lading krijgt.


De achtste dag / Barbara Joy (10)
Een ontwikkeling van de hoofdpersoon die in de slotzinnen betekenisvol wordt afgerond- jazeker. En ook in dit verhaal is de slotzin bijzonder goed gekozen. de ik-figuur heeft een grote innerlijke stap gezet die helemaal wordt gesuggereerd, zoals het hoort.

Deze ik-verteller is een echt personage, een round character, en hier wordt mooi gedemonstreerd wat er gebeurt als de auteur wel een alter ego laat optreden. Ik bedoel daarmee niet dat het verhaal autobiografisch moet zijn of in enige zin ‘waar gebeurd’, maar het zou zo gebeurd kunnen zijn en de lezer wordt in staat gesteld, meer dan bij de hierboven besproken verhalen, zich met de heldin te identificeren. Deze tekst is dus meer dan een anekdote.

En toch.

Ondanks alle kwaliteit is De achtste dag toch ook te veel een arrangement, naar mijn gevoel. Akkoord, elk verhaal is een arrangement van de auteur en dat hoort ook zo te zijn. De lezer zou het evenwel niet zo moeten merken... Ik vind dat dat hier wel zo is, dat hier de hand van de schrijfster zichtbaar is die wil dat ik door het slot ontroerd raak, en dat is deels een subjectief oordeel. Dat er ook heel anders over gedacht kan worden, blijkt natuurlijk uit de plaatsing in de toplijst. Ik zal proberen mijn kritische noot te funderen op een argument dat niet helemaal als subjectief kan worden afgedaan.

Waarom te veel arrangement? Omdat de handeling te beperkt is en omdat er geen echte interactie is tussen de ik-figuur en haar echtgenoot. Twee zaken die sterk samenhangen.

In de dialoog tussen Wilco en de ik wordt Het Probleem expliciet geformuleerd, door beide partijen. De dialoog heeft dan ook geen ondertekst, er wordt precies gezegd wat er bedoeld is: Of een kindje dat allerlei medische problemen zal hebben... Wat is dan de kwaliteit van zo’n leven?; Daarom is het misschien beter dat we voor dat andere kiezen; O ja? We breken dan wel een leven af enzovoort. Er is wel sprake van een conflict, en zelfs van een belangwekkend conflict, maar de combattanten vallen samen met hun standpunten en dat maakt het duel te schraal. Het ging de auteur helemaal niet om die dialoog en om de rol van Wilco, ze zette de dialoog alleen op om ons te informeren over Het Probleem. Als de lezer geheel bijgepraat is, komt de scène in de kasteeltuin en de afronding.

Voor de onbevangen lezer ligt de oplossing voor de hand. Wilco en de ik-verteller moeten het over de vakantie hebben, en daarin moet de eigenlijke tegenstelling doorklinken. Het kiezen van het vakantiedoel zou tot enige frictie moeten leiden, de een krijgt natuurlijk meer zijn/haar zin dan de ander, en dat moet nog een rol spelen in de laatste scène. Daar bevindt de hoofdpersoon zich op een locatie die ze wel of niet wenselijk vindt, en dan wordt ze afgeleid door de vlinder. Hoe meer het eigenlijke conflict onderhuids aan de orde komt, des te meer indruk maakt het slot. 


Het verloren schaap / Rijk Arends (2)
Het anders zo vertrouwde huis van mijn grootmoeder heeft iets geheimzinnigs als we binnenkomen.

De ik-verteller, Eva, is een kind en afgaande op deze tekst kan haar leeftijd op een jaar of twaalf geschat worden. Dat is in overeenstemming met notities als In dat boek staan prachtige, soms wat geheimzinnige, verhalen (...) Dan legt hij zijn verrimpelde handen op het vergeelde papier...borduurwerkje in de grenen lijst... Een intelligent meisje uit groep acht, of een brugklasser, kan zich best aan het familiegedoe onttrekken om op oma’s bed te gaan liggen.

Maar zowel uit zinnetjes als Bidden heet dat als uit het slot blijkt dat we met een heel andere leeftijd te maken hebben, en dat wringt. Een bekend probleem – het is verre van gemakkelijk voor een schrijver om zich echt in een jong kind te kunnen verplaatsen. al was het maar omdat de ‘boodschap’ van het verhaal altijd helemaal niet kinderlijk is. Inzichten, ontroering, thematiek zijn geheel op de volwassen lezer gericht en het kind is dan het voertuig om de ontroering sneller te doen ontstaan. Dat is weer zo’n arrangement dat alleen bruikbaar is als de lezer zich niet te bewust is van de verteltechnische kunstgreep.

Het verhaal wordt er zeker beter van als de paar zinnen die niet bij een kinderlijke Eva passen, geschrapt worden of vervangen door tekst die beter aansluit bij Oma is weer beter, maar dan zijn we er nog niet helemaal. Ook in het slot zelf zit te veel de volwassen beschouwer (zeg ik tegen de verbaasde gezichten in de kamer), gevolg van de te beperkte rol van kleine Eva. Ze mag niet veel meer doen dan ontroerend aanwezig zijn en dan is er dus te weinig suggestie. Wat het verhaal nodig heeft is een vorm van conflict, liefst in Eva zelf of bijvoorbeeld tussen haar en oom Gijs. Natuurlijk bedoel ik niet dat er geweldig ruzie gemaakt moet worden, maar er moet wel enige interactie zijn tussen de personages om de bedoeling (Eva moet ons vertederen) een beetje te verhullen. De dood van het konijn en de begrafenis in de moestuin zou daarin een rol kunnen spelen; nu wordt daar alleen op gezinspeeld om Eva maar vertederend te laten zijn en om har slotzin in te leiden. Als Eva een beetje tegen ome Gijs of tegen opa in mag gaan, en als er dus niet alleen vriendelijkheden worden uitgewisseld, komt ook in dit verhaal de mooie vondst aan het slot beter tot zijn recht. 


Mama Dia / Margareta Keijser (5)
Een kind-verteller opvoeren is moeilijk, hebben we gezien en dus ook riskant. Als de lezer doorheeft dat hij op de wijze van pitamientje wordt benaderd, is hij minder ontvankelijk voor wat de auteur wil overdragen. Ontroering op commando – daar hebben we het al over gehad.

Maar soms lukt het, zoals in Mama Dia.

Dat is niet alleen een kwestie van stijl, van het juiste taalgebruik. Dat is perfect: Dan zegt ze altijd dia, Ik heb het tot aan de maan zo koud, Dat ik een gevondeling ben, er zit een joekel van een vel op, De kriebel wordt een grote bubbel slappe lach ... Een jaar of acht inderdaad, en alle observaties en overwegingen zijn overtuigend persoonlijk. Tim is geen geval dat door ons medelijdend moet worden bekeken, Tim is een vent. En juist daardoor is de lezer bereid om ontzaglijk veel medeleven te investeren.

Heel belangrijk, die goede stijl, maar er is veel meer. Er is ook een simpele maar effectieve handeling: jongetje kan niet slapen, bed uit, bed weer in, dekbed krap, niet kunnen slapen en dus weer eruit, en dan de ontmoeting met de persoon om wie het gaat. Wat in het kind de slapeloosheid veroorzaakt wordt niet in algemeenheden meegedeeld, maar in kleine scènes (de flash-backs) gepresenteerd. In die scènes gebeurt iets tussen de personages, want de dialogen hebben een geweldige intensiteit, juist doordat Tims aandacht steeds gericht is op andere dingen: het lachwekkende beeld van hollen of stilstaan, sneeuw smaakt weer anders, het rare woord ‘rondwaren’, vechtende meeuwen aan het strand en patat die opeens niet meer smaakt. En in al die zinnen klinkt door dat Mama niet zijn moeder is, en elke lezer pikt dat op.

Handeling afgerond, ontwikkeling hoofdpersoon, suggestie door de aandacht van de kern af te leiden – het is er allemaal, op een heel natuurlijke manier.

Wat een fantastisch verhaal.  


Ik hoef, aan het einde van mijn Woordenstroombeschouwingen, niet geheimzinnig te doen over mijn eigen voorkeur. Volgens mij heet Margareta Keijser in 2007 het beste verhaal geschreven, en daarmee, hoogst onbedoeld, een mooie demonstratie gegeven van wat die verteltechnische principes, die wat academisch aandoen, voor betekenis hebben.
En nu rest mij niets meer dan u allemaal opnieuw een jaar toe te wensen van veel inspiratie en van heel veel schrijfplezier.

Hans ter Mors

Elk jaar wordt uit de bijdragen voor de schriftelijke Woordenstroom een verhalentopzoveel samengesteld. 6 hoog geëindigde verhalen worden door Bureau Script Noordwijk beoordeeld. Hieronder de beoordelingen van 2007.

Homepage  Stroomarchief  Verhalentop 2007  Beoordeling BSN