Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2018  Bianca De Vrind

Kipjes – Bianca De Vrind

Stoer als ze altijd maar moet zijn en stom als ze daarvoor alles moet vinden, is haar dochter dan toch meegegaan naar de kippenboerderij. Enthousiast hangt ze nu over het hek om drie nieuwe kippetjes aan te wijzen voor haar papa’s verjaardag. Vervuld van vertedering zuigt Hennie dit beeld in zich op, de vlassige blonde paardenstaart die pluizig opwaait, de losse pluk die in haar mondhoek blijft plakken. Zo lijkt ze heel even weer een klein meisje, net zoals zij zelf vroeger was en soms nog. Hennie rilt even bij de gedachte aan de bloederige ravage die ze voor de zomer in het kippenhok had aangetroffen. Gelukkig maar dat Helma die ochtend niet als eerste bij de kippen is gaan kijken!
“Ja deze worden het mam!” Helma kijkt haar moeder met een zilvergebeugelde lach aan. Eigenlijk wil Hennie nu eens andere kippen uitzoeken, maar Helma wil per se weer dezelfde. De kippen die Hennie leuk vindt, zijn volgens Helma geen echte kippen, maar levende decoraties voor in een bejaardentehuis. Grote meid, hoor! Het gaat haar er natuurlijk gewoon om dat alles blijft zoals vroeger, zoals zij het gewend is van toen ze klein was. Een klein bang meisje in het vel van een puber.
Hennie kan kiezen: de puber op haar plaats zetten of het kleine meisje in de ogen kijken. Kleine Helma wint en even later gaan er drie piepende barnevelder krielkuikens met hun kop eerst in een kartonnen doos, speciaal meegebracht van thuis. Hennie heeft er van te voren zoveel mogelijk luchtgaatjes in geprikt met een breipen en ze heeft de bodem zorgvuldig bedekt met oude kranten. Onderweg naar de kassa, laat Hennie ook nog een zak met extra voedzaam legmeel op de kar leggen en een enorme zak met beukensnippers voor in het hok. Bij het afrekenen zegt de boer, dat ze over ongeveer zes weken de eerste eieren kunnen verwachten. “Lekker, eigen eitjes!” slist Helma. Eieren, uit die nog maar pas bevederde lijfjes !, dacht Hennie
Niet uit de doos halen voor ze in hun hok zijn, anders krijgen ze onnodig veel stress, denkt Hennie. Helma heeft de doos de hele weg op schoot gehouden en met zichtbare moeite de verleiding weerstaan om er toch even in te gluren of om er toch even een vinger in te steken. Ze heeft haar moeder wel de hele weg straks in de gaten gehouden, maar dat was wederzijds. Hennie kent haar eigenheimer namelijk maar al te goed; onaantastbaar van buiten, van binnen één groot conflict. Zal ik, zal ik niet toch, heel even maar… Eindelijk zijn de zachte piepgeluiden verstomd. Ze slapen, de schatjes.
Ze rijden het pad van het huis op, Hennie neemt voorzichtig gas terug in de bochten, en parkeert de auto achteruit op de oprit voor de garagedeur. Hennie wil de doos overnemen van Helma, zodat die hem niet kan laten stoten of vallen met uitstappen. Meteen haalt Helma vinnig uit naar haar moeder: “Kom op mam, het lijken wel kindjes van je” Ja, dat zal best, maar als er wat mee gebeurt, piept ze wel anders, stoere meid die ze is. Eenmaal uit de auto pakt Hennie de doos alsnog uit de armen van haar dochter en zet hem behoedzaam in de schaduw achter de auto. Met een zwieper tilt ze garagedeur omhoog. Eerst maar de zware zakken voer en snippers uit de achterbak en het hok in orde maken. “En de kippen?” informeert Helma. Hennie kijkt haar indringend aan: “Die laten we even hier staan. Dan zetten we ze straks wel met doos en al in het hok, om eerst te wennen.” “Ok”, zegt Helma schouderophalend “Dan ben ik even naar Kim, goed? ” Die Helma. Ze staat natuurlijk ook te popelen om de nieuwe kipjes te zien rondscharrelen, maar haar vriendinnen mogen vooral niet wachten.” “Goed hoor!” mompelt Hennie. “Vind je dat echt niet erg?” roept Helma terwijl ze op haar fiets stapt. “Nee hoor!”, roept Hennie haar na, al slepend met de eerste zak.
Ziezo, de klus is geklaard. De zakken zijn gelukkig heel gebleven met verslepen en nu geurt het hok heerlijk naar verse houtsnippers. Eigenlijk toch flauw dat Helma haar niet even heeft geholpen, voordat ze er vandoor ging. Maar zo zijn die pubers nu eenmaal. Goed, nu eerst de auto maar weer binnen zetten. Ze heeft hem vandaag toch niet meer nodig en anders kan Harm er straks niet langs met zijn auto als hij voor zijn verjaardag misschien wat vroeger thuis komt. Bezweet kruipt Hennie achter het stuur en langzaam rijdt ze achteruit door de nauwe doorgang, krampachtig haar blik afwisselend tussen beide zijspiegels.
Pas toen ze een onbekende hobbel voelde onder de wielen van de auto, drong het met ontzetting tot haar door dat er iets vreselijk mis was gegaan. Nu is ze weer onderweg naar de boer met de akelig stille doos in een vuilniszak achterin haar auto. Ze heeft er niet in durven kijken. Snel is ze in de auto gesprongen om weer terug te zijn voordat Helma thuis komt. Het arme kind raakt vast helemaal overstuur als ze ontdekt dat de kipjes weg zijn. Een steek gaat plotseling door Hennie heen: het bloed! Misschien is er nog steeds iets van te zien! Hennie had er nog een emmer water overheen willen gooien, maar in haar ontreddering is ze dat vergeten. Arme Helma! Snikkend duwt Hennie het gaspedaal nog wat dieper in.
In tranen legt Hennie aan de boer uit wat er is gebeurd. Zo mensonterend, dat gesnotter bij een wildvreemde. De vrouw van de boer is nu ook thuis en zij schudt haar grijze hoofd, een licht spottende glimlach krult zich om haar vlezige lippen. Het gezicht van de boer blijft knoestig en strak. O zeg iets, denkt Hennie, iets waardoor ik me weer een houding weet te geven. Troost me, word desnoods, of eigenlijk nog liever, boos op me. Terwijl de boer zwijgend blijft staan, loopt de vrouw met Hennie mee naar de auto en haalt de vuilniszak eruit. Ze maakte hem open en kijkt in de doos, terwijl Hennie vol walging haar gezicht afwendt. “Het valt nog mee” zegt de boerin peinzend. Zouden ze nog te redden zijn?, denkt Hennie nog. Maar de boerin vaagt Hennie’s dwaze hoop in één uithaal weg : “En inderdaad hartstikke dood, mevrouw. Wilt u nieuwe?”
“Wilt u nieuwe?”. Wat een onwerkelijke vraag denkt Hennie achteraf, als ze weer onderweg is naar huis. Alsof levende wezens zomaar te vervangen zijn, alsof ze net een paar aardewerken potten stuk heeft laten vallen. Hoe kunnen deze mensen hier zo nuchter over doen? Ze verkopen toch geen braadkippen? Dit zijn met zorg uitgekozen kippen, jonge kipjes nog, bedoeld om een naam te krijgen. Ze voelt zich nu net zo verscheurd als de lijken in het kippenhok een paar maanden terug, geplet als de doos waarin de nieuwe kippen hadden gezeten. Hoe kan ze ooit weer vrede hebben met de aanblik van de kuikens die ze net weer heeft aangeschaft? Ze werpt een blik op de nieuwe doos. Er komen zachte piepgeluidjes uit. De dode kipjes, die ze weer heeft meegekregen, liggen in de achterbak. “U heeft er per slot van rekening voor betaald, dus ze zijn van u” heeft de boerin nog grinnikend gezegd .
Hennie steekt de steutel in het slot van de voordeur en draait de sleutel half om. De deur is niet op slot. Is er al iemand thuis? Ze kijkt om. Daar staat Helma’s fiets tegen de muur. Zou ze…..Hennie kijkt naar de plek waar het is gebeurd; er is een klein donker vlekje te zien. Ze stapt naar binnen en hoort dat de televisie hard aan staat. Ze treft haar dochter onderuit gezakt aan op de bank. De openslaande deuren naar de tuin zijn open en kijken uit op het kippenhok, open en leeg. Hennie staat daar als een standbeeld met de doos in haar handen. Helma kijkt naar haar op vanuit de bank: ”Hoi Mam” zei ze “Waar was je nou heen met die beesten? Was er iets mee of zo?”
De buurman is slager en slacht zijn eigen kippen. Gruwelijk, maar nu heeft Hennie toch maar bij hem aangeklopt. Wat moet je anders doen? Begraven in de tuin zou uiteindelijk toch uitkomen en in de vuilnisbak gooien kan Hennie niet. De buren zijn vriendelijk, lijken zelfs wel blij dat ze bij hen aanklopt. Ze krijgt een kop thee en ondertussen plukt en snijdt de buurman in de keuken alle dierlijke herkenbaarheid bij de lijkjes weg. Als hij klaar is, presenteert hij vol trots een opgemaakte ovenschaal met twee kleine braadkuikens en een mini kipfilet. “Die derde was echt niet meer op te lappen” lacht hij. 
 “Ha, lekker, kwarteltjes!” roept Harm verheugd als hij de dampende schaal op tafel ziet staan. Ze zien er inderdaad verrukkelijk uit, al zou Hennie er geen hap van nemen. Hoe zal Helma straks reageren? Zal ze het doorhebben? Misschien verdwijnt ze huilend naar haar kamer en wil ze nooit meer met haar moeder praten.
Daar is Helma. Ze blijft staan voor de tafel, ziet eerst het bleke gezicht en de roodomrande ogen van haar moeder en kijkt vervolgens lange tijd strak naar de schaal. Harm kijkt vragend van de een naar de ander “Mis ik iets?”. Helma bijt op haar wangen en gaat onhandig zitten terwijl ze tegelijkertijd quasi nonchalant een slok cola probeert te nemen. Die proest ze vervolgens hard uit, net niet over de “kwarteltjes” heen.
Helma huilt niet. Ze lacht, hard en lang, steeds komt ze weer wat op adem en dan begint ze weer opnieuw. Ze plast er bijna van in haar broek en gaat gehurkt op de grond zitten. De te jong gesmoorde kipjes op tafel, Harm die daar niets anders dan een maaltijd in ziet, de scheurende lach van haar dochter, die ineens zo heel anders is dan zij, een vreemde bijna. Even wordt het Hennie te veel en zou ze zelf wel in die schaal willen liggen, samen met de kipjes opgegeten worden en verdwijnen.

Kipjes – Bianca De Vrind

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2018  Bianca De Vrind