Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2010  Bianca Glasbergen

Ella - Bianca Glasbergen

Leiden, 3 februari 2008

Een bescheiden groepje mensen, bestaande uit enkele familieleden en goede vrienden van Ella, stond in een kring om haar heen en haar moeder stak verwelkomend haar armen naar haar uit, alsof te zeggen: 'Welkom thuis.'
‘Gefeliciteerd, Ella,’ zei dokter Laurenssen en een aantal van haar (nu ex-) begeleiders applaudisseerde.
Dit ziekenhuisontslag was het mooiste moment uit haar leven; dit was perfect.

***

Katwijk, 14 juli 2010

Het was typische zomeravond. Temperaturen die eerder die dag menig mens en dier hadden geteisterd met hun benauwende hitte, gingen nu gepaard met een zacht briesje en maakten zo de zwoele dagafsluiting zeer aangenaam. Vanaf de boulevard keken verliefde stellen gelukkig toe, hoe over iets minder dan twintig minuten de zon zich in de zee zou laten zakken. De elegantie van de natuur, totale perfectie.
Ella zat op haar eigengemaakte plaatsje in de hoek van haar favoriete terras en nam een laatste slok van haar Ice Tea, terwijl ze haar boek dichtsloeg. Ze wilde nog even genieten van de laatste minuten die de zon vandaag nog had. Heerlijk dat ze weer kon genieten van de kleine dingen in het leven, dat was wel eens anders geweest.
De lucht was roodgekleurd en weerspiegelde lichtjes in de donkere zee. Het geluid van rustige, kleine golven die hun best deden zo luid mogelijk op het water neer te klappen, hadden een kalmerende invloed op haar en ze sloot haar ogen. De milde wind gleed zachtjes door haar haren en langs haar gezicht, en lieten bij haar oren een voorzichtig echoënd geluid achter. Af en toe hoorde ze een meeuw, dan een glas dat per ongeluk gebroken werd door een vermoeide serveerster. Pure ontspanning.
Toen Ella de klok, van de in het toeristische vissersdorpje alom bekende Witte Kerk, hoorde slaan, opende zij rustig haar ogen en bekeek de gratie van de goudgele, inmiddels halve zon. Kwart voor tien, en nog enkele minuten te gaan tot de zon onder zou gaan en daarmee ook deze dag tot de geschiedenis zou laten behoren.

De gangen van het hotel leken iedere keer langer en killer te worden. Kamer 154, daar moest ze zijn. Dat was het nummer dat in de sleutel gegraveerd stond. Net als negentig procent van de vrouwen, was ook Ella de trotse bezitster van een – eigenlijk – veel te grote handtas. Ze kon er alles in kwijt; mobiele telefoon, portemonnee, haar leesboek, make-uptasje, sleutels... Noem het maar op. En net als die negentig procent was ze altijd een uur bezig met het zoeken en vinden van haar sleutelbos.
Het irriteerde haar lichtjes; duidelijk hoorde ze hoe de sleutels tegen elkaar aan kletsten, maar toch vonden haar handen de koperen voorwerpen niet.
Nog een paar minuten lang stond ze te rommelen in haar tas, terwijl ze de kamerdeur al bereikt had. Eindelijk, daar waren ze.
Met een gehaaste beweging haalde ze haar sleutels tevoorschijn en haalde zichzelf daarbij per ongeluk open aan haar pols. Het begon een beetje te bloeden.
‘Au! Hè, verdorie.’
Met een enkele draai van de sleutel in het slot, werd de deur geopend en liep Ella de hotelkamer binnen. De gordijnen waren gesloten en de lichten waren uit, op het stand-by-knopje van de televisie na. Alles duidde erop dat Paul al naar bed was. Hij was vast moe, de schat.
Ella zette haar tas neer op de eettafel, hield haar pols even onder lauw water, depte het wondje daarna met een stukje keukenpapier en liep vervolgens naar de compacte huiskamer, waar ze zich liet neervallen op de bank. Even drong een muffe, droge geur haar neusgaten binnen. Ze kuchte en zat overeind, waarna haar blik viel op de asbak waarin een sigaret nog narookte.
'Wanneer stopt hij daar nu eens mee?' zuchtte ze.
Vervolgens drukte ze de peuk nog eens uit, gooide de overige peuken en het as in de vuilnisbak en zette de asbak onder water. Na het poetsen van haar tanden sloop ze de slaapkamer in en stapte zo stil mogelijk in bed. Met de kalme in- en uitademing van haar verloofde naast haar sliep ze rustig in, met een gelukkige glimlach op haar gezicht.

'Smeer je jezelf goed in?' riep Paul haar de volgende ochtend vanuit de douche toe. 'De zon brandt fel in de duinen, ik wil niet dat je een zonnesteek oploopt of verbrandt.'
Wat een lieverd was het toch.
Ella bevond zich in de huiskamer en beiden maakten zich klaar voor een lange wandeling over het strand, door de duinen en door het bos.
'Geen zorgen,' antwoordde ze hem.
'Denk je ook aan je pillen?'
Ella fronste. Pillen?
De vraag verraste haar; jaren geleden heeft ze medicijnen moeten gebruiken vanwege een zware depressie. Ze was echter al zeker twee en een half jaar genezen verklaard en gebruikte al maanden geen pillen meer, op het moment dat ze Paul ontmoette. Hij heeft haar nooit een pil kunnen zien slikken, afgezien van de anticonceptiepil, dan.
'Eh, wat zeg je?' vroeg ze hem onzeker.
'Water,' zei Paul op herhalende toon, 'je moet ook genoeg drinken.'
'Ja...' reageerde Ella twijfelachtig. Ze had hem vast verkeerd verstaan. 'Water is zeer belangrijk met dit weer..'

Het had haar de gehele verdere dag niet meer losgelaten. Waarom dat was, kon ze niet precies verklaren. De dag was in feite perfect verlopen en Ella en Paul waren het gros van de tijd alleen geweest; iets waar ze veel waarde aan hechtte. Waarschijnlijk vonden de meeste mensen het te heet voor een duinwandeling. Ze hadden gepraat over van alles, maar Ella had de pillen niet ter sprake durven brengen.
Nu was ook deze dag alweer voorbij en ze lagen samen in bed. Paul kon de slaap altijd snel vallen, maar zij nam altijd nog even de tijd om de dag te overdenken. Nu was het gepieker, dat haar uit haar slaap hield.
En gehuil. Ergens in één van de kamers naast die van hen, klonk al geruime tijd gehuil. Verdrietig. Wanhopig. Hartverscheurend.

'Dat jij niets gehoord hebt,' verbaasde Ella zich er de volgende ochtend over.
Vermoeid wreef ze het slaapzand uit haar ogen en nam een flinke slok van haar koffie om wakker te worden.
'Tja, ik ben een diepe slaper,' antwoordde Paul. Hij zat in de luie stoel en had de Katwijksche Post, de lokale krant, opengeslagen. Zoals zij 's ochtends niet zonder koffie kon, zo kon hij niet zonder krantje. Het maakte dan niet uit wat voor krant het was.
'Het heeft me bijna de hele nacht wakker gehouden,' ging Ella verder. 'Ik vond het zo zielig.'
Paul sloeg de krant dicht en legde hem weg.
'Zullen we vandaag gaan winkelen?' stelde hij voor. 'Ik weet dat je daar dol op bent.'
Ella keek hem aan en glimlachte knikkend. Hij kende haar zo goed.

‘...wil niet meer... kan niet meer... wil gewoon dood...’
Ella lag in bed met haar ogen wijd open, starend naar het plafond. Ze was moe, zeker na zo'n lange dag shoppen, maar haar nachtrust werd opnieuw onderbroken door bekend gehuil vanuit één van de kamers naast hen. Ze kon niet begrijpen waarom niemand dat meisje – ze nam aan dat het een meisje betrof, afgaande op het stemgeluid – eens troostte.
Ze bekeek de man die naast haar in bed lag en haar snurkend liet weten dat hij wel kon slapen. Ze benijdde hem.
Au!’ klonk plotseling een schreeuw en Ella zat van schrik rechtop in bed.
‘Au... zo'n pijn... wil dood…’
Er volgde nog een pijnkreet, toen nogmaals gehuil en gesnik. Verbeeldde ze het zich nu of klonk de stem dichterbij dan daarnet?
Het huilen hield aan en Ella had er genoeg van; als niemand anders dat meisje wilde helpen, zou zij het wel doen.
‘Paul...’ tikte ze haar liefste aan. Ze kreeg echter geen reactie.
‘Paul, ik ben even naar hiernaast. Ik kan er echt niet meer tegen.’
Terwijl ze uit bed stapte en aanstalten maakte om weg te gaan, trok iets in de slaapkamer haar aandacht; een snelle lichtflits, dat afkomstig leek van de reflectie in de spiegel in de hoek.
Misschien was het vanwege haar vermoeidheid, maar de flits, in combinatie met het gehuil en de kreten die ze hoorde, beangstigde haar. Met benen die aanvoelden als lood, liep ze naar de spiegel toe om zo zichzelf gerust te stellen met de wetenschap dat er niets engs in de kamer was.
Ze kon haar hart horen kloppen en de adrenaline door haar lichaam gieren, met iedere stap die ze zette.
‘... laat me gewoon... ik ben zo moe...’
De stem klonk luider, evenals het gehuil; het werd erger naarmate ze dichterbij de spiegel kwam, merkte Ella op. Ze voelde de rillingen over haar rug gaan en haar onderlip trillen.
‘Ella..?’ hoorde ze Paul plots zeggen.
Geschrokken draaide ze zich om en keek hem recht in de ogen, waarna in de hare tranen opkwamen van angst. Paul zat nu rechtop in bed, had een soort leesbril op en had in zijn handen een notitieblok en een pen vast.
Wat doe je uit bed?’
Zijn stem klonk nu ver weg en echode.
‘Ik... eh...’ stamelde Ella verward. ‘…ik zei toch net...’
‘Heb je je pillen vandaag wel genomen?’
‘Ik slik... toch geen pillen...?’ Het zweet stond op haar voorhoofd. ‘…toch...?’
‘Waarom sta je toch zo met je rug naar me toe, Ella?’
Ze begreep er niks van. Ze keek hem recht aan, waar had hij het in hemelsnaam over? En waarom praatte hij zo vreemd?
‘Ik ben hier, lieverd,’ riep ze paniekerig en pakte wanhopig zijn hand. ‘Zie je? Zie je? Ik ben hier, we zijn samen. Ik ben bij je!’
‘Wat heb je jezelf nu weer aangedaan?’
‘…niet... ik heb niet...’
‘Wat heb je met je polsen gedaan?’
Instinctief bekeek Ella haar polsen, maar kon niet direct iets vreemds ontdekken. Van de sleutel-snijwond van twee dagen geleden, was al bijna niets meer te zien.
Ze opende haar mond om iets te zeggen, maar angst bekroop haar voor de zoveelste keer vannacht, toen ze haar eigen stem hoorde spreken, zonder dat ze zelf woorden vormde.
‘Het doet zo'n pijn... Ik wil niet meer...’
Haar adem stokte, toen ze ontdekte dat de stemmen 'vanuit' de spiegel kwamen. Ze verliet Paul en haastte zich er naartoe voor een volgende schok: in de reflectie zag ze de patiëntenkamer, van het instituut waarin ze jaren geleden opgenomen was. Het tweepersoonsbed van het hotel was verruild voor een éénpersoons, waarop Paul had plaatsgenomen. Ze zag zichzelf; lijkbleek, haar haren onverzorgd en zwart, ogen zwart omrand en rood van het huilen. Haar polsen bloedden.
‘Je weet dat op dergelijke acties sancties worden gelegd.’
‘Maar het is haar schuld! Ze is er weer!’
Ella keek ongelovig toe, hoe haar spiegelbeeld de woorden verbitterd uitsprak. Doodsbenauwd volgde ze iedere beweging nauwkeurig, wat totaal niet overeen kwam met wat ze deed. Met wat ze écht deed, hier in de hotelkamer.
‘P-Paul..?’ zocht ze naar bescherming van hem. Maar wanneer ze zich weer tot hem wendde, bleek er echter geen spoor van hem te bekennen te zijn.
‘Je moet echt je pillen slikken, Ella. Nu.’
‘Nee, geen pillen meer! Niet voor haar!’
‘Ella, wees even redelijk. Neem dit glas water en slik je pillen.’
‘Nee! Zij gaat eraan!’
Ella moest opnieuw naar zuurstof happen, toen ze haar spiegelbeeld razend op haar af zag komen en wraakzuchtig in de ogen keek.
‘Het is jouw schuld, rotwijf!’” riep ze haar verwijtend toe.
De Ella aan de andere kant greep de spiegel agressief vast en schudde deze. Ella deinsde terug.
‘Versterking graag in kamer 1-54,’ sprak Paul in een klein apparaatje.
Opeens herinnerde ze het zich weer.

***

Leiden, 3 februari 2008

Een bescheiden groepje mensen, bestaande uit psychiater Paul Laurenssen en  wat socio-therapeuten, stond aan haar bed en bekeek haar bekritiserend.
‘Duw die pillen de volgende keer desnoods door haar strot,’ vertelde dokter Laurenssen zijn personeel, terwijl hij geïrriteerd de kamer verliet. ‘Dit is een verspilling van ieders tijd!’
De therapeuten knikten en volgden zijn voorbeeld.
Ella staarde emotieloos voor zich uit. De grauwgrijze kamer, waar ze inmiddels  vier jaren in verbleef, was nog geen spat veranderd. Ze keek recht in de spiegel; die schijnheilige trut daarachter, die van de buitenkant zoveel op haar leek, maakte haar het leven al zuur sinds dag één van de opname. Met haar zogenaamde geluk en liefde. Met háár Paul.

Ella © Bianca Glasbergen

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2010  Bianca Glasbergen