“Thijs, heb je gehoord wat ik zei?” Thijs voelde dat hij een kleur kreeg. “N-nee, juffrouw.” Hij had uit het raam zitten staren tijdens de rekenles. Sinds hun verhuizing naar Rotterdam had Thijs moeite zijn aandacht bij de les te houden. Op deze school in de stad, met kinderen die anders praatten dan hij, kon hij moeilijk aarden. Hij miste de groene omgeving van Gieterveen. Zijn vader had een belangrijke baan gekregen in dit deel van het land en daarom moesten ze hun grote woonboerderij verruilen voor een flat op tien hoog. “Wil je dan naar voren komen en honderd keer op het bord schrijven: in de klas dien ik op te letten.” Thijs gehoorzaamde. Hij stond voor het grote schoolbord en schreef tot het krijtje in zijn hand bijna op was, terwijl de rest van de klas doorging met de rekenles. Toen hij klaar was liep Thijs terug naar zijn plaats en ging verder met uit het raam staren. Hij keek naar de paar schamele boompjes die de grauwe straattegels nog treuriger maakten. Alleen Daan die naast hem zat snapte wat er met Thijs aan de hand was. “Wil je terug naar de boerderij, varkentje?” zei hij heel zachtjes, zodat niemand anders het kon horen. Thijs gaf hem een klap in zijn gezicht. Het was waar, hij verlangde terug naar het boerendorp, maar toch wilde hij het hem niet horen zeggen. Vooral omdat de manier waaróp hij het zei maakte dat het klonk alsof het iets smerigs was. “Waarom sla je hem?” vroeg juffrouw Louise boos. Thijs zweeg en staarde stuurs voor zich uit. “Dat was niet aardig van je,” zei de onderwijzeres. Thijs volgde haar blik naar de bloedende lip van de andere jongen. “Daan, waarom sloeg Thijs je?” “Dat kan ik niet zeggen, juf. Ik ben geen klikspaan.” Dus moest Thijs weer naar het bord en dit keer moest hij schrijven:
Ik mag Daan niet slaan. Ik mag Daan niet slaan. Ik mag...
Toen hij dit keer weer op zijn plaats terug was fluisterde Daan: “Ik zal het je nog wel betaald zetten, Thijs, wacht maar af.” Hij kon fluisteren zonder dat juffrouw Louise het in de gaten had. Thijs niet. Toen hij zachtjes zijn excuses probeerde aan te bieden eindigde hij weer voor het bord:
Ik mag niet praten in de klas Ik mag niet praten in de klas. Ik mag...
Thijs werd dat najaar elf en voelde zich een hele bink, maar als het erop aankwam durfde hij de confrontatie met zijn kwelgeest niet aan te gaan. En Daan? Die werd klassenvertegenwoordiger. “Luister jongens,” legde juffrouw Louise op een kille novemberochtend uit, “Daan is deze maand klassenvertegenwoordiger. Hij blijft in de pauze bovenaan de trap staan en schrijft iedereen op die een overtreding begaat.” Thijs deed zijn best om als een modelleerling de trap af te gaan. Hij had zijn vermoeden dat deze klassenvertegenwoordiger hem extra in de gaten zou houden. En hij had gelijk.
Ik mag geen schoolboeken laten vallen op de trap Ik mag niet fluiten op de trap Ik mag niet spugen...
Wie had dat allemaal gedaan? Thijs niet. Maar het was eenvoudiger om maar op het bord te schrijven dan om steeds weer tegen Daan in te gaan.
“Hé Daan, wil je dit kauwgompje van me? Ik heb er twee.” “Wat ik moet ik met jouw vieze kauwgom?” “Wil je mijn fiets lenen? Je mag er de hele middag op rijden.” “Hou die ouwe rotfiets maar.” “Zullen we samen voetballen? Ik heb een nieuwe bal.” “Ik? Voetballen met zo’n varken? Doe even normaal, joh.” Thijs was ten einde raad. Meer wist hij niet te verzinnen om Daan te paaien. ‘s Middags kregen ze een rekentoets en dacht Thijs dat de ander weer vrienden wilde zijn. Daan schoof zijn blaadje zó dat hij alles kon lezen. Die kans kon hij niet voorbij laten gaan, dus:
Ik mag niet afkijken tijdens een toets Ik mag niet afkijken tijdens een toets Ik mag...
Het was te begrijpen dat juffrouw Louise Thijs een briefje mee naar huis gaf voor zijn ouders om eens met hem te praten. “Ik zal echt beter mijn best doen voortaan, “ beloofde Thijs plechtig. Maar het hielp weinig. Hij bleef boeten voor Daans gemene streken en hij bleef strafregels op het bord schrijven tot zijn vingers er pijn van deden. “Gelukkig wordt er op krijtjes nooit bezuinigd,” grapte juffrouw Louise, maar Thijs kon er niet om lachen.
Ik mag niet schreeuwen in de gang Ik mag geen vieze woorden op de muur schrijven Ik mag niet van de trappen rennen Ik mag niet...
Zijn handschrift werd wel steeds netter. Hij hoopte dat de juf dáárover nu eens iets tegen zijn ouders zei, maar dat gebeurde niet.
Op een ochtend kwam Thijs iets te laat op school; de Erasmusbrug had opengestaan. Er liep niemand meer door de gang, niemand op de trap. Alleen Daan stond er. Helemaal bovenaan lachte hij een hatelijk, zelfvoldaan lachje. “Schooleigendommen vernielen, hè?” Terwijl Thijs langs hem probeerde te glippen, rukte hij hem een boek uit de hand en scheurde er een aantal bladzijden uit.
De tweede bel ging net toen Thijs gehaast de klas binnenkwam. “Je bent laat, Thijs,” merkte juf Louise op, maar de jongen liep gelijk door naar het bord. Hij pakte een krijtje en schreef:
Ik mag Daan niet van de trap afduwen Ik mag Daan niet van de trap afduwen Ik mag Daan niet van de trap afduwen Ik mag...
|