Homepage Prozawedstrijd Prozawedstrijd 2006 André Heijnekamp Beoordeling BSN Beoordeling Gedichten - André Heijnekamp door BSN |
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
De redacteur of criticus die probeert objectief iets over verhalend proza te zeggen, komt daarmee een heel eind. Het oordeel over een verhaal kan gemakkelijk meer zijn dan een louter persoonlijk reactie, in de trant van ‘ik vond het begin wel goed maar het slot niet zo verrassend’ en ‘om de dialoog kon ik wel lachen’. Er zijn namelijk wel degelijk een paar harde ‘verhaalwetten’: de eis van de bewuste perspectiefkeuze, de eis dat de hoofdpersoon in het centrum van de conflicten staat en dat personages in de scènes vooral tegenover elkaar moeten worden gezet. Als een schrijver zich daar niet helemaal aan houdt, wordt zijn verhaal minder boeiend – zo eenvoudig is het echt. Maar eigentijdse poëzie wordt nu juist vaak geschreven met de intentie om alle regels en voorschriften en tradities van ‘zo zou je het eigenlijk moeten doen’ nadrukkelijk te overtreden en dan heeft de beoordelaar geen wetboekje meer om op terug te vallen. Alleen een subjectieve reactie is mogelijk en deze redacteur, door het Woordenstroomgilde voor het blok gezet, kan alleen proberen zijn persoonlijke erupties van een toelichting te voorzien. Wat nog wel objectief vastgesteld kan worden is dat André Heijnekamp parlando poëzie schrijft, de stijl die door Rutger Kopland is vervolmaakt. De taal is die van de ogenschijnlijk prozaïsche mededeling: Soms kan het ... zoals vanmiddag ... Toen ik jou daarna zag ... en Je wees naar waar je dacht dat het moest zijn maar je zag het niet direct. De suggestie dat de dichter gewoon aan het keuvelen is, wordt versterkt doordat hij het tegen een ander heeft (‘allocutie’ heet de stijlfiguur), zodat de lezer in de positie van een vertrouweling wordt geplaatst. Dat zou best tot spanningloze teksten kunnen leiden, gewone zinnen die in stukjes worden gehakt om het geheel op een gedicht te laten lijken, maar dat is hier niet het geval. Al die zogenaamd gewonen zinnen zijn helemaal niet zo gewoon; ze hebben een geweldige intensiteit en de lezer wordt geleid naar een verrassende afronding. De ‘jij’ die wordt aangesproken is niet te eng-particulier (‘mijn lieve oude moeder’ etc); de lezer kan daar zelf iemand voor invullen en zo hoort het ook. Dit is naar mijn oordeel heel goede parlando-poëzie. Spreektalige zinnen die bijna nooit triviaal zijn, die helder blijven en toch voldoende raadselachtig zijn. Het meest overtuigende voorbeeld van een zeer intense zin is Er was wel licht maar dat hing ergens – dat geeft voor de poëziegevoelige lezer een hoop te denken. Toch vind ik Hoe het ging, dat zo sterk opent, het minste van de drie gedichten. In de vierde en de vijfde strofe wordt de boodschap die de zee voor het tweetal heeft, gevat in een geforceerde beeldspraak (en dichtte ze teruggetrokken) waardoor de taal ook ongrammaticaal wordt: weggespoeld luchtte wij ons hart. Het gaat me niet om het typefoutje (correct is uiteraard ‘luchtten’) maar om de foutieve samentrekking: die ‘wij’ zijn hier helemaal niet weggespoeld. Dan komt er in de volgende strofe een dauwdruppel voor die ‘gedirigeerd wordt door een schijfje’ (de zon?) en dat is een te cerebrale constructie om een boeiend beeld op te leveren. Wat hier geconstrueerd wordt, past ook niet bij de verder zo meeslepende parlando-toon. Dat geldt weer wel voor de laatste regel. In Schaamteloos klopt volgens mij alles: toon, inhoud en metrum vormen een overtuigend en (dus) plezierig leesbaar geheel. De Toon van Heijnekamp. Die toon is ook prettig aanwezig in Elysium, al zou ik de dichter ter overweging willen geven de regels 3 en 4 te herzien. Die zijn te stroef, door dat ‘welke’ en door het clichématige veelvoud van schone beelden en de inhoud ervan is overbodig. Het woord ‘overvloed’ heeft deze toelichting helemaal niet nodig, zeker niet in combinatie met de tweede strofe. De gewraakte regels zijn duidelijk stoplappen, die als enige functie hebben dat ze ook strofe 1 aanvullen tot de gewenste vier regels. De simpelste oplossing is: zet achter overvloed de eerste regels van strofe 2 (zoals vanmiddag ... schappen), laat strofe 2 bestaan uit de twee resterende regels (de gebundelde woorden): het gedicht heeft dan de symmetrie 4 – 2 – 4. De Toon van Heijnekamp moet veel blijven doorklinken in de Woordenstroomproductie, vind ik.
September 2006, Hans ter Mors |
|||||||||||||||||||||||||||||||
Beoordeling Gedichten - André Heijnekamp door BSN Homepage Prozawedstrijd Prozawedstrijd 2006 André Heijnekamp Beoordeling BSN |