Homepage  Prozawedstrijd  Prozawedstrijd 2003  Jean-Pierre Laevaert  Beoordeling BSN

Beoordeling Het Chinese meisje achter het ijsraam - Jean-Pierre Laevaert door BSN

Wat hebben Belgische kunstenaars toch met het magisch-realisme? Uw redacteur heeft er geen idee van en hij zal u dus niet vermoeien met zijn hersenspinsels. We beperken ons tot de harde feiten: Belgische kunstenaars hebben iets met het magisch-realisme.

Wat dat inhoudt heeft Hubert Lampo uitvoerig verklaard, in de essaybundel De zwanen van Stonehenge. In het literaire magisch-realisme duiken in de beleving van de hoofdpersoon archetypische figuren op, die verschijnen als respons op de diepste verlangens en angsten van de Held: de Duivel, de Heks, de Verlosser, en de Animus of Anima. Lampo nam deze begrippen over van Carl Gustav Jung.

Een schrijver die allerlei spokerijen en onwaarschijnlijkheden in zijn tekst doet, zal zijn lezer snel verliezen. Als ‘alles kan’ en als ‘niets is wat het is’, wordt de wereld in woorden een troebele aangelegenheid waarin voor de lezers niet veel te beleven valt. Wil men met zo’n verhaal de lezer kunnen boeien, dan moet aan twee voorwaarden voldaan zijn: de hoofdpersoon moet zich in heel concrete situaties bevinden (zeker geen vage schemertoestanden), met de scherpe details van de indringende droom (in dromen zien we nooit ‘iets vaags’!) en de archetypische lading moet veel te maken hebben met de geestestoestand van de hoofdpersoon. Zo maar een spook dat aan zomaar iemand verschijnt, kan misschien satire opleveren, maar geen overtuigend magisch-realistisch verhaal.

De ik-persoon in het verhaal van Laevaert gaat in op de uitnodiging van ‘een innemende man’, die fotoverhalen exposeert. Het atelier lijkt hem te verwelkomen ‘als een oude bekende’ en hij begint naar de foto’s te kijken. De gastheer voegt zich bij hem er er begint een dialoog. De observaties van de naamloze ik en de dialoog zijn heel goed: concreet, helder, en toch op een intrigerende manier eigenaardig. Hier wordt geschreven zoals Magritte schilderde, zou je kunnen zeggen. De heel lichte zelfironie maakt de toon mooi persoonlijk: Ik was in de juiste volgorde begonnen (stelt hij opgelucht vast); Ik ben sprakeloos, dacht ik, want ik was sprakeloos. De verhaallijn is ook helder en eenvoudig: de fotograaf leidt hem langs de verschillende portretten en de ik krijgt steeds sterker het gevoel dat de afbeeldingen betekenis voor hem hebben. Als altijd als iets goed is, is het heel moeilijk om aan te tonen waar de kwaliteit precies in schuilt: hier zit het in de juiste dosering van de observaties, met voldoende details om het beeld helder te houden en ook weer niet te veel, zodat de lezer zich niet bijzonder hoeft in te spannen om alle informatie op te nemen.

Naar mijn gevoel weet de schrijver het intrigerende van dit duet niet helemaal vol te houden. Op pagina 3 begint de ik-figuur, die het behoorlijk benauwd gekregen heeft, zelf verklaringen aan te dragen (Ik zag in dat deze gebeurtenissen te maken hadden met mijn eigen verleden, etc, en hij meent dat heden, verleden en toekomst in het beleefde moment samenvallen), met abstracties die de mooie helderheid van de scène (bezoeker en kunstenaar bij een expositie) beginnen te vertroebelen. De fotograaf doet daaraan mee, door de opmerking Ik, jij, wij, er is geen verschil in betekenis. Een archetype blijft zuiverder als hij niet meewerkt aan het duiden van zijn eigen verschijning. Dat de fotograaf na de crisis van de hoofdpersoon ‘uiteenvalt in kleine atomen’ is ook wel wat erg fantastisch, waardoor de situatie niets realistisch meer heeft. Ik denk dat het suggestiever zou zijn als de ik na het openen van zijn ogen tegenover de vrouw met de lichtgele jurk zou staan.

Het is duidelijk dat de schrijver ook aan de tweede voorwaarde heeft voldaan: dat de hoofdpersoon zo uit zijn evenwicht getikt wordt, heeft alles met zijn ‘existentiële nood’ te maken. Hij wil niet leven met de te verschrikkelijke herinnering en hij is geen volwaardig mens als hij dat deel van zijn levenservaring verdringt. Hij kan, bekent hij in het begin, alleen maar reageren op de passie van een ander, maar voor hij het weet wordt hij dan meegezogen naar de kern van zichzelf en daar moet hij dan weer vandaan vluchten, gezien de vele visitekaartjes in zijn broekzakken een eindeloze cyclus zonder uitzicht op verlossing. Of een lezer het verhaal overtuigend vindt of niet, is heel persoonlijk. Op de bladzijden 4 en 5 wordt wel erg veel betekenis aangedragen: verleden, heden en toekomst in één moment samengebald, het archetypsche alter ego Sanders als vaderfiguur, en dan ook nog het raadsel van de tweede schaduw achter de kom (als die verschoven was geweest gedurende de belichting had de kom niet scherp op de foto kunnen staan) en dat allemaal rond het tragische avontuur in China heel veel. Maar de tekst heeft de kwaliteit die vragen op te roepen en bovendien een algemenere betekenis te laten meezingen: gaat het ook niet over de functie van kunst?

Heel bijzonder, dit verhaal.


Mei 2003, Hans ter Mors

Beoordeling Het Chinese meisje achter het ijsraam - Jean-Pierre Laevaert door BSN

Homepage  Prozawedstrijd  Prozawedstrijd 2003  Jean-Pierre Laevaert  Beoordeling BSN