Homepage  Prozawedstrijd  Prozawedstrijd 2003  Jenny Dejager  Beoordeling BSN

Beoordeling Gedichten - Jenny Dejager door BSN

Dit zijn goede gedichten.

Het is niet zo gemakkelijk om zo’n uitspraak toe te lichten, zonder te vervallen in persoonlijke erupties of opgewonden gestamel, en de klant heeft recht op helderheid. Ik ga mijn best doen.

Jenny Dejager schrijft in deze gedichten althans typische mainstream-poëzie: de toon is rustig melancholiek, de vorm is geheel vrij, de taal zit heel dicht aan tegen de alledaagse spreektaal (parlando). Zo schrijft men tegenwoordig gedichten. Met deze aanpak loopt de dichter het risico dat het werk slapjes wordt, dat de gedichten ontstaan door prozaďsche zinnen in stukjes te hakken, want met al dat suggestieve wit eromheen lijkt een tekst al gauw op poëzie. Daar ontkomt Dejager m.i. niet geheel aan: de tweede strofe van Het vertrek is een wel heel gewone mededeling, die afgedrukt had kunnen worden met een hoofdletter aan het begin en een punt achter geruststellen.
Maar in de andere strofes hebben de regels voldoende lading om intrigerend te zijn, want de zo op het oog ‘gewone’ zinnen bieden voortdurend iets verrassends: doe het gulzig, verstrooid, per ongeluk (een bijzondere anticlimax); zonder vrees de scherven te lijmen // van een opgebroken stad; we hebben nooit voor jaarringen // gekozen... Geen troebele orakeltaal, maar beelden die passen in de context zonder meteen al hun geheimen te verraden. De lezer wordt door deze regels verleid er het zijne bij te denken, en het gedicht wint bij herlezen. Ook bij oppervlakkige lezing is onmiddelijk duidelijk dat hier heel geconcentreerd geschreven is, door iemand die de registers van de taal beheerst. Erg mooi is bijvoorbeeld het perfecte spel met versleten uitdrukkingen, die met veel betekenis geladen zijn in Het vertrek: Waar de hond de kat de bel aanbindt // modderschoenen bij de voordeur geen // figuur zouden slaan.
De geladenheid van de gedichten ontstaat doordat Dejager zoiets moeilijk grijpbaars als het willen terugpakken van dingen die voorbij (lijken te) zijn, neerzet in beelden die mooi concreet zijn, en dus heel suggestief: Strijk met je hand door je haren // Keer op je stappen terug; ik schuif de la dicht en sta op ... en dan is er de straat, die net iets breder wordt voorbij de drempel van het gewenste huis.
De helderheid van de feitelijke mededelingen zorgt er ook voor dat de allocutie (het aanspreken van een ‘je’) hier goed werkt. Er is iemand die teruggeroepen moet worden, want met die iemand is een kostbaar verleden verbonden. Hoewel vage abstracties terecht vermeden zijn, is de aangesprokene toch niet verengd tot één persoon, die alleen voor de auteur zelf van betekenis is. De ‘je’ in Laagjes schroom heb je mij afgepeld is een ‘je’ aan wie de lezer zelf een invulling kan geven zo moet het.
De lovenswaardige poging om te slap parlando te vermijden kan er wel eens toe leiden dat de verschillende beelden elkaar in de weg gaan zitten. Naar mijn gevoel is dat zo in Als de bomen naakt zullen staan: zowel de titel als de inhoud wijzen op een moment in de toekomst, maar in die zomerse appelgaard staan de bomen toch niet naakt. Het verzoek om het zonlicht niet tot een streep te herleiden, past niet helemaal bij de verzuchting dat de ik niet ‘zo’ in het licht wil baden: dat baden zal in een ‘streep licht’ niet best lukken.
Daarmee is mijn kritische kruit geheel verschoten. Mooie gedichten.
 

Juli 2003, Hans ter Mors

Beoordeling Gedichten - Jenny Dejager door BSN

Homepage  Prozawedstrijd  Prozawedstrijd 2003  Jenny Dejager  Beoordeling BSN