Homepage  Prozawedstrijd  Prozawedstrijd 2007  Lizette van Geene  Beoordeling BSN

Beoordeling Aalscholver - Lizette van Geene door BSN

Omdat aan uw redacteur deze keer twee verhalen tegelijk zijn voorgelegd, ligt het voor de hand ze te vergelijken. Dat doe ik dan ook maar, want ik meen dat ik daarmee geen van de verhalen tekort doe.

Wat bijzonder is aan Aalscholver, is de kwaliteit van de scènes, waarin een ik-figuur en de tobberige Nathalie tegenover elkaar worden gezet. Die scènes en die dialogen zijn niet best aardig, die zijn zeer goed en ze getuigen dus van een sterk talent. Er gebeurt veel tussen deze figuren, in betrekkelijk weinig regels, ondanks de passiviteit van de verteller, en het tragische van de situatie wordt plezierig gerelativeerd door de ironische toon.

Het verhaal is verder ‘literair’ in de goede zin, omdat er zorgvuldig maar niet te nadrukkelijk met motieven wordt gespeeld: kloppen voor je binnengaat (maar de conciërge ...) en doofheid, ‘aalscholver’ en ‘zwemmen versus vliegen’, tot in de laatste zin toe. Ook voor de lezer die niet bewust gaat zitten analyseren, krijgt een verhaal daardoor samenhang en betekenis.

Die ironie komt helemaal op het conto van de vertellersreacties (Zal ik de lantaarnpaal maar kapotgooien) en de tragiek, dus ook de inhoudelijke lading, helemaal op die van Nathalie. En dat mag wel een manco genoemd worden. In verhalen zou de hoofdpersoon in het centrum van het conflict moeten staan, om voor de lezer ‘meeleven’ mogelijk te maken, en in dit geval is die hoofdpersoon een laconieke mevrouw die er alleen is om het signaal af te geven ‘maak je toch niet zo druk, meid’. Degene die geobserveerd wordt, is de enige die in de problemen zit. Dat lijkt Carmiggelt-achtig, en de ironie doet ook wel aan de meester denken, maar dat is het niet: in de Carmiggeltverhalen is de ik-verteller meestal wel het problematische centrum van beleving, omdat de man nooit weet wat hij met de ander en dus met de situatie aan moet. Maar de ik in Aalscholver zit nergens mee, in tegenstelling tot die in Altijd Suzanne.

En dan is daar nog de opzet: geen raamvertelling ... Die was bij dit gegeven ook best bruikbaar geweest, want nu krijgt de tekst te veel het karakter van een chronologisch verslag zonder meer, iets wat loopt van een vaag begin naar een eind (Nathalie in de Deux Chevaux), met signalen als op een mistige ochtend, een week later, een kwartier later, een uur later, in de week die volgde ... Die structuur van ‘en toen en toen en toen’ maakt een verhaal niet boeiender, vandaar dat literaire schrijvers zelden kiezen voor de zuiver chronologische vertelling. Het trucje is in wezen simpel: begin niet met dat vaag-algemene, met wat Nathalie haar leerlingen vertelt, maar met een ik-figuur die in haar Eend zit en die Nathalie op zich af ziet komen.

 

Twee heel goede verhalen. Zoals ik het zie is Suzanne technisch perfect en Aalscholver niet, maar is dat laatste verhaal ‘in potentie’ iets beter door de bijzonder goede scènes. Waarom zouden we een nummer één kiezen? Twee winnaars moet ook een keertje kunnen.

 

Juli 2007, Hans ter Mors

Beoordeling Aalscholver - Lizette van Geene door BSN

Homepage  Prozawedstrijd  Prozawedstrijd 2007  Lizette van Geene  Beoordeling BSN