Homepage  Prozawedstrijd  Prozawedstrijd 2002  Carien Touwen  Beoordeling BSN

Onder water © Carien Touwen

Van af het begin had hij geweten dat dit geen goed idee was. Hij had er een slecht gevoel over gehad, maar zijn moeder had van niets willen weten. Al hun spaargeld hadden ze betaald aan die man, alleen maar om de overtocht te maken naar Europa. Daar zou het leven beter zijn had zijn moeder gezegd.
Daar zouden ze weer gelukkig worden. Hij miste zijn vader, zou hij nog leven? Hij hoopte maar dat hij hen zou kunnen vinden als ze eenmaal in Europa waren.

Dagen hadden al ze in het gammele bootje gezeten. Dagen niets dan water en een pijnlijk honger gevoel in zijn maag. Samen met 15 anderen, krap op elkaar. Stinkende walmen. Gerochel en gehoest. Het gezang over het beloofde land ging over in klaagliederen. Angst en wanhoop. Waar waren ze aan begonnen? Een klein meisje was doodgegaan, hij hoorde haar doodschreeuw nog echoën in zijn hoofd. Haar lichaam hadden ze overboord gegooid. De moeder van het kind was sindsdien in een hysterische toestand en moest om het kwartier tot rust worden gemaand. Ze zouden eens betrapt worden.

De schipper had al uren niets meer gezegd. Zou hij nog wel weten waar we zijn? De triest zoekende blik in zijn ogen kon echter niet hoopgevend worden genoemd. Zijn blik ging naar de hemel, op zoek naar een teken van hulp. Maar hij zag slechts donkere wolken en voelde de aanwakkerende wind. De eerste druppels vielen op zijn neus. Ook dat nog. Storm. Hij bad tot zijn God dat ze het er levend af zouden brengen en stelde zijn moeder gerust.

De golven werden hoger. De wind steeds sterker. Dit was niet goed. Inmiddels waren ze doorweekt van de harde striemende regen. Er stond een laagje water in de boot. Samen met de andere mannen probeerden ze het water eruit te hozen, maar het leek alsof er steeds meer water bij kwam. Ze deinden op en neer als een speelbal van de zee. Een paar vrouwen waren zachtjes aan het huilen. De moeder van het overleden meisje draaide door. "Neem mij God, dan kan ik bij mijn kind zijn", schreeuwde ze en ze stond op. Ineens een rukwind, ze sloeg overboord. Binnen enkele tellen was ze verdwenen in de zwarte kolkende massa.

Het leek wel alsof de golven steeds hoger werden, het water in de boot stond nu echt heel hoog. Ook de vrouwen hielpen mee met hozen. Ondertussen spraken ze elkaar moed in, probeerden nog hoop te houden. Opeens een hoge golf. De boot werd in de lucht gesmeten, alles draaide om hem heen. Waar was zijn moeder? Hij zag haar boven hem, toen viel ze naar beneden. Hij viel achter haar aan. Probeerde haar te grijpen, stak zijn hand uit.

Het water was ijskoud. Hij zakte dieper en dieper onder water. Hij probeerde te kijken waar hij was, maar alles was zwart. Hij moest zijn moeder vinden. En de boot. Hij zwom met al zijn kracht tegen de sterke stroom in. Hij zag iemand langskomen, het was een van de andere passagiers. Zij zakte naar beneden, een wit leeg gezicht. Geen redding meer mogelijk. Hij kreeg het benauwd, moest nu toch snel boven water komen. Eindelijk lucht. Een diepe teug van opluchting. Hij keek om zich heen het duister in. "Mama" riep hij luidt, maar het geraas van de storm overstemde hem. In paniek zwom hij alle kanten op, maar hij kwam niemand tegen. Alleen hoge golven met witte moordende koppen.

Moeheid overviel hem, zijn maag knorde een beetje. Zijn armen wilden niet meer. Hij wilde naar zijn moeder toe. Waar was ze nou? Ze zou toch niet? Hij kon niet meer en probeerde mee te drijven op de golven. “Waarom?”, dacht hij nog even. Langzaam voelde hij zich rustig worden. Het water was niet koud meer. Zwarte rust verscheen op zijn netvlies. Hij voelde de vermoeidheid uit zich wegebben en werd helemaal kalm.

Stralend licht opeens. Zijn moeder. "Kom maar jongen" zei ze met zachte stem.

Onder water © Carien Touwen

Homepage  Prozawedstrijd  Prozawedstrijd 2002  Carien Touwen  Beoordeling BSN