Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2016  Caroline Staelens

De vrouwe van Bayeux - Caroline Staelens

Bayeux, rijk der Franken. 890 anno Dominus.

De straten waren volkomen verlaten. Er was geen geluid te horen in de hele stad. Poppa keek uit over Bayeux en verwenste die vervloekte stilte. Het leek niet mogelijk. Er moest toch iets te horen zijn in een stad met meer dan 5000 inwoners. Er kwam zelfs geen geluid uit het kamp van de Noormannen. Er hing al de hele dag een vreemde sfeer over de stad. Ze merkte het ook aan haar eigen mensen. Haar babbelzieke kamermeiden hadden al de hele dag amper een woord gezegd en zelfs haar vrolijke oude min, was vandaag bijzonder nors. Eerst dacht ze dat het angst was, angst voor een nieuwe uitbarsting. Daar vreesden ze allemaal voor, sinds de Noormannen de stad een maand geleden hadden overgenomen en half platgebrand. Ze trok haar mantel wat dichter om zich heen. Haar naaiwerk lag nutteloos op haar schoot. Haar vingers waren te stijf van de kou om verder te naaien. Ze had een vuur gevraagd, maar het hielp niet. Ze wreef in haar handen in een poging het bloed te laten stromen, toen haar blik naar buiten werd getrokken. Boven de velden was een dunne nevel ontstaan en die rolde langzaam van de velden naar de straten beneden. De mist werd ook steeds dikker. Bayeux verdween voor haar ogen. Haar handen begonnen te trillen en dat had niets te maken met de koude. Het was net als die dag een maand geleden. De stad, de mensen, haar vader en haar eigen leven verdwenen in de mist en waren voor altijd verloren. Het enige dat weer uit de mist kwam, waren die vervloekte heidenen, hun lust voor bloed en goud en een alles verterend vuur. Het was een glimp uit de hel en de demonische legioenen zelf hadden het niet beter kunnen doen. En hun leider Rollo was de ergste van allemaal. De duivel zou nog bang voor hem zijn. Zij was het. Als ze op voorhand had geweten wat er zou gebeuren, was ze meteen van de hoogste muur gesprongen. Haar handen begonnen nu zo hard te trillen bij de herinnering dat ze met haar naald in haar duim stak. Een druppel felrood bloed welde op.

‘Waar blijft de koning toch? Hij had allang hier moeten zijn met versterkingen,’ zei ze opeens. Adelinde keek op bij de woorden van haar meesteres. ‘Hij moet waarschijnlijk wachten tot de edelen met hun mannen komen. Sommigen komen van erg ver,’ gromde de oude vrouw. Deze woorden leverden haar een kwade blik op van het meisje. Adelinde keek naar haar beschermelinge zoals ze daar zat, gehuld in zwarte rouwkledij, ieder stukje huid bedekt en met een dikke sluier over haar hoofd. Als kind was Poppa een vrolijk meisje, dat altijd kleurige linten in het haar droeg en breed glimlachte. Nu was ze een gebroken oude vrouw van zestien jaar. Het verlies van haar vader was hard aangekomen. De afgelopen maand had ze zich opgesloten in haar kamer en geweigerd om eruit te komen. Het grootste deel van die tijd had ze gehuild. Daar kon Adelinde begrip voor opbrengen, maar ze kon hier ook niet eeuwig blijven. ‘Poppa, wanneer kom je nog eens buiten?’ vroeg ze. ‘Als de Noormannen weg zijn,’ zei het meisje prompt. Adelinde legde haar naaiwerk neer, zuchtte, en maakte zich op voor een discussie. ‘En als ze niet weggaan?’ Poppa verstijfde alsof die gedachte nog niet bij haar was opgekomen. ‘Maar ze moeten weggaan,’ bracht ze ertegenin, alsof dat iets kon veranderen. De oude meid schudde haar hoofd. ‘Vader Hubertus denkt van niet. Hij zegt dat sommige, zo niet alle, heidenen van plan zijn om hier te blijven. Hij noemt het een straf van God.’ ‘Vader Hubertus was altijd al een somber man. Ze zullen niet blijven. De koning zal het nooit toestaan,’ zei Poppa overtuigd. ‘De koning zal misschien geen keus hebben. Er zijn veel meer Noormannen in Frankrijk dan enkel Rollo en zijn bende, en veel ergere ook.’ Poppa keerde zich kwaad om naar haar oude min. ‘Erger, wie kan er erger zijn dan Rollo? Besef je wel wat ik heb moeten doorstaan dankzij dat monster?’ ‘Exact hetzelfde als wat andere vrouwen ondergaan wanneer de Noormannen passeren,’ antwoordde ze. Poppa stond op het punt haar min uit te schelden voor alles wat ze maar kon bedenken en moest haar tanden zo hard op elkaar klemmen dat ze knarsten. Ze ademde een paar maal diep in om te kalmeren en keerde zich uiteindelijk weer naar het raam. ‘Exact hetzelfde, met één groot verschil,’ zei ze, ‘Andere vrouwen worden niet gedwongen om met hun aanvaller te trouwen. Zij kunnen het vergeten, maar voor mij zal de marteling eeuwig voortduren.’ ‘Ik denk niet dat iemand het zal vergeten,’ zei Adelinde. Poppa keek weer naar buiten. Het meisje voelde haar ogen vochtig worden en deed de moeite niet haar tranen weg te vegen. ‘Misschien niet, maar zij kunnen het wel proberen.’ Adelinde schudde haar hoofd in teleurstelling. Het gesprek was niet gelopen zoals ze had gehoopt.

Op het moment dat het meisje zich weer over haar naaiwerk boog, werd er op de deur geklopt door een van haar dienstmeiden. ‘Heer Rollo verzoekt zijn echtgenote hem te vergezellen bij de maaltijd.’ Poppa verstarde ter plekke. ‘Eten? Met die... Rollo?’ Ze had zich bijna versproken. ‘De vrouwe komt dadelijk,’ nam Adelinde het over. De meid knikte en verliet de kamer. Poppa kon haar oren niet geloven. ‘Wat doe je? Ik kan niet met hem gaan eten. Ben je al vergeten wat hij ons heeft aangedaan? Nee, ik ga niet.’ Maar Adelinde was al opgestaan en naar de kleerkast gelopen. ‘Je gaat wel. Meer nog, je gaat in je beste kleren en je moeders juwelen en met al de waardigheid die de vrouwe van Bayeux eigen is. Je laat zien dat de Franken het vuur niet zijn kwijtgeraakt en nog belangrijker, dat jij de onbetwiste meesteres van het kasteel bent.’ ‘Maar dat kan ik niet,’ protesteerde ze. Toch duwde Adelinde haar een saffraankleurige jurk en haar moeders ketting in handen. ‘Ga je omkleden.’ Het meisje keek haar even triest aan en gaf het toen op.

Poppa liep zo traag ze kon naar de eetzaal, maar toch kwamen de deuren veel te vroeg in zicht. Ze liet haar hand een volle minuut op de klink rusten, voor ze uiteindelijk de deuren opende en de zaal binnenstapte. Het was een grote bende. De zaal was volgepakt met mannen en vrouwen, van wie de meesten al dronken waren. Meer eten belandde op de grond dan in hun bord. Hier en daar zag ze dat er al servies was gesneuveld. Aan de beide buitenkanten zaten de edelen en haar vaders medewerkers aan twee tafels. Ze zeiden amper iets en al hun bewegingen waren stijf en gespannen. De meesten hielden hun ogen achterdochtig op de Noormannen gericht. Helemaal aan het andere eind van de zaal, aan een tafel die schraag op de andere stond, zat Rollo met enkele van zijn medeaanvoerders en de belangrijkste hovelingen. Ze was vergeten hoe groot hij was. Er werd gezegd dat hij zo groot was dat paarden hem niet konden dragen. Ze wist dat dit niet waar was, want toen hij voor het eerst naar Bayeux was gekomen, had ze hem op een paard zien rijden. Niettemin stak hij bijna een hoofd uit boven zijn mannen en de Noormannen waren van nature al geen kleine mensen. Het werd stil in de zaal toen meer en meer mensen de aanwezigheid van de jonge gravin opmerkten. Ze rechtte haar rug en probeerde een zo neutraal mogelijke uitdrukking aan te nemen, waarna ze strak voor zich uit kijkend langs de tafels liep om bij haar echtgenoot te gaan zitten. Van de Franken ontving ze enkele bemoedigende blikken en glimlachjes, maar die hielpen niet veel tegen de opkomende vloed van paniek in haar hoofd. Toen ze neerzat en een beker wijn probeerde in te schenken, verloren de mensen interesse en gingen door met eten. ‘Zo, je bent toch gekomen? Je bent haast even weinig te zien als de belastingen die ik heb bevolen.’ zei Rollo. Poppa keek even naar hem op, maar zei niets. Hij slikte een enorm stuk kip weg met een nog grotere kroes wijn, voordat hij verder sprak tegen de kleine jonge vrouw. ‘Een moeilijk volk heb je hier. Als ze niet snel beginnen betalen, zal ik er een paar moeten ophangen.’ Ze klemde haar handen in elkaar onder de tafel en probeerde om niets van haar angst te laten blijken.

Gelukkig hoefde ze verder niet meer naar hem te luisteren omdat hij in beslag werd genomen door zijn mannen. Ze keek even neer naar het bord dat voor haar werd gezet, maar raakte het niet aan. ‘Maakt u zich geen zorgen, vrouwe. Zover zal hij niet gaan. Hij weet dat het volk in opstand zal komen als hij dat doet en dan verliest hij zijn uitvalsbasis.’ Poppa keek op en keek recht in het gezicht van Lodewijk de rentmeester. Ze had hem niet naar de tafel zien komen, maar ze was erg blij hem te zien. ‘Denkt u dat echt?’ vroeg ze hem. Hij knikte bemoedigend, maar verloor de glimlach toen hij de gravin wat beter bestudeerde. ‘Vrouwe, is alles in orde met u?’ Onder tafel had ze haar handen nog steeds zo stevig geklemd dat haar knokkels wit waren. ‘Onder de gegeven omstandigheden is alles in orde. Dank u voor uw bezorgdheid. Het doet me goed te zien dat u zich nog steeds vrij kan bewegen.’ Lodewijk haalde even zijn schouders op. ‘Iemand moet de zaken in de gaten houden. Die Noormannen kunnen dan wel met bijlen zwaaien, maar ze zijn niet geschikt als boekhouders.’ Poppa strekte haar hand naar hem uit en hij nam hem aan. ‘Ik ben u bijzonder dankbaar dat u voor onze mensen zorgt in mijn plaats,’ daarna aarzelde ze even, ‘Vertel mij eerlijk, nemen de mensen het mij kwalijk?’ Lodewijk gaf een zacht kneepje in haar hand als troost, maar was erg serieus toen hij haar antwoordde: ‘Natuurlijk niet, vrouwe. Iedereen vindt het vreselijk wat u en uw vader is overkomen. Het volk bidt dat u ongedeerd bent.’ Daarna trok hij zijn hand terug. ‘Over gebeden gesproken, vader Hubertus wil al enkele dagen met u spreken. Kunt u hem nu te woord staan?’ Ze vroeg zich af wat haar oude norse biechtvader wilde, dus stond ze Lodewijk toe hem te gaan halen.

Toen de deuren zich openden en vader Hubertus de zaal binnenstapte, wist Poppa al dat het geen aangenaam gesprek zou worden. De man stond bekend om zijn donderpreken en hij keek alsof hij zojuist het laatste oordeel had gezien. Hij bleef bij de deuren staan en wenkte Poppa om naar hem toe te komen. Ze ademde diep in, streek haar kleed glad en liep ze naar hem toe. ‘Waar wilde u het over hebben, vader?’ De priester klemde zijn gebedenboek stevig vast voor hij sprak. ‘Het gaat om uw echtgenoot, vrouwe.’ Poppa kromp ineen, maar ze kon de priester nu niet meer wegzenden. ‘Ik heb reeds meerdere malen met heer Rollo gesproken over zijn bekering tot het christendom, maar tot mijn grote spijt wil hij er niets mee te maken hebben.’ ‘Dat is onfortuinlijk, maar wat heeft dat met mij te maken?’ wilde Poppa weten. ‘Als een goede christenvrouw is het uw plicht over het zielenheil van uw echtgenoot te waken. Ik zou willen dat u er eens met uw man over spreekt. Misschien boekt u meer succes dan ik. Ik heb de indruk dat heer Rollo een lage achting heeft van de clerus.’ Poppa was verbaasd dat hij het voorstelde, daarna werd ze eerder sceptisch. ‘U wilt dat ik probeer Rollo te bekeren? Waarom zou ik dat willen, na alles wat hij heeft gedaan?’ Vader Hubertus fronste afkeurend zijn wenkbrauwen. ‘Vrouwe, zou u uw plicht verzaken en uw echtgenoot laten branden in het eeuwige vuur?’ ‘Ik zie geen bezwaren.’ De man tikte ongeduldig met zijn vingers op zijn boek voor hij weer reageerde. ‘Ik begrijp dat u niet gelukkig bent met de situatie, vrouwe. Maar het is onze plicht om te accepteren wat God ons heeft gegeven. En wanneer hij ons straft, moeten we die straf berouwvol en naar beste vermogen dragen.’ Haar hele gezicht verstrakte bij deze woorden. ‘Denkt u dat de Noormannen een straf van God zijn? Maar waarom? Vader was een goed man en een vroom christen, zoals u wel weet.’ De oude priester schudde zijn hoofd. ‘Ik geloof niet dat uw vader de oorzaak is. Hij was inderdaad een vroom man. Nee, ik geloof dat de oorzaak ergens anders te vinden is.’ Poppa wachtte tot hij verder zou spreken, totdat ze besefte dat hij haar doordringend zat te bekijken. Ze balde haar vuisten, maar kon verder niets doen dan haar hoofd buigen en verder luisteren. ‘Het is mijn mening dat u niet zo vroom bent geweest, als u had kunnen zijn. Daar heb ik u al meerdere malen voor gewaarschuwd en u hebt uw leven niet gebeterd. U hebt dit alles over ons gebracht.’ Tranen schoten in Poppa’s ogen door de hardheid van de beschuldiging. Ze voelde zich zo machteloos. Wat ze nu ook zou zeggen, hij zou niet luisteren. Ondertussen ging vader Hubertus maar door met de beschuldigingen. Hoe kon hij denken dat het haar schuld was? ‘Eigenlijk heb ik er ook schuld aan. De Bijbel leert ons dat de vrouw van nature zwak en zondig is. Ik had uw vader moeten aanraden om u op uw kamer te houden totdat u een respectabele echtgenoot had gekregen. Dan leefde hij misschien nu nog.’ ‘Houd je mond. Houd gewoon je mond.’ Poppa was geschrokken van haar eigen uitbarsting. Een seconde lang schaamde ze zich, maar nu ze eenmaal was begonnen, kon ze niet meer stoppen. ‘Arrogante oude dwaas. Begrijpt u het dan niet? Mijn zonden hebben hier niets mee te maken. De Noormannen wilden ons land en onze rijkdom en een vroom leven zou daar niets aan veranderd hebben. En als u dat niet inziet, kunt u voor mijn part nu meteen onze heer en schepper ontmoeten.’ Poppa was ondertussen zo luid aan het roepen dat de hele zaal naar hen staarde. Vader Hubertus had dit ook gemerkt. ‘Vrouwe, demp uw stem.’ Maar Poppa liep al furieus naar de deur. ‘Val dood.’ Met een harde klap sloeg ze de deur achter zich dicht.

Vader Hubertus bleef nogal beduusd achter met de ogen van de hele zaal op zich gericht. Hij voelde zich er helemaal niet makkelijker door. Dit gevoel verbeterde niet toen bleek dat de befaamde Rollo vlak achter hem stond. ‘Waar ging dat allemaal over?’ wilde hij weten. Vader Hubertus kon het niet laten op te merken dat hij gewapend was. Aan zijn gordel ging een bijl die hij zelf gigantisch zou hebben genoemd. Hij drukte zijn gebedenboek tegen zich aan als een schild. ‘Vrouwe Poppa en ik hadden het net over haar zielenrust.’ De Noorman liet een sarcastische grijns zien. ‘Werkelijk? Zo rustig zag ze er anders niet uit.’ Hij klemde zijn boek nog wat steviger vast. Rollo ging nu vlak voor hem staan, zodat de priester omhoog moest kijken. ‘Als je nog eenmaal last verkoopt, zal ik er persoonlijk voor zorgen dat je daar veel spijt van krijgt. Ben ik duidelijk?’ Om zijn woorden kracht bij te zetten, trok hij uiterst langzaam zijn bijl van zijn riem. De priester verloor op slag de moed toen de grove bijl achter zijn nek werd gehaakt. Hij kon de scherpe rand in zijn vlees voelen snijden. ‘Dat kunt u niet doen,’ riep hij uit. Rollo keek vol leedvermaak op hem neer. ‘Ik kan alles doen. Ik kan je zelfs nu meteen naar je God sturen, als ik dat wil. Geef mij één reden dat ik het zou laten.’ Hubertus probeerde nog wat van zijn waardigheid te redden, maar op dit punt waren de Noormannen in de zaal hem volop aan het uitlachen. ‘Wie moet er voor de zielen van de mensen zorgen als ik weg ben? U kunt hen dat niet ontnemen.’ Rollo trok hem wat dichter bij. ‘Hun zielen interesseren me niet. Hun goud wel. Misschien dat ik je laat leven, als je de mensen kan overtuigen te betalen. Wat zeg je daarop?’ Hubertus vreesde dat zijn knieën het ieder moment konden begeven, maar gaf toch antwoord. ‘Het zijn goede christenen. Ze zullen graag hun goud opgeven voor hun ziel.’ Rollo trok de bijl weg en sloeg hem ermee tegen de borst. De slag gooide de priester gewoon omver. De toeschouwers kwamen niet meer bij van het lachen. ‘Goed zo, blij dat we zaken kunnen doen. Maak nu dat je wegkomt.’ Vader Hubertus liet het zich geen twee keer zeggen. Hij krabbelde overeind en rende de zaal uit. Hij had zelfs zijn gebedenboek laten liggen.

Poppa was niet naar haar kamer teruggegaan. Na de aanvaring met vader Hubertus was ze regelrecht naar de weefkamer gegaan omdat die het meest afgelegen lag. Daar liep ze nu al een hele tijd luid te mopperen. Ze was nog steeds kwaad. Ze zat middenin een overweging of ze het moest goedmaken met vader Hubertus of hem eruit gooien, toen de deur openging. Zonder nadenken wilde ze de deur weer sluiten, maar verstijfde toen ze Rollo zag staan. Ze deinsde verschrikt achteruit toen hij aanstalten maakte de kamer binnen te gaan. ‘Wat had die Frank je te vertellen?’ Poppa was zo verschrikt dat ze niet kon antwoorden. Rollo liep kwaad op haar af en dreef het meisje achteruit tot ze met haar rug tegen een weefgetouw stond. Ze was zo bang dat ze geen woord kon uitbrengen. Toen sloeg hij haar. Een moment lang werd alles zwart en het eerste dat ze merkte toen ze bijkwam, was dat ze bloed proefde. Een kloppende pijn verspreidde zich over de linkerhelft van haar gezicht en toen ze met haar vingers voorzichtig tastte, voelde ze haar gezicht al zwellen. Ze durfde hem niet aan te kijken. ‘Lodewijk wilde gewoon weten of alles goed met me was.’ Rollo greep haar bij haar nek en trok haar recht. ‘Je liegt, hij had het over een opstand.’ Zijn handen waren groot genoeg om haar nek met gemak te breken. Poppa greep zijn handen vast, maar ze kon er geen beweging in krijgen. ‘Hij wilde me geruststellen. Hij zei dat er geen opstand zou komen zolang je de mensen met rust liet.’ Ze moest de woorden door haar keel duwen. Ademen werd steeds moeilijker. ‘Alsjeblieft, laat me los,’ smeekte ze hem. Hij trok haar dichter naar zich toe. Ze kon de drank op zijn adem ruiken. ‘Het is zo gemakkelijk. Ik hoef alleen een beetje te knijpen. Helemaal geen moeite. Ik heb het land en binnenkort ook het goud. Ik heb je helemaal niet meer nodig. Waarom zou ik je laten leven?’ Poppa werd licht in haar hoofd. Haar oogleden wogen tonnen en ze kon haar greep op zijn handen niet volhouden. Ze was er bijna. Waarom zou ze de dood niet omarmen? Wat had het leven haar nog te bieden? Maar ondanks alles wilde ze leven, meer dan wat dan ook. In een laatste moment van helderheid wist ze ook hoe. ‘Ik ben zwanger.’ Het was niet meer dan een fluistering. Een laatste krachtinspanning van pure wanhoop. Maar het werkte. Met een harde klap viel ze op haar knieën, terwijl ze naar adem hapte. Rollo had een stap achteruit gezet om haar beter te bekijken. ‘Leugenaar, je bent helemaal niet zwanger.’ Poppa masseerde voorzichtig haar hals. ‘Toch wel, ik zweer van wel.’ Rollo kwam weer naar voren en trok haar recht bij haar arm. Hij hield haar stevig vast, terwijl hij haar buik bestudeerde. ‘Je ziet er niet zwanger uit.’ ‘We zijn ook nog maar een maand ver. Nu kan je het nog niet zien,’ zei Poppa. De pijn in haar keel begon iets af te nemen. ‘Houd me niet voor een idioot. Je liegt om je eigen leven te redden.’ De Noorman had haar arm zo stevig beet dat ze vreesde dat hij zou breken. Poppa begon te panikeren. ‘Ik zweer dat ik zwanger ben. Binnen enkele maanden zal je het zien. Je moet me geloven.’ Haar stem sloeg over. Dat was genoeg om Rollo te overtuigen. Hij kneep minder hard, maar hield haar nog steeds vast. ‘Als ik binnenkort geen tekenen zie, maak ik je alsnog af,’ gromde hij. Toen liet hij zijn ogen langzaam langs haar lichaam glijden. ‘Dat, of we wagen een tweede poging.’ Met een gemeen lachje liet hij haar los en liep weg. Poppa keek hem na. Ze had overal pijn en haar toekomst zag er niet veelbelovend uit, maar ze had een toekomst. Voorlopig in ieder geval.

De vrouwe van Bayeux - Caroline Staelens

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2016  Caroline Staelens