Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2010  Cathérine Khan

Het laatste restje - Cathérine Khan

Zoete, zachte drop. Ze had haar mond vol zoete, zachte drop. De hele voorstelling had ze zitten snoepen. De zak was bijna leeg. Het spul kleefde tegen haar gehemelte en met haar tong probeerde ze het los te duwen. De plakkerige klomp gleed tegen haar kiezen en ze beet erin. Ze wilde het goedje uitspugen maar met al die mensen om haar heen kon ze haar vingers niet in haar mond steken en het spul lospeuteren.
Ze likte haar lippen en met een vingertop maakte ze haar mondhoeken nat. Waarschijnlijk zat de drop overal.
Langzaam aan werd de groep bezoekers kleiner. Steeds meer mensen liepen naar de garderobe om hun jas te halen. Uiteindelijk bleef ze met nog drie anderen over in de grote koffieruimte van de bioscoop. Een jong stel dat schijnbaar alle tijd en ruimte was vergeten, zo verdronken  ze zich in elkaars ogen en een grijs bebaarde man bladerde  nonchalant in een folder. Ze staarde een beetje voor zich uit door de grote donkere ramen. Het had de hele avond geregend. Zo nu en dan sliste een auto over het asfalt.  Ze trok haar schouders een beetje op bij de gedachte dat ze het hele eind in haar eentje naar huis moest rijden. Dat was ze niet meer gewend. Maar het Bureau had al dagen geen contact meer met haar opgenomen.
Ze besloot een kop thee te gaan drinken in het café aan de overkant.
Het was er druk want meerdere bioscoopbezoekers hadden dit plan opgevat. Ze wrong zich tussen de wijn nippende en met hoge stemmen kwetterende groep vrouwen aan de bar door en bestelde een glas rode wijn. Ze schaamde zich om thee te vragen. Dan zou iedereen naar haar kijken en ze wilde alleen maar  even zitten en zich opwarmen voor de kille tocht naar huis.
Op de hoek van de antieke leestafel  zag ze een stoel vrij.
Na een paar slokken ontspande ze zich en het geroezemoes van stemmen en zachte muziek maakte haar loom. Ze leunde achterover en keek met half gesloten ogen de ruimte rond.
Hij stond aan de bar, op nog geen tien meter van haar vandaan. Hij was in gezelschap van nog twee mannen en een vrouw. Ze stonden met elkaar te praten en hieven lachend hun glas. Haar adem stokte, het bloed trok uit haar gezicht. Ze keek weg en keek terug en hij stond er nog. Ze dook in elkaar en wilde wegkruipen achter de mensen die tussen haar en de bar stonden.
“Jack”, zei ze hardop tegen zichzelf. Ze durfde zich niet te verroeren.

Het was bijna vierentwintig jaar geleden, ze was net negentien en begon aan het tweede jaar van  haar opleiding voor apothekersassistente. Om naast haar povere studiebeurs nog wat geld te verdienen werkte ze die zomer als baliemedewerkster op het kantoor van een advocaat.
Daar had ze Jack ontmoet, die voor advies een afspraak had gemaakt. Hij was een aantal keren teruggekomen en eens  bij het maken van een vervolgafspraak had hij haar gevraagd of ze zin had mee naar een concert te gaan.
Ze had geaarzeld, zoals meestal het geval was. Maar deze man had een sprankelende energie, een warme lach en een innemende aandacht voor haar aan de dag gelegd. Zoiets was ze niet gewend. Ze voelde zich onmiddellijk tot hem aangetrokken en dat overrompelde haar. Hij kon naar  haar kijken op een manier waardoor ze zichzelf ineens mooi vond en ze was begonnen Door wat make up te gaan gebruiken, haar lippen te stiften en haar krullende haar een tintje blonder te maken.
Een paar keer wimpelde ze zijn aanbod met een smoesje af maar gaf zich toen gewonnen. Haar hele puberteit was ze een muurbloempje geweest als het om jongens ging. Ze werd altijd als laatste gevraagd voor een feestje en dan meestal door iemand op haar school die zelf ook niet opviel door zijn charme of aantrekkelijke uiterlijk. Meestal verlegen jongens, een beetje wat ze tegenwoordig nerds noemen. Houterig of lomp en zwijgzaam. Voor haar studie reisde ze dagelijks op en neer van huis naar de stad en terug. Thuis hielp ze met het huishouden sinds haar moeder steeds vaker bedlegerig was door een longziekte. Het studentenleven ging zo aan haar voorbij. Ze  had  oppervlakkige  vriendschappen, laat staan een vriend.
Ze volgde trouw alle lessen en deed zonder haperingen haar examens. Het leek of ze zich had neergelegd bij haar eenzame bestaantje.
Tot de zomerdag dat ze Jack leerde kennen. Hij was tien jaar ouder en leek een druk bezet man. De eerste keren dat ze met hem uitging werd hij herhaaldelijk gebeld en uit de korte gesprekken die hij voerde begreep ze dat hij zich bezig hield met import van kleding die in Italië werd ontworpen en in China gemaakt. Als ze ernaar vroeg bleef hij aan de oppervlakte en lachte dat hij haar niet wilde vervelen met de sores van zijn werk als hij uitging.
Na een paar weken had hij haar na een etentje en veel te veel wijn meegenomen naar een hotel en ze hadden gevreeën. Hij had haar ontmaagd, hij was haar eerste minnaar  en ze voelde zich trots bij die gedachte.
Ook na de zomer bleven  ze elkaar ontmoeten. Soms moest hij op reis en zag ze hem enkele weken niet. Dan bracht hij kleine attenties voor haar mee, een lekker luchtje, een sjaal, een paar mooie oorbellen. Ze voelde zich Assepoester die eindelijk door de prins was ontdekt. Ze had zich nooit afgevraagd waar ze dit aan te danken had. Het leek een toevalstreffer, een lotje uit de loterij en ze  leefde voor de dag dat ze hem weer zou zien.
In het najaar vroeg hij haar  een paar dagen mee te gaan naar Rome.
Hij moest daar zaken regelen en dan konden ze ondertussen wat van de stad gaan zien.
Ze droomde over dit samenzijn. Met  haar moeder had ze nog nooit over Jack gesproken en ook nu had ze niet meer verteld dan dat ze met een vriendin een korte vakantie naar Spanje zou maken. Haar moeder had haar wel onderzoekend aangekeken maar verder geen vragen gesteld. Haar reactie was bondig geweest: “Je bent een volwassen vrouw dus je kunt gaan en staan waar je wilt”. Daarna kwam het onderwerp niet meer ter sprake.

Rome was overweldigend. De stad had een betoverende allure. De geschiedenis die op bijna elke straathoek zichtbaar was, de vibrerende drukte, de elegante Romeinen, het luxe hotel midden in  Vaticaanstad. Ze liet zich door Jack rondleiden als in een roes. De verlegen jonge vrouw die ze ooit was leek verdwenen. Alles wat Jack voorstelde te gaan zien was even aangenaam en verrassend.
De laatste dag had hij een afspraak met een zakenrelatie en bracht hij haar met de gehuurde Alfa Romeo naar de chique Via Condotti vlakbij de Spaanse trappen. Daar zou hij haar oppikken na een paar uur om samen te gaan lunchen. Hij drukte  haar wat geld in de hand en raadde haar  aan wat leuks voor zichzelf te kopen.
Op haar gemak had ze langs etalages geslenterd en  zich vergaapt aan de modieuze kleding, schoenen, tassen en sieraden. Ze dronk een heerlijke kop koffie bij Caffè Grecoen moe en voldaan liep ze terug naar de plek waar hij haar weer zou ophalen. 
Ze wachtte drie kwartier. Maar van Jack was geen spoor te bekennen. Ze drentelde op en neer, tuurde de hele straat af  in de hoop dat de zilvergrijze Alfa  alsnog zou opduiken, dat Jack zich hevig zou verontschuldigen voor zijn late komst en haar zou zeggen dat hij het goed met haar zou maken.
Ze raakte niet in paniek, ondanks dat ze zich realiseerde dat ze alleen de naam van het hotel kende, dat haar paspoort in het hotel lag en ze niet meer bij zich had dan de kleren die ze droeg en een paar tientjes aan geld in haar tasje.
Er was bijna een uur verstreken en op het moment dat ze besloot een taxi te zoeken, stopte er een auto voor haar en draaide een man het raampje open. “Kan ik u misschien naar uw hotel brengen,” vroeg hij in vloeiend Nederlands. “Heeft Jack u gestuurd, ik wacht al meer dan een uur op hem, ik weet niet wat er aan de hand is,” riep ze opgelucht uit.
Hij glimlachte en opende de deur van binnen uit, “stap maar snel in, u zult wel moe zijn”. Met  de aangeschafte inkopen op haar schoot vertelde ze de man hoe geweldig ze de stad vond en wat ze allemaal al had gezien. Hij knikte glimlachend bij alles wat ze zei en laveerde de auto behendig door het drukke verkeer.
Na een minuut of tien stopte de auto bij een zijstraat. De chauffeur stapte uit en nam snel plaats op de achterbank. Een man met een leren jasje en een zonnebril kwam uit het niets tevoorschijn, ging achter het stuur zitten en reed verder zonder een woord met haar te wisselen. Zo nu en dan zeiden de mannen  iets tegen elkaar in het Italiaans.
“U weet toch waar mijn hotel is, hotel Verona, is dat nog ver van hier”? Voor het eerst klonk er ongerustheid in haar stem.
“Ja, ja, maak je niet druk”, zei de man achterin op gebiedende toon. Ze draaide zich naar hem om in de hoop een soort van geruststelling te krijgen dat alles in orde was. Het laatste wat ze voelde was een hand om haar nek een stekende pijn in haar linkerschouder.

Ze lag languit op haar buik en het rook naar gras. Haar oogleden voelde zwaar, haar armen lagen langs haar hoofd  en werden door iets bij elkaar gehouden.  Iemand pakte haar van achter bij haar heupen en ze hoorde lachende stemmen. Haar lichaam schokte. Ze werd ruw omgedraaid en op haar rug gelegd. Een gezicht boog zich naar haar toe en  haar benen werden uit elkaar geduwd.
Ze was bloot van onder, haar rok was opgestroopt tot haar middel.  De man die op haar lag kreunde en gooide daarbij zijn hoofd naar achter. Ze voelde warm vocht aan de binnenkant van haar dijen. Opnieuw pakte iemand haar vast bij haar knieën en drukte haar gevouwen benen tegen haar borst. Hij stootte in haar, keer op keer.
Ze wilde schreeuwen maar er kwam geen geluid uit haar keel.
Hoe lang dit doorging wist ze niet. Ineens werd ze aan haar armen omhooggetrokken, haar voeten werden in schoenen  geduwd en ze werd op de voorbank van een auto gezet.
Hoge flats aan weerszijden van de autoweg  flitste voorbij en toen stopte de auto. De bestuurder schudde aan haar schouder en riep, “out, out, there hotel “, en hij wees naar een gebouw verderop aan de andere kant van de straat. Hij boog zich voor haar langs en gooide de deur van de auto open. “Vai! Vai!”. Toen stond ze op straat.
De namiddagzon kwam al niet meer boven de huizen uit en ze rilde.

Jack stond onder de douche toen ze de hotelkamer binnenkwam. “Ha, ben je daar eindelijk,” riep hij. “Er staat een fles wijn op tafel, schenk alvast maar in, ik ben zo klaar”.
Maar ze liep in een doffe trance naar haar koffertje, trok een trui aan, pakte de rest van haar spullen, liep de kamer uit, het hotel uit, hield een taxi aan en liet zich naar het station rijden.
Na twee dagen kwam ze aan in haar woonplaats.
Ze stuurde een kaartje naar Jack: Bedankt voor de gastvrijheid maar ik wil je niet meer zien. Het is over.

Zo nu en dan keek ze tussen de staande mensen door om er zeker van te zijn dat ze zich niet vergiste. Hij was dikker geworden en zijn golvende donkere haar had grijze strepen langs de slapen. Maar dit was dezelfde man van al die jaren geleden, de man met die spontane lach en die innemende aandacht waar ze zich zonder enige aarzeling aan had overgegeven. Waardoor ze alle realiteit uit het oog had verloren en zich onaantastbaar was gaan voelen voor, ja, voor haar eigen kwetsbaarheid. Alle schuchterheid die zo volledig haar leven tot dan toe had bepaald leek opgelost in zijn aanwezigheid. Ze was tot de conclusie gekomen dat de gruwelijke verkrachting haar eigen schuld was, de boetedoening  voor haar totale overgave aan iemand die ze nauwelijks kende  en zonder te weten wie ze zelf was.
Na die gebeurtenis had ze haar studie opgegeven, was verhuisd naar een andere stad en had daar een appartement gehuurd. Ze had werk gevonden bij een escortbureau en vergezelde zakenlui, meestal buitenlanders, in hun vrije tijd. Het was goedbetaald werk en het gaf haar dezelfde roes die ze gevoeld had toen ze Jack had leren kennen.
Het leek alsof ze daarmee die vreselijke gebeurtenis teniet kon doen, ongedaan kon maken, elke keer opnieuw als ze weer een klant had.

Ze was zo in gedachte verzonken dat ze niet had gemerkt dat het rustiger was geworden in het café. Een meisje haalde de lege glazen van de leestafel en vroeg haar of ze nog iets wilde drinken. Ze keek op en zag dat Jack met jassen over zijn arm naar zijn gezelschap toeliep.
Ze stonden op het punt van vertrekken.
Als verlamd zat ze op haar stoel. Jack rekende af met de jongen achter de bar terwijl de twee mannen en de vrouw haar richting in liepen naar de uitgang. Jack zette zijn kraag omhoog en kwam haar kant op.
Toen zag hij haar, zij hield haar adem in, ze probeerde zijn blik te vangen en voor eeuwig vast te houden. Een seconde bleven zijn ogen op haar gericht, het leek of de tijd bevroor.
Maar hij liep door. Ze hoorde de vrouw in de deuropening vragen: “Schat, heb jij de sleutels van de auto, ik zal wel rijden?”
Hij had haar niet gezien.
“Jack,” zei ze zacht, en ze dronk het laatste restje van de wijn.

Het laatste restje © Cathérine Khan

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2010  Cathérine Khan