“Zit je nu alweer achter die PC?. Dat is niet normaal, Ellis.” Pieter smijt zijn aktetas op de driezitsbank en kijkt me aan met een diepe frons tussen zijn wenkbrauwen. “Waarom vraag je eigenlijk altijd naar de bekende weg?, antwoord ik rustig en ik zie zijn frons dieper worden. Zuchtend schopt hij zijn schoenen uit en gaat languit op de bank liggen. “Heb je al enig idee wat we gaan eten en, nog veel belangrijker, hoe laat we aan tafel kunnen?” Ik heb wel een idee maar het kan geen kwaad om hem nog even in het ongewisse te laten. “Ik doe mee aan een schrijfwedstrijd via internet. Als het goed genoeg is kan ik een beoordeling van een gerenommeerd schrijver winnen. Gaaf hé?” Hij kijkt me aan alsof hij water ziet branden. “Jezus, Ellis! Ik vraag je wanneer we gaan eten en je lult er gewoon overheen met iets onbeduidends als een schrijfwedstrijd. Is dit weer een nieuwe gril van je? Denk je nu ineens de nieuwe Saskia Noort te gaan worden?.” Ik sta op en sluit het Worddocument op de computer af. In de keuken laat ik mijn tranen de vrije loop. Hij heeft werkelijk geen idee wie ik ben en wat me bezighoudt. Trieste zaak, als je er goed over nadenkt. Ik snipper de ui, pers de knoflook en giet wat olijfolie in de wokpan. Ik heb geen zin in culinaire hoogstandjes, vandaag. Ik ben een beetje moe. “Hmmm, het ruikt goddelijk, lieverd. Dit heeft een man nodig, na een dag op een saai kantoor te hebben doorgebracht.” Pieter pakt me van achteren vast terwijl ik de macaroni in het kokende water laat glijden. Hij merkt niet dat ik verstijf en haalt zijn vinger door het mengsel in de wokpan. “Niet met je vinger in de pan. Dat vind ik zo smerig. Ik wil überhaupt niet dat je in de keuken komt als ik sta te koken. Dat weet je nu zo langzamerhand toch wel.” Hij haalt zijn schouders op, geeft me een speelse tik tegen mijn billen en verlaat mijn domein. Niet lang erna hoor ik zijn snurkgeluiden vanuit de kamer. Hij is zoals gewoonlijk weer in slaap gevallen.
Ik giet de macaroni af, draai het gas onder de wokpan uit en loop naar de computer. Ik zoek het eerder afgesloten document op en draai wat heen en weer op mijn bureaustoel. Pieter’s gelaatstrekken zijn nog steeds mooi, zie ik als ik hem van een afstand bekijk. Ook zijn lichaam is nog in prima conditie. Zijn bruisende persoonlijkheid, waar ik toentertijd zo voor gezwicht ben, is echter totaal verdwenen. Hij is een saaie, dominante zak geworden. Hij is belastingdeurwaarder, dus dat verklaart veel. Ik focus me op mijn beeldscherm en lees de getypte zinnen nog eens terug. Ik zal moeten gaan schrappen. Less is more, volgens schrijvers die er toe doen en wie ben ik om ze daarin geen gelijk te geven. “Ik ben wakker, dus we kunnen wat mij betreft gaan eten” klinkt de stem van Pieter achter me. Ik minimaliseer het scherm en sta op. Als ik langs de bank loop, trekt Pieter me aan mijn arm en zorgt er voor dat ik op zijn schoot terecht kom. “Kom eens hier, lekker poppetje van me.” Pieter zoent me en ik voel zijn handen over mijn hele lijf. Gadverdamme, ik heb helemaal geen zin om met hem te vrijen. De seks is al maanden belabberd en het erop-erin-eruit-eraf staat me zo ontiegelijk tegen. “Ik ga met het eten verder. Ik begin trek te krijgen en jouw maag rommelt ook behoorlijk.” Zijn blik spreekt boekdelen en ik vlucht naar de keuken. Ik schep het eten op de borden en schuif ze de magnetron in. De vier minuten voor de pingel geven me net genoeg tijd om weer wat tot mezelf te komen. Ik denk aan wat Esther tegen me zei, vorige week. Ze adviseerde me om er eens een weekendje uit te gaan, samen met haar. Ergens een leuk hotel boeken, laptops mee en een heel weekend lang alleen maar de dingen doen die wij leuk vinden. Ik ga het een steeds beter idee vinden.
Het eten is warm en ik loop met de borden naar de woonkamer. Ik reik Pieter zijn bord aan en ga zelf met gekruiste benen naast hem op de bank zitten. “Esther heeft gevraagd of ik een weekendje met haar naar een hotel wil. Het lijkt me erg leuk.” Zijn gesmak overstemt het grootste gedeelte van mijn vraag maar ik denk wel dat hij me gehoord heeft, aan zijn blik te zien. “Wil je een heel weekend met dat idiote mens opgescheept zitten? Prefereer je haar aanwezigheid meer dan de mijne? O, wacht…jullie gaan zeker op zoek naar innerlijke rust. Mijn hemel, wat is er toch in godsnaam allemaal met je aan de hand, Ellis?. Ik ken je helemaal niet meer terug, de laatste tijd.” De brok in mijn keel zorgt ervoor dat de macaroni zijn weg naar mijn slokdarm met moeite bereikt. Ik sta op, pak de borden van tafel en zet ze in de vaatwasser in de keuken. Ik klik de waterkoker aan en pak de theeglazen uit het keukenkastje. Ik voel hoofdpijn opkomen en dat is in mijn geval niet goed. Voor ik het weet mondt hij uit in een gigantische migraine en die kan ik momenteel missen als kiespijn.
Vanuit de woonkamer hoor ik een bulderend lachsalvo en ik vraag me af welk televisieprogramma dit veroorzaakt. Dat programma zouden ze dan wat mij betreft mogen nomineren voor een Televizier-ring. Het lachen houdt aan en nieuwsgierig steek ik mijn hoofd om het hoekje van de woonkamer. Ik zie Pieter achter de PC zitten. Op het beeldscherm zie ik mijn eigen getypte regels voorbij scrollen en ik realiseer me dat ik het document niet heb afgesloten. Pieter draait zich om en zijn grijns is van oor tot oor. “Ellis, ik lig werkelijk dubbel van het lachen. Denk je nu echt dat je met deze pulp ooit een beoordeling wint van een gerenommeerd schrijver? Die mensen huilen tranen met tuiten, als ze dit lezen. Die vragen zich af waar het mis is gegaan in de schrijverswereld. Hahaha, dit is echt hilarisch. Schat, zet even een lekker kopje thee, kom bij me op de bank zitten en probeer weer terug op aarde te komen. Jij bent geen schrijfster en je zult het nooit worden, echt niet!” Ik giet het water in de theeglazen, druk de pilletjes door hun strip en laat ze oplossen in het hete water. Ik ben inderdaad toe aan innerlijke rust. Dit trek ik niet langer. Pieter neemt zijn glas van me aan en ik ga naast hem zitten. Hij neemt me in zijn armen, wiegt me zachtjes heen en weer en drinkt zijn thee. “Meisjelief, het geeft helemaal niks. Ik houd toch wel van je, ook als je geen schrijfster bent” Hij grinnikt nog wat na en aait me zacht over mijn rug. Dan voel ik zijn lichaam schokken en ik maak me los uit zijn omhelzing. Zijn gezicht begint wat rood aan te lopen en hij doet verwoede pogingen om het boord van zijn overhemd los te krijgen. “Benauwd, benauwd” is het enige dat hij kan uitbrengen en ik kijk hem aan. Hij zakt terug in de bank en zijn armen vallen slap langs zijn lichaam. Met twee vingers voel ik in zijn nek en constateer dat hij het heeft opgegeven. Precies zoals ik heb gelezen op internet. Nog even een kwartiertje wachten en dan kan ik 112 bellen. Ik neem weer plaats achter de PC en concentreer me op mijn document. Het is af. Nu alleen nog een passende titel verzinnen.
|