Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2014  Chris Huinder

Een vlammend betoog - Chris Huinder

Amy van Lot, de ambitieuze redactrice van Het Nieuwe Dagblad, aarzelde. Even wilde zij haar vinger de lucht in steken, als een twijfelende grensrechter zijn vlag. Stond de vrouw van de gehandicapte man naast haar niet randje buitenspel? De vrouw had ongevraagd het woord genomen en gekreten dat de nieuwe ziekteverzekeringwet ‘volksverlakkerij’ was. Dat de zorg voor haar man helemaal zou ophouden. Dat de vrije artsenkeuze totaal zou verdwijnen. Dat…
De oren van Amy van Lot hadden zich van het gegil van de vrouw onder haar haren verstopt. Maar na een tel prikte ze weer stevig op de toetsen van haar notebook met haar langnagelige vingers, klauwen op blokjes rauw vlees. Ze voelde zich niet op haar gemak in deze oude bioscoop met rode glitterlampjes die haar krant als boksring voor het debat over ‘De nieuwe zorg’ had uitgekozen. Ze kon nu wel wraak willen nemen op haar ex-vriendin Loes Ketelaar die als directeur van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkelingen van de gemeente aan het debat deelnam. Maar dat moest ze van zich afzetten. Ze moest zich op haar artikel concentreren. Ze had bewust bij binnenkomst vermeden Loes Ketelaar aan te kijken.
‘Een rechtvaardig en egalitair ziektekostenstelsel’ noteerde ze, terwijl ze de uitpuilende zaal rondkeek. Voorin bezoekers met harde stemmen en rode koppen die om de haverklap een vraag stelden, of ze nu het woord kregen of niet. In het midden mensen die schuchter hun vinger opstaken om een vraag te stellen. Enkele belangstellenden in het schriele licht achterin schreven de antwoorden van Loes Ketelaar op.
‘Ziektekostenstelsel’ leek Amy van Lot het langste woord dat ze in haar nog korte loopbaan bij het dagblad had getikt. Niet echt een woord dat lekker bekte of een wereld van kleine maar beslissende wendingen in het leven van mensen opriep. Ze had het woord meteen foutloos getypt, maar het had moeite gekost. De punt van haar tong zat tussen haar lippen geperst. Ze zuchtte, keek terloops naar de directeur op het podium en dacht na over het vervolg van het artikel dat uiterlijk om 23.00 uur af moest zijn. Ze had nog een halfuur.
De krant zou vast met haar artikel over het nieuwe ziektekostenstelsel van het kabinet op pagina 3 openen, liefst met een grote foto van de gehandicapte man en zijn boze vrouw. Het zou haar eerste grote verhaal worden sinds ze een jaar bij Het Nieuwe Dagblad werkte. Voor Amy van Lot een grote carrièresprong na haar baantje bij een huis-aan-huisblad. Ze was, zo had de hoofdredacteur gezegd ˗ en ze voelde zich zeer gevleid ˗ bij Het ‘grote’ Nieuwe Dagblad opgevallen vanwege haar indringende reportages over bijzondere voorvallen in het leven van mensen. Zelf vond ze haar woordkeus steeds trefzeker. Nu begon voor haar het echte werk. Ze zou beslist deze grote stap aankunnen.
Met de fotograaf sprak Amy van Lot af dat hij de onderuitgezakte man in zijn invalidewagen frontaal in beeld zou brengen. De lezers van haar artikel zouden onmiddellijk de kant kiezen van deze man en zijn vrouw die ‘op schandalige wijze’ door het kabinet zouden worden ‘gepakt’. En ‘de gemeente werkte daar toch mooi aan mee’. De overheveling van de zorgtaken in de AWBZ van het rijk naar de gemeente zou een chaotische ‘bezuinigingsoperatie’ worden; nog zo’n vervelend woord. En Loes Ketelaar werkte daar dus ook aan mee, concludeerde Amy van Lot zonder het op te tikken. Ze was er tijdens het debat steeds meer van overtuigd geraakt.
Ook uit dit derde geval dat ze op haar notebook had vastgelegd, bleek dat zonneklaar. De antwoorden van haar ex-vriendin ˗ wat zag ze er chagrijnig uit ˗ sloegen nergens op. Ze waren ontwijkend. ‘Het komt allemaal goed, mevrouw,’ was de bekende dooddoener die Loes Ketelaar overal en altijd gebruikte. Ook in hun kortstondige, gezamenlijke privéleven dat net zo stevig was geweest als een bundel spaghetti voordat die aan de kook raakte. Hun liefdesleven was aan de kook geraakt. Ze had genoten, zeker, maar Loes Ketelaar had het vuur al na een paar maanden laag gedraaid tijdens hun laatste etentje bij de Italiaan.
‘Ik wil met je praten, Amy. Ik moet je iets zeggen.’
‘Natuurlijk, schat. Zullen we naar onze Italiaan gaan?’
‘Laten we proberen vriendinnen te blijven, Amy. Je bent nog zo… goedgelovig. Gewoon, vriendinnen.’
Amy van Lot had Loes Ketelaar met opengesperde ogen aangestaard, haar klauwen in de aanslag. ‘Goedgelovig?’ Het zou wat. Ze had een jaar lang door heel Australië en Nieuw-Zeeland gebackpackt en had menige vervelende situatie het hoofd kunnen bieden! De spaghetti van de Italiaan had ze als een rafelige pruik op Loes’ hoofd geplakt.
Dat juist zij nu dit artikel over ‘De nieuwe zorg’ voor de krant moest schrijven, terwijl haar ex als een onhandige trut op naaldhakken telkens weer haar ‘het komt wel goed’ bleef debiteren. Misschien had ze zich ziek moeten melden. Of eerlijker moeten zijn: ‘Chef, dit onderwerp komt me nu wel erg ongelukkig uit, omdat…’ Maar nee, ze moest en ze zou het artikel schrijven en tegelijk wraak nemen. Zo objectief mogelijk.
De fotograaf zou Loes Ketelaar op andere, kleinere foto’s bij het artikel als een donkere schaduw op de achtergrond neerzetten. ‘Het gaat om de mensen zelf, jongen, niet om de kulantwoorden van die gemeenteambtenaar, snap je,’ had ze hem indringend ingefluisterd. De stommerik had haar als een potentieel nieuwe aanwinst aangegaapt en geknikt.
Waar was ze gebleven? ‘Een ordinaire bezuinigingsoperatie, waardoor de kleine man weer gepakt wordt,’ waren de laatste woorden van de gillende vrouw geweest. Haar boezem ging stormachtig op en neer. Dat zou Amy van Lot maar niet opschrijven. Dat deed er niet toe.
Amy van Lot zag Loes Ketelaar diep ademhalen en als een keurmeester rondkijken naar wat voor vlees ze in de kuip had. Haar van zweet fluwelig geworden oogharen streelden haar oogbollen.
‘Ik begrijp al uw zorgen,’ was het antwoord van Loes de directeur. Nog zo’n dooddoener. Maar Amy van Lot zou het correct citeren. Ze was professioneel en ervaren genoeg om privé en werk te scheiden.
‘Dat klinkt allemaal vreselijk mooi,’ onderbrak een man die onder de tatoeages zat, het antwoord van Loes, terwijl hij een aarzelende bezoekster in het midden van de zaal de pas afsneed. Die stelde zich bij de microfoon achter de tattoo-man op. ‘Maar wie bepaalt straks wat voor zorg iemand nodig heeft? Jij soms?’
De man schreeuwde de longen uit zijn lijf alsof zijn tatoeages ter plekke van zijn nek, hals en blote armen werden gebrand.
De zaal begon voor Amy van Lot op zo’n dikbuikige kookpot in een stripverhaal te lijken. In het borrelende hete water spartelden mensen met rode en angstige koppen rond. De glitterlampjes verhevigden die indruk. Ook Amy van Lot zelf moest ervan gloeien. Ze kon zich niet goed meer concentreren. Haar vingers trilden op haar notebook, terwijl bezoekers nauwlettend in de gaten hielden of ‘mevrouw de redactrice’ wel ‘alles optikte’ over wat hún zorgen waren. Die hadden meteen aan het begin van de avond geëist dat ‘onze krant een eerlijk en volledig verslag zou maken van wat wij te vertellen hebben.’
‘Mijnheer,’ en Amy van Lot merkte dat Loes Ketelaar zorgvuldig haar woorden koos, ‘nu komen nog verschillende zorginstellingen bij iemand over de vloer. Vanaf volgend jaar moeten de nieuwe wijkteams vermijden dat de instellingen langs elkaar heen werken. Dat doen ze door, wat wij noemen, keukentafelgesprekken met de mensen te voeren. Dan kan elk individueel geval die aandacht van de gemeente en de zorginstellingen krijgen die hij of zij verdient.’
Loes Ketelaar had streng geklonken. Ze had opnieuw uitgelegd dat de veranderingen in de zorg ‘verantwoord’ en ‘zorgvuldig’ uitgevoerd zouden worden. Maar toch, ze sprak eigenlijk te gehaast, door de bloedhitte in het bioscoopzaaltje met een afgeknepen, droge keel. Normaal had ze zo’n warme, lage stem.
‘Keukentafelgesprekken’. Wat een grappig, lang woord eigenlijk. Amy van Lot had met Loes Ketelaar zoveel ‘keukentafelgesprekken’ gevoerd zonder dat ze dat woord gebruikten. Over van alles en nog wat hadden ze gepraat. Loes had overal een antwoord op gehad. Ze wist over elke onderwerp wel iets toe te lichten en uit te leggen. ‘Er zijn twee wezenlijke houdingen: moed om elke uitdaging aan te gaan. Of angst voor iedere nieuwe ontwikkeling.’
Amy van Lot had er wat schaapachtig bijgezeten. Ze was verslingerd geraakt aan Loes als een apin aan een wijdvertakte boom maar met de voortdurende angst naar beneden te vallen wanneer de boom even trilde
Voor het eerst die avond snapte Amy van Lot dat Loes Ketelaar in een onmogelijke positie zat. Als directeur Maatschappelijker Ontwikkelingen van de gemeente moest ze op tientallen concrete gevallen ingaan: zorg voor een man met een herseninfarct; een oververmoeide mantelzorger die een time-off wilde; de gehandicapte man met zijn bazige vrouw; aandacht voor een kind met een mislukte rugoperatie; een ander met een niet-aangeboren hersenletsel. De moeder van de laatste legde omstandig uit dat ze de jongen bijna continu verzorgde en dat hij twee keer in de week naar de dagbesteding ging. ‘Die dagbesteding is zo belangrijk voor mij. Het haalt mij uit de dagelijkse sleur. Valt die ook onder de nieuwe zorg?’ De lippen van de moeder waren bleek. Ze sprak zo zacht dat alleen de mensen vlakbij haar konden horen. ‘Gaat de gemeente die dagvergoeding blijven vergoeden?’
Allemaal vragen die terecht waren, vond Amy, maar waarop Loes natuurlijk niet per geval uitgebreid kon antwoorden. Dat moesten later maar de mensen van de wijkteams uitzoeken met hun ‘keukentafelgesprekken’.
Had Amy nog maar eens een ‘keuekntafelgesprek’ met Loes kunnen hebben. Stom, toch een spelfout getypt. Misschien dat dan…, maar ze moest nu in haar artikel helder en concreet de zorgen van de mensen zien weer te geven. Was dat de angst voor verandering waartegen ze zich als tegen een plots opkomende wervelstorm met afgewend hoofd verschuilden? Of die ze met hun geschreeuw en vuisten probeerden te verjagen?
Nog voor hun laatste etentje bij de Italiaan had Loes haar uitgelegd dat Het Nieuwe Dagblad haar een rotstreek wilde leveren. Loes had moe geklonken, haar warme stem was over de lettergrepen uitgegleden. De krant zou haar tijdens het debat confronteren met een tiental zorggevallen. Van haar werd verwacht dat ze ‘zo concreet en helder mogelijk’ antwoord op het nieuwe gemeentelijke beleid zou geven. ‘De lezers hebben daar recht op.’ Zo niet, dan zou de krant in zijn hoofdredactionele commentaar een vlammend betoog over ‘de diepe zorgen van duizenden mensen in de stad’ afdrukken en aangeven ‘dat de gemeente op geen enkele vraag een passende reactie had.’ En ‘de lezers zouden daarom bij de aanstaande verkiezingen hun eigen conclusies moeten trekken.’
Amy had naar Loes maar half geluisterd. Ze wilde zo graag met haar eerste grote artikel uitblinken. Ze had bij haar vriendin erop aangedrongen dat ze het toch maar moest doen. Ze was knap, ze wist zoveel, ze had op elke vraag een antwoord. En ze kon altijd nog doorverwijzen naar de ambtenaren van haar afdeling die haar tijdens het debat zouden bijstaan. En Amy zou in het artikel Loes als een stralende ster aan het firmament laten schitteren.
Amy van Lot, de redactrice met de gedurfde carrièresprong, begon mee te leven met haar voormalige vriendin. Ze was inderdaad nogal goedgelovig. Ze had zelf met haar artikel het middelpunt van alle lezers willen worden. Ze had zich direct al na het verzoek van de hoofdredacteur de complimentjes en schouderklopjes van haar collega’s ingebeeld. ‘Je verzorgde schrijfstijl’, ‘je goed gekozen woorden’, ‘je kunde om de sfeer van zo’n bijeenkomst zo beeldend over te brengen’. Waar was haar professionele houding gebleven?
Haar mobiel trilde. Een bericht van de redacteur van dienst. ‘Je hebt nog een kwartier. Red je het?’
‘Geef me tien minuten extra,’ sms’te ze terug, met de tong tussen haar lippen. ‘Nog een paar kleine aanpassingen.’
Ging het haar lukken? Ze wist het zelf niet. Maar Amy van Lot zou bij de uitgang op Loes Ketelaar wachten.

Een vlammend betoog © Chris Huinder

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2014  Chris Huinder