CONTOUREN
Waar was je vannacht ik wachtte op je warmte je stem, je nabijheid de tijd hing koud buiten het raam met verkleumde vingers schreef ik je naam op de deken op de muur tekende ik de contouren van je gezicht speels werden ze belicht door de morgenzon de dag begon ik kon je nu wel bellen
KLASGENOTE
Uit een ver verleden lees ik haar naam gebeiteld in een kleine steen Allerzielen buigt zich troostend over haar heen bloemen vallen in zachte grond een oude wond rijt open doorlopen kan niet meer onze jaartallen lezen elkaar naast haar treurt grauw beton om een gestorven kind ik vind mijn eigen steen en huil om háár ze ligt daar zo verschrikkelijk alleen
VERBORGEN DOOD
Wit-paarse seringen
hingen hun geuren op
aan de avondzon
legden hun kleuren neer
in mijn geopende hand
ontroerd, verrukt, verward
brak ik behoedzaam
de tere stelen af
en bracht dit stil geluk
naar een verborgen graf
|