Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2009  Daniëlle Kaiser

Uit grijstinten gegroeid - Daniëlle Kaiser

Lange, zinderende zomerdagen. Het lijkt wel alsof alles om me heen bruist van de levenslust, hier op het cottagepark. Het park, liggend tussen twee bergkammen met in het dal het beroemde meer, waar de mensen van heinde en verre naartoe komen om hun zomerdagen te vertoeven.
Toen ik de gordijnen voor mijn raam vanmorgen wilde openen, merkte ik hem op.
Hij was vroeg deze ochtend. Normaal ligt hij tot de lunch in bed en moet ik wachten tot de middag voor ik een glimp van hem op kan vangen.
Mijn hand beroerde het gordijn nog eens, zachtjes nu. Alsof ik zijn ongetwijfeld zijdezachte huid onder mijn vingers voelde.
De wind voerde onlangs zijn naam met zich mee; Evan.
Daarom zijn al mijn gedichten sindsdien gevuld met zijn naam. Uitspreken is bijna teveel van het goede. Hoe zou ik zijn naam, die zachte fluistering, op mijn bleke lippen durven nemen?
Toen onverwachts werd mij, onbetekenend kind, dit moment vergund.
Zachtjes wuifde ik het gordijn een tikje opzij. Niet teveel, het risico gezien te worden was te groot. Zijn ranke lichaam, zacht glanzend in het lauwe ochtendlicht, de ogen nog op slaapkamerstand.
Tranen sprongen in mijn ogen bij zoveel schoonheid en vlug deed ik een stap naar achteren.
Maakte het iets uit? De schaduw van mijn persoonlijkheid is namelijk eenvoudig te overzien.

Evan dus, God heeft mij de grote gunst verleend de slaapkamer van Evan aan dezelfde kant te laten grenzen als de mijne. Hoe vast zit ik sinds deze ontdekking niet aan mijn kamertje gekluisterd? Gek wordt mama ervan. Was het niet mijn schuchterheid die mijn ouders deed besluiten tot aanschaf van het huisje?
Maar mijn geheim is onontdekt. Hoe kan ik mij ooit vrij buiten bewegen als ik daar het risico loop Hem tegen het lijf te lopen?
Evan zette zet zijn zonnebril op en rekte zich nog eens uit. Het was bijna alsof hij wist dat er achter het raam tegenover hem iets verscholen zat dat het daglicht niet waard was en wat hij nog even een blik vergunde op zijn atletische perfectie.
Ik zuchtte en bleef staan, minuten nadat hij verdwenen was.

Moeder heeft me vandaag over weten te halen om onder de boom in de tuin te gaan zitten. In de leunstoel, met een boekje. Een lange rok en vest als een veilig schild om me heen getrokken. Ik zou hem maar laten schrikken met dat dunne, kleurloze lijf van me.
Opeens, als uit het niets kwam Evan het toneel op. Mijn lichaam schrok en begon te trillen.
Hij liep langs het pad van zijn cottage de tuin in en keek mijn kant op. Verschrikt drukte ik mijn neus bijna tegen het papier aan en negeerde hem totaal.
Het beangstigende idee om een paar woorden met hem te moeten wisselen kon ik niet overzien. Ik hoorde hoe hij zijn pas vertraagde en ik voelde mijn hart ondertussen in mijn keel. Ik wilde slikken maar kwam tot de conclusie dat mijn tong was vervangen voor een kurken exemplaar. Na een aantal seconden kon ik de spanning onmogelijk nog langer verdragen en gluurde ik langs het boekje zijn richting op. Ik veerde op van schrik toen hij, dat ongelofelijk schitterende godenkind, welke toevallig naast mij woont mij goedemorgen wenste. Mijn ogen puilden bijna uit mijn hoofd en ik bedacht me nog dat hij zich wel moest bedenken dat ik een raar figuur was. 'Hoi,' piepte ik en snel dook ik weer achter mijn romannetje. Wat laat zo'n boekje romantiek toch een bedrieglijk eenvoudig iets lijken. Voor mij is het onbeklimbaar als de Mount Everest. Ik hoorde hem inademen alsof hij nog iets wilde zeggen, maar blijkbaar bedacht hij zich en vervolgens liep hij het huisje in.
Eindelijk durfde ik uit te ademen en ontspande ik me weer een beetje. Wat verwachtte ik dan? Ik vervloekte moeder in stilte, omdat ze me over had weten te halen buiten te gaan zitten.

Thuis breng ik mijn dagen op mijn slaapkamer door, en dat bevalt me prima. Al dromend. schrijvend en lezend vul ik daar mijn dagen. Moeder zegt dat het leven buiten is maar ik zit liever daar. Vooral na een wrede, inspannende schooldag trek ik mij het liefst terug.
Op school ben ik niets meer dan een piepende muis. Oh, welk een afschuw wekken deze zielige, zachte geluidjes uit mijn keel bij me op. Mijn stem is best mooi. Zacht maar mooi. Maar door mijn triestige zelf lukt het me niet om de kracht die ik bezit laten zien aan de wereld. Ik verberg het zoals ik mijn lichaam graag onder dikke kleding verstop.
Al vaker hebben leraren geprobeerd mij uit mijn schulp te halen. Hoe moeilijk is het hen aan het verstand te brengen me toch met rust te laten? Laat mij maar.

Vanmorgen vroeg weer opnieuw een poging gedaan. Al liggend in bed heb ik de spiegel weer eens van onder mijn bed genomen en heb ik mezelf weer eens bekeken.
Zo vaak heb ik al in die spiegel gekeken, het oppervlak zou eigenlijk dof moeten zijn. Ik hoopte dat mijn geest vandaag het getoonde wel aantrekkelijk zou vinden.
Door de jaren heen heb ik namelijk ontdekt dat ik er geen twee dagen hetzelfde uitzie.
Begrijp ik niets van. De ene dag is de andere niet. Had ik een broertje gehad, was ik er vast van overtuigd geweest dat het ettertje mijn spiegel voor een valse verruild had. Zo eentje waarin je ineens een heel dikke neus hebt, of een heel breed voorhoofd. Of allebei natuurlijk.
Ik heb alleen geen broertjes en zusjes en dat gegeven vertelt mij dat er wel iets mis met mij moet zijn.
Gisteren bijvoorbeeld; ik had gisteren zo'n vale kleur, mijn haar hing weer slap langs mijn smalle gezicht en mijn ogen stonden duidelijk te ver uit elkaar, en dan dat saaie blauw. Ik kon het beeld niet lang verdragen en de toon van die dag was alweer gezet. Na een dergelijk deprimerend spiegelbeeld aanschouwt te hebben, duik ik het liefst nog dieper weg dan anders in mijn vestje.
Toen ik vanmorgen een nieuwe poging deed echter, heb ik wel drie keer geknipperd met mijn ogen. Wie was dat kind? Ik moest het zeker weten en stapte in mijn nachtjapon uit bed, spiegel onder de arm. Bij het licht dat door het raam scheen haalde ik eens diep adem en hield het ding nogmaals voor mijn gezicht.
Adem in. Ogen open. Warempel, het beeld was nog steeds niet gevlucht. Voorzichtig volgde ik met mijn vinger de contouren van mijn eigen beeltenis in de spiegel. Over de wenkbrauwen, de lippen. Stralende ogen. Er lag zelfs een vage blos op mijn wangen! Mijn hart ging weer eens van slag, ditmaal van opwinding. 'Als ik heel erg mijn best doe en dit kan vasthouden, dan zal er vast wel weer een goedemorgen vanaf kunnen,' bedacht ik me. En heel misschien zou ik dan zelfs iets terugzeggen.
Die spiegel. Soms een vriend, maar meestal vervloekt. Afgunst is mij vreemd, maar al die mooie meisjes op school tonen mij constant alles waar het mij aan ontbreekt. Ik zie heus wel waar de jongens naar kijken. Zelfverzekerde, giechelende meisjes met hun altijd perfecte gezichtjes. Waarom zien zij er wel altijd stralend uit? Welke vloek is over mij neergedaald, die mijn beeld zo helder toont? Dat gebrek aan zelfvertrouwen, de ontbrekende glans. Ik zie echt wel waar het aan mankeert, maar hoe ik het om kan draaien?

Oh wat er nu toch is gebeurd! Kan bijna niet wachten het op papier te zetten, en dan terug te lezen en nog eens te lezen….
Papa heeft kennis gemaakt met de buurman. Ja, de vader van Evan! En nu zijn we vanavond gaan barbecuen bij hen. Ik stierf duizend talloze malen toen ik dit vernam. Mams vroeg me zelfs ongerust of ik niet lekker was, maar ik zweeg. Niemand mag achter mijn geheim komen! Gelukkig had ik niet al teveel tijd om me druk te maken.
Was er wel van overtuigd dat ik geen hap naar binnen zou krijgen. Ik dank God dat hij mij vanmorgen mooi liet zijn in mijn spiegel. Dat moet namelijk wel de reden zijn geweest dat Evan zo aardig tegen mij was. Hij is zooo leuk!
Voor het zo laat was had ik natuurlijk al lang uit het raam gegluurd om te zien waar ze mee bezig waren. Hij en zijn vader waren druk in de weer met het vuurtje. Echte kolen gebruikten ze. Papa zegt altijd dat alleen echte mannen met echte kolen kunnen barbecuen.
Zenuwachtig had ik mijn gele zomerjurk aangedaan. Ik had mijn grijze vest eroverheen getrokken maar moeder stond erop dat ik het ding achterliet. 'Kind, je voelt je toch wel lekker? Het is vandaag zo ongeveer de warmste dag van het jaar en jij komt met een vest aan. Leg toch alsjeblieft terug.' Ik kon geen aannemelijke reden vinden om het ding te verdedigen en in een opwelling van teer zelfvertrouwen deed ik wat ze vroeg.
Voelde me wel een beetje naakt. Niets was aan de verbeelding overgelaten. Maar ook opwinding maakte zich meester van me.
We werden hartelijk ontvangen. 'Vriendelijke mensen,' zei mams achteraf.
Toen mijn blik eindelijk die van Evan kruiste, voelde ik de warmte naar boven opstijgen, rechtstreeks naar mijn hoofd. Ik dacht aan mijn spiegel en aan wat deze mij vanmorgen had onthult en sterkte daarmee mijn minieme moed en staarde terug. En glimlachte. Ik voelde dat ik mogelijk nóg roder werd en wendde me vlug af.
We hebben met zijn allen gelachen die avond en gepraat en af en toe had ik een onderonsje met Hem. Een heel moment, alleen tussen ons. Evan vertelde me over zijn leven thuis. Hij is ook enig kind. De voordelen, de nadelen, niets hoefde ik hem erover te vertellen. We hebben dus iets gemeen!
Toen de avond voorbij was hadden we alleen nog maar tijd voor elkaar en geen oog meer voor de rest om ons heen. Ik was nauwelijks bewust van de blikken van mijn ouders, die er nogal verbijsterd uitzagen. Ongetwijfeld verbijsterd over het feit dat mijn rol van muurbloempje zich razendsnel scheen te ontwikkelen tot die van wilde roos. Het was alsof ik mijn hele jeugd had gewacht op dit moment. Alsof mij spiegelbeeld besloten had mij het laatste duwtje te geven. Eindelijk die stap over de drempel van volwassenheid genomen. Ik, zestienjarige.

Vanaf die dag was ons pad voor die zomer uitgestippeld. Waar Evan was, daar was ik. De spiegel onder mijn bed werd niet meer aangeraakt. Ik dacht er zelfs niet meer aan.
Alles wat ik weten moest las ik namelijk in zijn ogen. En die vertelden me prachtige verhalen, beloofden me herinneringen en soms werden ze een tikje brutaal. Moest ik ze op hun plaats zetten. Nooit echter verloren zij hun glans. En ik verloor mezelf keer op keer in hen.
We zwommen wat af. Evan kreeg me zelfs zover dat ik mijn kleren afwierp en me slechts in bikini aan hem toonde. Het ongedaan maken van jaren van schaamte en minderwaardigheid nam nu eenmaal tijd in beslag.
Steeds vaker echter, was Mees erbij. Donderblonde Mees, vriend van Evan. Hun vriendschap was van een eigenaardige soort. Waren we met zijn drieën dan negeerde hij me en eiste hij alle aandacht van Evan op.
Alsof hij een schoothondje was dat moest wedijveren om de aandacht van het baasje.
Hij wurmde zich in alle bochten om de ogen van Evan op zich gericht te houden. Het verbaasde me meer dan eens dat Evan het zich welgevallen liet. Maar al snel had ik ontdekt, dat Evan alleen deed waar hij zin in had.
Pril ontdekte gevoelens en sensaties hielden mij echter in zijn ban.
Het duurde dan ook niet lang of Mees en ik waren elkaars concurrent. Hoewel ik hechtte aan mijn eigenwaarde kon ik me er toch nog niet toe zetten mijn ideaalbeeld de rug toe te keren. Immers, zodra zijn ogen op mij gericht waren was ik zijn slaaf. En wat genoot ik van die rol! Die zomer kende vele pieken en dalen. Het duurde niet lang of Mees kende mijn zwakke plekken door en ik de zijne. Hij sabelde bij iedere gelegenheid mijn uiterlijk neer. Ik stelde constant zijn mannelijkheid in het geding. Op dit punt echter had ik niet geheel ongelijk. Zijn fijne gezicht deed enigszins vrouwelijk aan. Ook hielp zijn geringe lengte niet mee. Ik maakte dankbaar gebruik van deze imperfecties.

Duizenden naalden steken in mijn hart. Ik heb mezelf op mijn kamertje opgesloten. Mama klopte net nog op de deur. Ongerust. Het enige wat zij weet, is dat ik naar huilend binnen ben gestoven en mezelf heb opgesloten. Ik kan het nog niet geloven.
Vanavond kwam ik Mees onverwacht tegen bij het verscholen kampvuurplekje waar Evan en ik zo graag verbleven. Evan is er twee dagen met zijn ouders tussenuit en dus zwierf ik een beetjes verloren rond .
Mees zat al op de kampeerplaats toen ik aankwam. Hij zat met zijn rug naar me toe. Voor ons zakte de zon al bijna onder de bergkam en nog even bood deze een schitterend uitzicht over het schemerige dal.
Ik twijfelde. Die vuilbek. Normaalgesproken sterkt de nabijheid van Evan mijn zelfbewustzijn en vanavond wilde ik me dan ook het liefst omdraaien. Dat had ik ook vast gedaan als hij me niet allang had ontdekt en toen ik me omdraaide om aan de afdaling te beginnen, hield zijn stem me tegen.
Maar zijn verhaal, moet ik het geloven? Ik wil het gewoonweg niet geloven. Hij vroeg me bij hem te komen zitten. Heel normaal, net alsof we vrienden waren.
'Lieve Louise,' begon hij. Hij draaide zich naar me toe en voor het eerst zag ik nu de blik in zijn ogen. Het verbaasde mij daar een diep verdriet in te ontdekken. 'Louise, wat ben je toch een lief, onschuldig ding. Ik verafschuw die onschuld in je, maar dat wist je vast al.' Zijn hatelijke woorden werden niet begeleid door de te verwachten toon. Neen, hij zei het alsof hij het voor zichzelf nog eens bevestigde. Als een gegeven dat niet meer uit te wissen viel. 'Lieve meid, ik wilde het je niet zeggen. Heb ik Evan beloofd, maar ik ga het toch doen.'
Ik keek hem eens aan, alles in zijn lichaamshouding vertelde me dat wat komen zou, de nare waarheid met zich mee zou dragen.
'Evan en ik zijn al sinds de eerste week van de vakantie samen.' Bij deze woorden keek hij me strak aan, geen triomf in zijn ogen. Enkel leegte.
Ik weet niet wat het was dat mij ogenblikkelijk vertelde dat dit de enige waarheid was, maar het was zo. Mijn Evan bleek een zeepbel. Het moment dat zijn lippen de mijne voor het eerst raakten, die avond van de barbecue, achter zijn ouders huisje, is voor immer besmeurd door deze walgelijke bekentenis.
De tolerantie van Evan naar Mees toe, zijn afstandelijkheid naar mij toe, die steeds versterkt werd. En ja, nu ik deze puzzelstukjes ontcijferd heb; de blikken van verstandhouding tussen hen. Alles klopt in het plaatje. Mijn leven is voorbij.

Het geluid van een auto deed me vandaag wekken. Ik glipte uit ben en gluurde naar buiten. De hemel was vanmorgen zwaarbewolkt. Het dal zuchtte onder een broeierige, zware midzomerdeken. Alsof het wist wat komen ging, lag het meer roerloos te wachten.
Evan stapte net uit de auto, zorgeloos als altijd en kreeg mij onmiddellijk in het vizier. Hij had vast verwacht dat ik, aanbiddende, onmiddellijk in een weke massa aan zijn voeten zou veranderen, maar ik zwiepte het gordijn woedend open en keek hem scherp aan en voor hij zijn glimlach kon voltooien, had ik het gordijn alweer met een ruk dicht getrokken. Ik hoefde zijn gezicht niet te zien om te weten wat er op te lezen was.

Ik lig in bed, de klok aan de wand tikt en tikt. En iedere seconde brengt me verder weg van zoete tijden. Mijn hoofd is zwaar van alle vragen die in mij omgaan. Wat heeft het nog voor zin om ooit nog een woord met hem te wisselen?

Mama is weer aan de deur geweest. Ze ontdekte dat deze niet langer op slot was en kwam op mijn bedrand zitten.
Voor het eerst heb ik mijn hart bij mama uitgestort. Haar luisterende moederhart was als een pleister op de wonde, haar liefde als een zalvend gebed.
Mama zei dat alleen mijn eigen gevoel voor een oplossing kan zorgen en dat vluchten een voedingsbodem creëert voor onbeantwoorde vragen, die zich in de loop der tijd zullen ontwikkelen tot hele kwesties.
Ik begreep wel waar ze heen wilde met deze opmerking, maar de moed was vertrokken en had mij weer alleen gelaten. Ik herinnerde me zelfs weer de spiegel onder het bed en zodra moeder de kamer had verlaten, tastte ik naar het ding en blies het stof eraf. Overtuigd was ik van wat mij getoond zou worden, maar ik had het mis.
Natuurlijk, de ogen stonden treurig en de haren piekten alle kanten op. Dikke wallen van de tranen die nooit ver weg waren maar toch was het beeld zo mooi dat ik er lange tijd naar keek. Ik kon het meisje van laatst echter niet meer ontdekken en begreep dat zij verdwenen was.
Het beeld echter, deed me herinneren dat ik naast de ontdekking van mijn jeugd ook andere kanten van mezelf had leren kennen. Incasseringsvermogen naast de kracht om aan te vallen.

We zaten in de tuin. Evans tuin.

Vanmorgen heb ik een briefje door zijn slaapkamerraam geschoven waarin ik vroeg om een gesprek, om eerlijkheid.

Hij keek me aan alsof hij totaal geen idee had waar dit gesprek heen zou gaan. Diepe verontwaardiging om mijn woede van de andere morgen lag aan de oppervlakte. Klaar om afgevuurd te worden zodra ik mijn betoog zou starten. Ik keek in zijn ogen en voor het eerst was het niet de gloed die mij beving. Ik zag méér. Ik zag dingen die mij eerder niet waren opgevallen. Onverschilligheid over mijn gevoelens bijvoorbeeld. Hij keek me aan maar zag me niet, verzwolgen in zijn eigen minachting.
'Mees heeft het me verteld,' begon ik. Alsof ik met een pistool een startschot had gegeven haalde hij eens diep adem en trok ogenblikkelijk van leer. 'Ik weet donders goed dat jij met Mees gesproken hebt, achterbakse griet!' Zijn neusvleugels gingen open en dicht, zijn adem versnelde 'Dacht je nu echt dat mijn jij mijn grote liefde was?' Zijn schoten troffen doel en ik knipperde gepijnigd met mijn ogen, maar ik was niet van plan te falen. 'Jij bent nog te min om in mijn schaduw te staan!' Bij deze woorden stond hij op en leunde over de tuintafel mijn kant op. 'Ik heb je getolereerd. De hele tijd dat gegluur vanuit dat kamertje van je. Ik moet bekennen dat ik nieuwsgierig was wiens hand steeds die gordijnen beroerde.' Mijn hart sloeg over bij deze bekentenis. Hij had me gezien! Even vocht de schaamte in mij om voorrang, maar ik pakte deze bij kop en staart en mikte het weloverwogen de berghelling af. 'Jij, imperfecte,' zei ik. Ik plaatste mijn handen zorgvuldig op de tafel en bracht mijn gezicht dichter bij het zijne. Ik bekeek het eens goed en vroeg me af welke vloek dit gezicht zo voor mij had laten stralen, terwijl ik nu de aanblik niet meer verdragen kon? Ik zag enkel teleurstellende bekentenissen.
Op dat moment, als een bliksemslag die de heldere hemel plots doorklieft, besefte ik dat de vloek in mezelf zat. Zo makkelijk als dat.
Ik dacht aan wat de spiegel mij laatst nogmaals getoond had en zei: 'Het enige wat in mij in jouw schaduw te wachten staat is kou en leugens. Jij weet niets van de liefde. Niets.'
Deze woorden had hij niet voorzien en hij gaapte me aan. 'Hoe durf jij te denken dat ik genoegen neem met de broodkorsten die je mij toegeworpen hebt?' vervolgde ik. Mijn blik was vast, mijn stem laag en helder. Hij trok zich terug en zonk neer op de tuinbank. 'Nooit had ik kunnen denken dat jij, mijn held, van twee ongelijke walletjes zou eten, maar ik besef me dat jouw ware geest verborgen was.' Mijn blik dwaalde af naar het dal. Het water lag nog steeds rimpelloos te wachten op de doodsteek.
'Ik wilde je bedanken Evan.' Hij keek me ongelovig aan. 'Bedankt dat je mij jouw echte gezicht achter die perfectie hebt laten zien.' Hij voelde het niet echt aankomen. 'Het heeft me geleerd dat een uiterlijk als het jouwe, zonder een kostbare inhoud slechts als een varkensdarm om een hotdog fungeert,' besloot ik. 'Bedankt voor je lessen Evan, jammer dat je niet meer voor mij zult zijn trieste herinnering,' Ik stond langzaam op bij deze woorden en keek hem nog eenmaal aan. Een reactie verwachtte ik niet meer. Zijn gezicht kwam me steeds wezenlozer voor en ik keerde Evan uiteindelijk zonder enige spijt voorgoed de rug toe.

Uit grijstinten gegroeid © Daniëlle Kaiser

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2009  Daniëlle Kaiser