Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2012  Django Mathijsen

Condoom in de regen - Django Mathijsen

“Hier is het.” Ik wijs naar de voordeur van het rijtjeshuis. Het oranje straatlantaarnlicht werpt een spookachtige gloed op de mansgrote Batman op de deur.
Met mijn linkerarm om haar in spijkerjack gehulde middel voel ik haar heupwiegen stoppen. Ze giechelt. Hoe heette ze ook weer?
“Cool!” Haar stem echoot door de verlaten straat. Ze streelt over Batmans borst. “Door jou geschilderd?”
“Nee, Roderik.” Ik kijk haar aan. “Kunstacademie.”
Haar blonde manen schitteren in het oranje licht. Ze is een halve kop kleiner dan ik, ondanks haar hakjes. “Oh!” Ze kijkt me in de ogen. “Jij studeerde, uh...” Haar ogen stralen ondeugd uit. Wendy was haar naam.
“Astronomie,” vul ik aan. “Sterrenkunde.”
“O ja. Bolleboos.” Ze laat haar handpalm over mijn borst glijden. “Jij bestudeert de sterren.” Haar hoofd reikt omhoog, ze likt haar lippen.
Ik buk en druk mijn mond op de hare.
Haar tong glijdt gretig over de mijne.
Ik streel door haar haren en voel haar borsten tegen mijn borst. Het is bijna vier maanden geleden dat ik een meisje heb gevoeld, vier maanden sinds Deborah het uitmaakte. Het bloed schiet naar mijn wangen en mijn kruis. Mijn broek begint te knellen.
Ze laat los en doet een stap achteruit. Haar hak blijft in een trottoirnaad steken. Ze struikelt achterover.
Ik strompel maar weet haar op te vangen. Ik voel me licht in het hoofd. Zoveel heb ik toch niet gedronken?
“Oeps.” Ze giechelt weer. “Nu bestudeer je mij.”
“Ja.” Ik lach en druk haar tegen me aan. “De gravitationele veldkrachtmatrix en het magnetosferische equilibrium van...” Hoe heette ze ook weer? “Wendy.”
Ze fronst. “Wat?”
Ik schud mijn hoofd. “Je bent zo mooi.” Het flapt eruit. Ik voel mezelf rood aanlopen.
Ze glimlacht. Ze is kleiner dan Deborah, maar haar borsten zijn groter. Ik had gedacht nooit meer een meisje te krijgen, zeker niet eentje zo mooi.
“Gaan we naar binnen?” Ze trekt haar wenkbrauwen op.
“Natuurlijk.” Ik laat haar los en graai in mijn broekzak.

Het tikken van haar hakken echoot door het houten trappenhuis zoals het bonzen van mijn hart door mijn lijf. Ik zie de pezen en spieren in haar slanke benen lijnen trekken in de zwarte panty’s onder het spijkerrokje. Boven op de overloop blijft ze staan. “Zijn we er al?”
“Nog een verdieping.” Ik wijs omhoog. “Mijn kamer is bovenin.”
We strompelen de laatste trap omhoog. Giechelend.
Bovenaan staat ze naar links te kijken.
“Mijn kamer is rechts,” hijg ik. Ik wring achter haar langs de overloop op.
“Hallo,” zegt ze.
Mijn huisgenoot vult zijn deuropening. Zijn roze damesochtendjas vloekt met zijn rode krullen en met de verfvlekken waarmee het kledingstuk bezaaid is. Nauwelijks dichtgeknoopt laat het een glimp van zijn zwarte boxershorts zien. Rode stoppels gaan over in rood borsthaar. De tenen van zijn blote voeten omklauwen de dorpel.
“Je hebt Roderik ontmoet, zie ik.” Ik leg van achteren mijn handen om haar middel en kijk naar Roderik. “Dit is Wendy.”
“Je nieuwe vriendin?” Roderik schudt Wendy’s hand. “Wat leuk. Hoelang kennen jullie elkaar?”
“Net ontmoet,” zeg ik lachend.
“In de Mona Lisa,” vult ze aan.
“Dus het is eindelijk gelukt.” Roderik grijnst. “Zo hartverscheurend. Een half jaar lang zag ik hem wegkwijnen sinds Deborah is weggelopen.”
“Het was vier maanden, Roderik. En we hebben samen beslo...”
“Vier maanden?” Roderik schudt het hoofd. “Het werd tijd. Hij is zo’n lieve jongen. Hij verdient het.”
“Hij is een schatje.” Ze draait zich om, slaat haar armen om me heen en vleit zich tegen me aan. Ze hapt in mijn onderlip en kijkt over mijn schouder. “Is dat jouw kamer?”
Ik draai me om en steek de sleutel in het slot van mijn kamerdeur.
“Veel plezier,” roept Roderik.
“Zeker weten,” fluistert Wendy in mijn oor.

De tonen van “Within Temptation” vullen mijn slaapkamer. Ik dim de spots.
Het spijkerjack glijdt van haar schouders en valt op de grond. Haar Metallica T-shirt spant zich om haar borsten, haar tepels maken er bultjes in die me lijken aan te kijken. Ze ritst mijn jack los, duwt het van mijn schouders en drukt haar tepels tegen mij aan. Elektrische trillingen vloeien van mijn tenen naar mijn hoofd.
Ik leg mijn hand in haar nek en druk mijn lippen op de hare. Verslinden wil ik haar.
Ik kus haar nek. Nog eens. En nog eens. Koortsachtig gaan mijn handen over haar rug, haar kont. Ik voel de spijkerstof, de panty’s, de warmte van haar billen.
Haar handen glijden langs mijn rug omlaag. Ze bewegen zich naar voren. Ze duwt me weg.
Hongerige ogen kijken me aan. “Kun jij me vullen?” Ze steekt haar hand uit.
Ik voel haar hand over mijn stijve lid, haar vingers onder mijn ballen. Mijn lul wil door mijn broek heen barsten.
Ze grijnst en maakt de knoop van mijn broek los. Ze trekt de rits omlaag en steekt haar handen onder de zoom.
Ik voel haar vingers over mijn buik onder mijn T-shirt. Ze zijn ijskoud en bezorgen me kippenvel. Ze glippen onder de zoom van mijn onderbroek. Plots rukt ze omlaag.
Mijn broek en onderbroek rond mijn enkels, mijn penis recht vooruit, wijzend naar haar. Ze pakt hem met haar rechterhand, kneedt hem zoals een melkmeisje een speen kneedt. Wilde ogen kijken me aan.
De rillingen lopen over mijn rug.
Ze schopt haar pumps weg, doet een stap achteruit en grijpt onder haar spijkerrok. Plotseling zie ik het naakte vlees van haar billen. Haar panty’s landen op haar jack. Ze stroopt haar spijkerrok op en laat zich achterover op mijn bed vallen.
Ik zie het blonde dons. Haar benen rollen, haar schaamlippen glijden over elkaar. Met haar schouderbladen duwt ze zichzelf verder op het bed, als een tijger op strooptocht. Ze doet haar benen wijd.
Ik wil in haar richting lopen. De broek op mijn enkels beperkt me tot schuifelstapjes. Ik ga door mijn knieën, wil haar bespringen...
Ze likt haar lippen en hijgt: “Vergeet je condoom niet.”
Condoom?
Ik struikel over mijn broek en kukel voorover.
Mijn gezicht landt in de spijkerstof van haar rok. Ik duw mezelf omhoog. “C-condoom?” Ik kijk haar verbaasd aan. Deborah en ik deden het al jaren zonder.
Ze fronst.
“Ja, natuurlijk.” Ik duw me van het bed af en wijs naar mijn nachtkastje. Daarin moet toch een condoom liggen?
Ik doe een stap in de richting en struikel over mijn broek. Op de hoek van het bed druk ik me omhoog en richt me weer op. Ik buk en ruk mijn broek omhoog. De onderbroek rolt zichzelf op en blijft boven mijn knieën steken. Met huppelpasjes spring ik naar mijn nachtkastje en ruk de la open.

Een paar oude horloges, een Supermanstripboek, een rolletje kauwgom, een schroevendraaier, een gebruikte papieren zakdoek... Ik gooi het op de grond. “Hier moet er een liggen.” Ik doorzoek de rommel verder: onderbroek, een paar muntjes... “Ah, ik weet het!”
Ze gaat rechtop zitten en trekt haar wenkbrauwen op.
Ik draai me om en hup terug naar het voeteneind. Ik glijd uit over het Supermanstripboek, maar weet me
overeind te houden.
Knielend op de grond, graai ik in de binnenzak van mijn jack. “Nog even, uh... Wendy.” Ik ruk mijn portemonnee uit mijn binnenzak en vouw hem open. Laat het alsjeblieft hier zijn. Mijn noodcondoom: sinds ik vijftien was, zit het in mijn portemonnee. Nooit heb ik het nodig gehad. Ik graai door de creditcardvakjes. “Hebbes!”
Triomfantelijk draai ik me om en houd het vierkante, glanzende pakje tussen duim en wijsvinger. Het voelt vochtig aan. De condoomomtrek heeft een cirkelvormige slijtplek achtergelaten.
Ze grijnst en gaat weer liggen. Haar benen rollen over elkaar. “Waar wacht je op?”
Ik ruk het pakje open en trek het condoom eruit. Het pakje laat ik vallen. Het condoom leg ik op mijn eikel. Ik probeer het af te rollen.
Shit! Verkeerdom.
Ik draai het condoom om en rol het over mijn stijve lid.
“Knap!”
“Wat was dat?” Ze richt zich weer op en kijkt naar mijn lul.
Mijn eikel piept tussen de flarden van het condoom door.
“Shit!” roep ik uit.
Ze brengt haar hand naar haar kruis. Haar vingers glijden over haar schaamlippen. “Pak gauw een andere.”
“Dat was mijn laatste.” Ik trek aan de flarden en stroop ze een stuk van mijn lul af. “Ik leg er wel een knoop in.”
“In je lul?”
Ik schud mijn hoofd en probeer de condoomflarden bijeen te binden.
“Knap!”
“Auw!”
Het eindje klapt terug tegen mijn eikel. Ik pluk het weer los en probeer het opnieuw. Uit mijn ooghoeken zie ik haar staren.
Ik vouw de flarden om elkaar. “Wacht, het lukt.”
Ze laat haar schaamlippen los en begint haar spijkerrok omlaag te trekken. “Je denkt toch niet, dat ik je zo naar binnen laat?”
Ik stop mijn gepriegel en kijk haar aan. Mijn mond valt open. “Uh ben je nu, uh... en als ik... je weet wel... voor het zingen de kerk uit?”
Ze zucht. Met een verveeld gezicht trekt ze haar rok helemaal omlaag en zwaait een voet naast het bed. Ze komt overeind.
“Wacht!” Ik hup op haar af en houd mijn handen tegen haar schouders. “Roderik heeft vast wel condooms. Ik leen ze van hem.”

Ze kijkt me diep in de ogen. “Als je maar opschiet. Je kunt een meisje niet geil maken en dan in de steek laten.”
“Ben zo terug.”
Ik draai me om en ruk de condoomflarden van mijn lul.
“Pets!” Het condoom scheurt open.
“Auw!”
Ik struikel over mijn broek en laat de condoomflarden vallen. Huppend om overeind te blijven, ontrol ik mijn onderbroek en trek hem omhoog. Ik bots met mijn schouder tegen de deurstijl van mijn slaapkamer, kaats terug en val ruggelings tegen de deur.
“Roderik!” Ik klop op zijn deur. “Roderik.”
De deur zwaait open. Roderik, nog steeds op blote voeten en in zijn roze ochtendjas, heeft een penseel in de ene hand, een verfpalet in de andere. “Waar is de brand?”
“Roderik, ik heb geen condooms meer.”
Hij trekt een niet-begrijpend gezicht en wijst naar mijn broek. “Je gulp staat open.”
Ik rits mijn broek dicht. “Heb jij condooms?”
Hij haalt zijn schouders op. “Tuurlijk.”
“Kan ik er eentje lenen... of een paar?”
“Tuurlijk.” Hij draait zich om en loopt zijn kamer in.
Ik slaak een zucht van verlichting. “Gelukkig.”
“Waarom?’
“Kerel, ze wil niet zonder,” sis ik.
“Ah.”
Ik hoor hem een la openschuiven en weer dichtklappen.
“Shit!” roept hij uit.
“Wat is er?” Ik loop de kamer in, langs de ezel waarop een schilderij prijkt van een naakt vrouwenlichaam. Het staat er ongeveer half op. Een borst, bijna net zo groot als die van Wendy. Ik kijk de slaapkamer in.
Hij staat bij zijn in Mondriaanpatronen geschilderde nachtkastje, zijn handpalm tegen zijn voorhoofd. “Anneke gisteren. Zij heeft model gestaan voor dat schilderij. Hoe vind je het?”
Ik kijk over mijn schouder, zie de naakte vrouwenborst en denk aan Wendy. “Ja, mooi.”
“Daarbij zijn mijn laatste drie condooms eraan gegaan.” Ik hoor hem iets optillen. “Kijk maar.”
Hij heeft de prullenbak van onder zijn bureau in de hand. Tussen de propjes papier en de uitgeperste verftubes liggen drie gebruikte condooms.
“Shit!” roep ik uit. “Heb je er geen meer?”
“Nee, ik moet nieuwe halen.”
“Waar haal ik zo snel condooms vandaan?”
“Misschien hebben Bart of Ad er nog.” Hij wijst omlaag.
“Die zijn allebei naar hun ouders dit weekend.”
“O, ja.” Roderik haalt de schouders op. “Dan breek je gewoon bij Bart in.”
“Inbreken? Dat kan toch niet.”
“Noodgeval. Dat begrijpt hij.”
“Denk je?”
“Als Bart met een meisje thuiskomt en geen condooms heeft, dan zou je het toch ook begrijpen als hij daarvoor bij jou inbreekt.”
“Ja, uh...” Ik schud mijn hoofd en zucht. “Nee, dat kan ik niet doen.”
“Dan moet je naar de condoomautomaat in Café Sombrero.”
“Dat is vijf minuten lopen.”
“Als je rent, ben je zo terug.”
“Je hebt gelijk.” Ik vlieg Roderiks kamer uit.
“Heb je het?” hoor ik Wendy’s stem.
Ik roep door mijn geopende kamerdeur. “Bijna! Ben zo terug.” Ik vlieg de trap af. Op het overloopje aarzel ik even bij Barts voordeur. Ik schud het hoofd en vlieg omlaag.
“Sander!” hoor ik plots boven me.
Ik kijk tussen de trappen door omhoog. “Ja?”
Roderik hangt over de leuning. “Ik bedenk net: de automaat in Café Sombrero is kapot.”
“Nee, toch!” De moed zakt in mijn schoenen.
“Ik was er gisteren. Er zat een sticker ‘defect’ op.”
“Zullen ze hem niet gerepareerd hebben?”
“Misschien. Maar je kunt ook eerst de Bluesbreker proberen. Daar was ik vanavond. Die automaat werkte.”
“Dat is de andere kant op, helemaal over de brug.”
“Kijk maar wat je het beste vindt.”
Ik zucht. “Ik ren wel naar de Bluesbreker.”
“Succes!”
“Bedankt, Roderik.” Ik ren naar de voordeur.
“Heb je muntjes?” hoor ik Roderik roepen.
“Shit!” Ik ren terug naar de trap. “Vergeten!”
“Hier!” roept Roderik. “Vangen!”
Met mijn handen in een kommetje ga ik onder het trapgat staan.
Roderik smijt een handvol kleingeld omlaag. Muntjes regenen tussen de trapleuningen door. Ik vang een deel ervan op. De rest klettert op de vloertegels.
“Wat zijn jullie aan het doen?” hoor ik Wendy’s stem.
“Ben zo terug, schat!” brul ik. “Bedankt, Roderik. Je bent een echte vriend.”
“Schiet nou maar op.” Hij maakt een handgebaar dat ik moet wegwezen.

Ik gooi de deur achter me dicht en voel de wind door mijn T-shirt heen. Jack vergeten! Maakt niet uit; rennend, krijg ik het vanzelf warm. Ik zet het op een lopen, de muntjes in mijn vuist geklemd.

Met piepende longen ren ik de brug over. De straat is hier gevuld met groepjes lachende mensen en gekleurde lichtjes. Muziek klinkt uit de kroegjes. Ik stop. Hijgend steun ik mijn handen af op mijn knieën. Ik zie het uithangbord van de Bluesbreker al.
“Had je zo’n dorst?” roept een hese mannenstem. Twee vrouwen en twee mannen schateren en wijzen naar me terwijl ze passeren.
Ik richt me op en glimlach zuurzoet. Hijgend en kuchend loop ik naar de Bluesbreker. Er spat een regendruppel op mijn hoofd uiteen.

Met een gillende gitaar in mijn oren gooi ik de deur van het herentoilet open. Verschaalde urinelucht komt me tegemoet. Daar hangt hij aan de muur: een grijswit rechthoekig apparaat met in vrolijke roze letters “Plezierdoos”; bruine vegen, een deuk en in zwarte viltstift een telefoonnummer met het bijschrift “Geile Godfried zuigt alle maten”.
Over de muntjessleuf is een witte sticker geplakt. In strenge zwarte letters staat erop: “Defect”.
De bluesmuziek neemt af terwijl de toiletdeur achter me sluit.
Hijgend schuifel ik naar de condoomautomaat. Ik wrijf over de sticker.
Ik gooi de toiletdeur in de Grote Vrijheid open. Geen condoomautomaat, net als in de Bierkraan en Het Duveltje. “Shit!”
Een man in een net pak die zijn handen droogt onder een heteluchtkanon kijkt om. “Dringt het?”
“Ik moet een condoom hebben,” hijg ik.
Hij haalt zijn schouders op. “Dan moet je in de Bluesbreker zijn.”
“Kom ik net vandaan. Daar is de automaat defect.”
“O ja? Dan moet je naar de andere kant. In Café Sombrero hangt er ook een.”
“Ook defect.”
Het heteluchtkanon stopt. Hij loopt op me af. “Een uur geleden toen ik er was nog niet.”
“Dan moet hij gemaakt zijn.”

Met piepende longen ren ik de brug weer over, de regen plenst op mijn kop. Ik strompel door de donkere straten. De lichtjes van het treinstation blikkeren in het regengordijn.
Ik duik een donker steegje in tegenover het station. Ik ril: mijn doorweekte T-shirt en spijkerbroek plakken tegen mijn lichaam.
Ginder op de hoek brandt licht. René Froger galmt door de steeg. Onder een knipperende straatlantaarn struikel ik over een losse klinker. Mijn vuist met de muntjes knalt op de straat. Een stekende pijn in mijn pols. De muntjes rollen alle kanten op.
Ik ga op mijn knieën zitten. Mijn handen en knieën doen pijn. Ik voel over de natte klinkers. Muntjes glimmen op in het knipperende licht. Ik raap ze koortsachtig op. Waar zijn ze allemaal naartoe gerold?
Dit moet maar genoeg zijn.

Ik ruk de deur van de kroeg open en voel de warmte. Mensen kijken verbaasd om. René Froger knalt in mijn gezicht.
Ik strompel naar het halletje. Met kloppend hart stoot ik de deur van het herentoilet open. Daar: de condoomautomaat. De deuk zit bij deze aan de andere kant en volgens deze “Plezierdoos” neemt Anja anaal twee pikken tegelijk.
Ik streel over de muntensleuf. Geen “defect” sticker. Met trillende vingers stop ik de muntjes die ik nog heb in de gleuf. Ik ram op de knop en zie het pakje vallen. Ik duw het klepje beneden opzij en grabbel in de opening. Waar is hij?
Daar!
Een condoom in een glimmend blauwzilveren verpakking tussen mijn duim en wijsvinger.
Ik klem hem in mijn vuist, draai me om en vlieg door de toiletdeur. Duikend onder een dienblad met zes bierglazen, laveer ik door de mensen in de kroeg naar de buitendeur. Ik gooi hem open.
Hij knalt ergens tegenaan en slaat terug.
Ik bots ertegen en tuimel in een plas net buiten de kroeg. Mijn condoom valt uit mijn hand.
Waar is hij?
Ik speur rond en tast op de klinkers.
“Godverdomme!” hoor ik achter me. Een hand sluit zich om mijn nek en trekt me omhoog.
Ik krijg geen adem meer.
Een kaalgeschoren vent met een Iwan de Verschrikkelijke snor en tatoeages in zijn nek gooit me tegen de
muur van Café Sombrero. Hij heeft zijn linkerhand tegen zijn neus.
“Ben je nou helemaal besodemieterd?” Hij haalt uit.
“Ik wilde alleen...” Ik doe mijn handen omhoog om me af te weren.
Te laat.
Zijn vuist knalt midden in mijn gezicht. Mijn achterhoofd botst tegen de bakstenen. Het voelt alsof mijn hoofd ontploft. Het licht van de straatlantaarn barst uiteen in tientallen vonken die om me heen tollen. Mijn knieën begeven het.
Ik zak op de grond.
“Wil je even je stamkroeg in...”
Een felle steek in mijn buik. Zijn natte laars. Ik kokhals. De shoarma en drie biertjes van vanavond
stromen weer mijn mond in.
“Kom mee, Wim,” hoor ik een vrouwenstem boven me. “De kit komt.”
Zure pap met brokjes stroomt uit mijn mond over de klinkers.
Ik hijg en walg van de smaak in mijn mond. Druppels braaksel hangen nog aan mijn lip. Ik hoor een sirene door de steeg echoën.
“Tss, zo vroeg al bezopen,” hoor ik een stem boven me.
“Zeker een zwerver,” zegt een andere stem.
Ik veeg mijn mond af.
De sirenes worden luider.
Bloed uit mijn neus en regenwater druppelen in het braaksel op de bakstenen.
Plots zie ik het glimmen: een hoek van mijn condoompakje piept onder het braaksel vandaan.
De sirenes achter me zijn opeens loeihard.
Ik grijp het pakje tussen duim en wijsvinger en veeg het af aan mijn T-shirt.
De sirenes stoppen, autobanden komen gillend op de natte klinkers tot stilstand. Ik zie blauwe flitslichten langs de bakstenen glijden.
“Was hier een vechtpartij?” roept een mannenstem achter me. Ik hoor een autoportier opengaan.
Ik krabbel overeind en ren om de hoek.
Zonder om te kijken, ren ik door de stromende regen zo hard ik kan, de ene steeg na de andere. Mijn hoofd doet zeer, mijn buik doet zeer. Mijn ene hand omklemt het condoom, mijn andere knijpt mijn neus dicht. Ik weet niet of ze achter me aankomen. Naar Wendy met mijn condoom: dat is het enige wat telt.

Hijgend, bibberend en koud tot op het bot, vis ik de sleutel uit mijn broekzak en steek hem naast Batman in het slot.
Ik smijt de deur achter me dicht. De voorgevel rammelt. Ik wrijf over mijn kletsnatte gezicht. Mijn neus is verstopt met gestold bloed.
Ik trek mezelf aan de trapleuning de trap op.

De roze ochtendjas ligt op de grond naast het bed, boven op mijn jack. Ik loop mijn slaapkamer in.
Roderik ligt op zijn rug onder mijn dekbed, Wendy ernaast met haar hoofd op zijn borst.
Ik bibber en hoor de regendruppels van mijn lijf op de grond tikken.
“Sander!” Roderik schrikt. “Was ik vergeten: ik had vanmiddag condooms meegenomen van de supermarkt. Die zaten nog tussen de boodschappen. Ik kwam ze even brengen en toen...” Hij haalt zijn schouders op en wijst naar Wendy. “Hoge nood. Ik had geen keu... kerel, wat zie jij eruit!”
Wendy tilt haar hoofd op en opent haar ogen, een glimlach van oor tot oor. “Sterrenkijker, ben je daar eindelijk?” Ze tikt met haar vlakke hand op Roderiks borst. “Hij gaat me schilderen. Ik ben het perfecte model voor zijn Catwoman. Leuk, hè?”

Condoom in de regen © Django Mathijsen

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2012  Django Mathijsen