De miezerregen prikt als speldenknoppen in mijn gezicht. Een windvlaag reikt door de openingen van mijn jack en laat rillingen over mijn rug lopen. Ik zet de kraag omhoog en trek de rits dicht. De poppetjes op mijn draaiorgel spelen een tromroffel. De pijpen beginnen “Aan de Amsterdamse Grachten…” te blazen. Ritmisch schud ik met mijn centenbakje. Ik laat het extra hard rinkelen bij de “de”. Dan valt het niet op dat de “F” orgelpijp niet meedoet. De houtlijm, die ik in de windlade had laten lopen, is door het vocht weer opgelost. De windkast moet gereviseerd worden. Maar waarvan moet ik dat betalen? Ik ben met mijn huur ook al twee maanden achter. Mensen snellen tussen de façade van mijn orgel en de etalage van de herenmodezaak door, handen in hun zakken, hoofden in hun kragen, plastic draagtassen aan hun polsen. Ik houd het centenbakje in hun richting, kijk hen glimlachend aan. Niemand kijkt op. Ik krimp ineen: de B klinkt vals. Ik kijk achterom en zie een man uit de “Neon Nirvana” stripclub achter mijn orgel komen. Hij zet zijn kraag op en beent langs. Langs de V&D kijk ik naar het marktplein aan het eind van de straat. Ondanks het slechte weer is het druk. Mensen verdringen zich onder de luifeltjes. Ik kijk de andere kant op, naar de parkeergarage. Mensen drommen in en uit. Mijn standplaats is ideaal, toch blijft mijn centenbakje vederlicht. Een windvlaag fluit langs mijn oor. Ik ril. Het boek is bijna aan zijn eind. Ik voel me koud tot op het bot. Ik kijk op mijn horloge. Mijn vergunning is nog een half uur geldig. Ik heb nog geen vijftien euro opgehaald vandaag: nauwelijks genoeg voor de brandstof van het aggregaat dat het orgel aandrijft. Ik besluit er geen nieuw boek meer in te leggen. Het heeft vandaag geen zin. Het centenbakje in mijn zak stekend, loop ik naar het aggregaat en zet het af.
Langzaam rijd ik in de winkelstraat achteruit. Door de beslagen ruiten van mijn dertig jaar oude Mercedes Combi, zie ik in de spiegels mensen als vissen in een aquarium langslopen. In de binnenspiegel mijn orgel. Ik stop er vlak voor en stap uit. Ik gooi de achterklep van de auto open en trek de eerste buis eruit. Ik draai hem overeind, loop naar het orgel en laat hem zakken in het frame van de aanhangwagen waarop het orgel staat. Als de drie overige buizen op de andere hoeken staan, trek ik het dakframe met het zeil uit de auto. Ik klim op de dissel van de orgelkar en schuif het dakframe over de vier palen. “Auw!” Een stekende pijn in mijn onderrug. Ik blijf met mijn armen boven mijn hoofd staan, mijn onderrug ontbloot door mijn omhooggetrokken jack. Een windvlaag strijkt erlangs en wakkert de pijn aan. “Als je nog langer met dat orgel rondsjouwt, houdt het vroeger of later op,” zei de dokter vorige week. “Nog een herniaoperatie kan ik niet verantwoorden.” “Mijn orgel is mijn leven,” zei ik. “En ik moet nog tien jaar tot mijn pensioen. Voor een zelfstandige is er geen WAO, WW of zo.” Hij schudde het hoofd. “Houd je rug in ieder geval warm.”
Langzaam laat ik mijn armen zakken. De pijn vlamt op. Ik bijt op mijn tanden en trek mijn jack omlaag zodat mijn rug weer bedekt is. Ik ril en kijk rond. De knipperende neonlichten van de stripclub vormen een Marlene Dietrich-achtig silhouet dat haar ranke been omhoog gooit. Daarbinnen moet het warm zijn. Ik grijp de hoekpaal van de wagen en laat mij voorzichtig ervan af zakken.
Ik schuifel naar de deur. Een steek in mijn rug als ik hem opentrek. Ik loop een muur van nicotine, zweet en mierzoete parfum in. Maar de warmte streelt mijn gezicht. Gekleurde neonlichten flitsen door de zaal op een dreunende, slepende beat. In een glazen kooi op het podium hangt een blond meisje ondersteboven aan een verticale paal. Haar haren hangen bijna op de grond, haar zwarte rokje hangt over haar buik. Ze maakt haar zwarte beha los en dekt haar borsten af met haar arm.
De helft van de tafeltjes is gevuld. Mannen en een enkele vrouw kijken naar de glazen kooi, sommige stokstil, anderen lachend en roepend naar elkaar. Ik schuifel naar het dichtstbijzijnde lege tafeltje en laat me langzaam op een van de leren stoeltjes zakken. Een meisje met roze schort, beha en knielaarzen heupwiegt met een dienblad vol lege glazen langs mijn tafeltje. Ze draait zich om, kijkt me aan en trekt haar wenkbrauwen op. “Een cola light,” roep ik.
Ik druk mijn handpalmen tegen mijn rug. Het voelt alsof er een wervel loszit die ik op zijn plaats gedrukt moet houden. Het meisje in roze zet een vol glas cola op tafel. “Tien euro.” Mijn mond valt open. “Hoeveel?” “Tien euro,” zegt ze, traag en overdreven articulerend. Ik trek mijn centenbakje uit mijn jaszak en schudt ongeveer twaalf euro in mijn hand. Haar mond valt open. Toch steekt ze haar hand uit. Ik laat de munten in haar hand glijden. “Is goed zo.” Ze zucht, telt het geld na en laat het in haar schort glijden. Ze perst haar lippen op elkaar en geeft me een minachtende blik voordat ze weg heupwiegt.
De pijn is minder, maar ik durf mijn rug nog steeds niet te bewegen. Ik zit stijf rechtop, een hand op mijn rug, een aan mijn colaglas. “Hé, schat, koop je champagne voor me?” Ik kijk op van mijn halflege colaglas en staar in een paar lachende blauwe ogen. Ik herken het blonde haar en de zwarte beha: zij was het die danste in de glazen kooi toen ik binnenkwam. Haar borst en armen glimmen van de transpiratie. Ze heeft sproeten op haar wipneus. Ik glimlach. “Sorry, ik ben platzak.” Ze kantelt haar hoofd opzij. “Waarom geef je dan een tientje uit aan cola?” Ze schudt haar hoofd. “Vind je me niet leuk?” Ze zwaait haar heupen naar links en rechts, zet haar linkerhand op haar heup en haar andere tegen de zijkant van haar hoofd. Ik bekijk haar van top tot teen. “Je bent het mooiste meisje dat ik in jaren gezien heb. Maar ik ben oud genoeg om je vader te zijn, meid.” Ik pers mijn lippen op elkaar. “Misschien zelfs je opa.” Ze trekt een pruillip. “Wil je geen lapdance van je kleine meisje?” Ik schiet in de lach. “Ik ben echt platzak. Ik ben alleen even binnen gekomen omdat ik door mijn rug ben gegaan.” Ze fronst. “Och, schat, ik ken dat. Ik heb een scoliose.” Ze draait haar rug naar mij toe. Met haar handen wijzend op haar rug en haar hoofd achterom naar mij toe gekeerd, zegt ze: “Zie je, mijn wervelkolom is niet helemaal recht. Daarom ben ik overgestapt op paaldansen. Ondersteboven hangen doet mijn rug zo goed. Dat raadde de dokter aan. Het ontlast je rug. Veel beter dan dat horizontale werk. En door die oefeningen bouw je sterke rugspieren op. Dan heb je er ook minder last van omdat ze je ruggengraat ondersteunen.” Ik volg de uitsteeksels van haar rug in haar pezige lijf. Er zit inderdaad een kleine bocht naar rechts in. Ze draait zich weer om. “En ik bleek er talent voor te hebben. Voor dat dansen, nietwaar?” Ik knik. “Dat heb je zeker.” Ik lach. “Dus je raadt me aan om over te stappen op jouw beroep.” “Ja,” zegt ze opgewekt. Ze schuift een stoel opzij en gaat zitten. “Laten we van beroep ruilen. Wat doe jij?” Ze slaat haar handen over elkaar, steunt haar ellebogen op tafel en buigt zich naar me toe. Ze kijkt me met een brede glimlach aan. Ik knipper met mijn ogen en kijk haar verbaasd aan. Ik wijs met mijn duim achter me, richting de ingang. “Ik ben de orgeldraaier.” “Dat grote, oude apparaat is van jou?” Ik grinnik. “Zo zou je het kunnen zeggen.” “Wat leuk! Jij zit ook in de showbizz. Doe je dat al lang?” “Meer dan dertig jaar.” “Wow.” Er verschijnt een dromerige blik in haar ogen. “Een heel leven in de schijnwerpers. Dat lijkt me zo geweldig.” “Waar was jij twintig jaar geleden?” Ik grijns. “Mijn vrouw... ex-vrouw vond het niet zo leuk.” “Twintig jaar geleden? Toen was ik net geboren, schat. Ik zit pas twee jaar in de showbizz. Over twintig jaar dans ik niet meer hier, hoor. Ik doe volgende week auditie voor Chorus Line in theater De Kleine Inloop. Over een paar jaar ben ik net zo beroemd als Lady Gaga. Of minstens zoals Madonna.” Ik knik. “Minstens.” “Gaat hij champagne kopen?” De man staat plotseling naast haar stoel en kijkt op ons neer. Zwarte leren broek, zijden overhemd. Zijn borsthaar is niet grijs, zoals het mijne, maar zwart, zoals de krullen op zijn hoofd. Ze kijkt naar hem omhoog. “Hij zit ook in de showbizz, Jakab.” Jakab krult zijn lip. “Je verdoet je tijd met die schooier.” Ze streelt over zijn mouw. “We zaten even te praten. Dat mag toch wel, Jakab?” Hij grijpt haar arm en trekt haar omhoog. “Hoe vaak heb ik je al verteld dat je je moet bekommeren om betalende gasten?” Hij slingert haar opzij. De hoge hakken van haar zwarte pumps tikken op de houten vloer als ze achteruit struikelt. Ze botst met haar rug tegen een Warhol print van Marilyn Monroe aan de muur. Ik sta met een ruk op. “Hé!” Een pijnscheut in mijn rug. Ik knijp mijn ogen tot spleetjes en bijt op mijn tanden. “Zo ga je toch niet met een dame om?” “Dame?” Hij kijkt me verbluft aan. Ik leg mijn arm op zijn mouw. Hij deinst terug. “Vince!” roept hij. Plotseling voel ik twee armen onder mijn oksels. Twee grote handen grijpen elkaar vast op mijn borst. De armen tillen me van de grond. Mijn voeten bungelen en proberen houvast te vinden. Hangen ontlast inderdaad je rug: de pijn is plotseling helemaal verdwenen. Ik zwaai met mijn armen, maar krijg nergens houvast. Vince trekt me achteruit. Ik zie zijn grote, kaalgeschoren vierkante kop naast mijn oor. Ruggelings knalt hij de deur open en smijt me op straat. De pijn vlamt door mijn rug als ik over de trottoirtegels rol. Ik blijf op mijn zij liggen, kijkend naar een wiel van mijn draaiorgel, niet in staat me te bewegen.
Ik probeer me op mijn handen overeind te drukken. “Aaah!” Het voelt alsof mijn rug in tweeën breekt. Plotseling zie ik twee zwarte pumps langs mijn gezicht trippelen. “Gaat het?” Ik kijk omhoog en zie de blonde paaldanseres. Ze kijkt me bezorgd aan en pakt mijn arm vast. “Ik ben via de achterdeur naar buiten geglipt voordat Jakab me weer slaat.” Ze trekt me omhoog. “Auw.” De tranen springen in mijn ogen. “Sorry, meneer, ik wilde u geen pijn doen.” Ze laat me los. Ik val weer op de tegels. Nog een pijnscheut. Ik haal langzaam adem. “Geeft niet, meid. Hoe heet je eigenlijk?” “Roxa... nee, mijn echte naam is Floor.” “Aangenaam, Floor, ik ben Harm. Kun je je arm nog eens uitsteken? Dan kan ik me aan je optrekken.” Ze steekt beide armen uit. Ik pak ze vast en trek me voorzichtig op. Ik bijt op mijn tanden. Het voelt alsof iemand met een mes tussen mijn ruggenwervels wrikt. Als ik overeind sta, schuifel ik naar mijn auto. Ze houdt mijn armen vast alsof ze erop rekent dat ze me elk moment zal moeten opvangen. Ik steun mezelf af op het autodak, draai me langzaam om en leun ruggelings tegen de zijkant van mijn Mercedes. De zijruit is koud, maar de steun in mijn rug doet in ieder geval goed. Ze laat me los en slaat haar armen om zich heen. “Bedankt,” zeg ik. Nu pas zie ik dat ze niet meer aanheeft dan dat zwarte rokje en die beha. “Heb jij het niet koud?” Ik rits mijn jack los. Ze wrijft over haar bovenarmen. “Nee, u hebt hem harder nodig dan ik.” Ze maakt een afwerend gebaar en loopt een paar passen achteruit. Ze staart omhoog naar mijn orgel. De neonlichten strelen haar wang en de ronding van haar zij. “Ik weet een betere manier om warm te worden.” Ze zet zich af op de kar en springt in een van de hoekpalen. Met een sierlijke beweging draait ze eromheen. Ze klimt naar de top van de paal, slaat haar benen eromheen en laat zich vallen. Ondersteboven hangend zegt ze: “Dit is zo lekker.” De neonlichten strelen haar buikspieren. Ik glimlach. Langzaam laat ze zich langs de paal zakken. Ze grijpt hem weer vast, tolt er omheen draaien en springt af. Ze landt op de trottoirtegels vlak naast me. “Als je me even helpt, kan ik je naar huis rijden,” zeg ik. Ze haalt haar wenkbrauwen op. “Zeg maar wat ik moet doen.” Ik leg haar uit hoe ze de zijkanten van het zeil omlaag moet rollen en aan de palen moet vastbinden. Binnen tien minuten is mijn orgel ingepakt. “Dat heb je vlot gedaan.” Ik laat mezelf langzaam in de chauffeursstoel zakken. Ze houdt mijn armen vast tot ik zit en slaat het portier voor me dicht. Terwijl ze om de neus van de Mercedes heen rent naar de passagierskant, steek ik de sleutel in het contactslot en zet de ruitenwisser en de ontwasemer aan. Alle ruiten zijn nog steeds aangeslagen. Koude lucht komt uit de ventilatieopeningen. Ik start de motor. Ze trekt het passagiersportier open. “Hé! Je wilde toch niet zonder me wegrijden?” Ik glimlach. “Nee, ik wil het snel warm hebben hierbinnen.” Ze springt in de auto en trekt het portier dicht. “Mooi.” “Waar moet je naartoe?” Ze slaat op haar knieën en zegt: “Waar woon jij?” Ik grijns. “Kom op, meid, ik ben moe. Waar woon jij?” Ze wijst achter me en omhoog. “Boven de Neon Nirvana.” “Hier?” Mijn mond valt open. “Boven de zaak?” Ze knikt en trekt een bezorgd gezicht. Ik zucht. “Oké. Ik heb een logeerbed. Je kunt bij mij slapen vannacht.” Ze glimlacht van oor tot oor. “Jij bent lief.” Ze buigt naar me toe en drukt een kus op mijn wang. “Naar huis, James.” Ze wijst door de vooruit. “Daar zal ik jou eens een lekkere massage geven.” Ze geeft me een knipoog, gaat op haar handen zitten en rilt. Ze wipt op haar stoel op en neer. “En dan praten we over ons vak: showbizz. Verdient dat nou goed, zo’n draaiorgel?”
De middagzon komt door als ik mijn centenbakje leegschud in een opberglade van het orgel. Floor steekt haar hoofd over mijn schouder. “En? Hoe gaat het?” Ik glimlach. “Ik heb al meer opgehaald dan de hele vorige week.” Ik sluit de opberglade af en open het boekenkastje. Ik haal er een boek uit en buk om het in de invoerlade van het orgel te stoppen. Mijn rug doet geen pijn. “Nog bedankt voor die rugmassage. Die heeft wonderen gedaan.” Het afgewerkte boek haal ik uit de uitvoerlade en berg het op in het boekenkastje. “Ik zei je toch: ik weet alles van rugpijn en hoe je ervan afkomt.” Ze trekt haar glanzend witte lycrapakje recht. De poppetjes op mijn draaiorgel spelen een tromroffel. De pijpen beginnen “Malle Babbe” te blazen. Ritmisch schud ik mee met mijn centenbakje. Floor springt in de hoekpaal aan de voorkant op de kar. Die hebben we laten zitten. Ze vleit zich er tegenaan, klimt naar boven en steekt een been omhoog. De mensen verdringen zich tussen de façade van mijn orgel en de etalage van het reisbureau. Allemaal kijken ze omhoog hoe Floor sierlijk om de paal heen wentelt. Ik kijk hen glimlachend aan. De B klinkt vals. Niemand die het hoort. Muntjes regenen neer in mijn centenbakje.
|