Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2017  Eelco Wiemans

Eerste liefde, echte liefde, extra liefde - Eelco Wiemans

Ilse beseft dat ze een moment niets heeft gevoeld, gehoord of gezien. Maar nu werken haar zintuigen weer. Ze ziet de rivier doormidden gesneden worden door een roeiboot. In het gras laat een eend met gesloten ogen zachte tevreden kwaakjes horen. Even verderop praat een blonde jongen in zijn telefoon. En achter haar roept de toegangspoort van de begraafplaats in stilte.

Ook de pijn is weer terug.
 
De klap kreeg ze gisteren. Op het grote scherm in de hal van de faculteit stond tussen de dagelijkse saaiheden over lokaalwisselingen en roosterwijzigingen een droog bericht: Het condoleanceregister voor Professor P.A. Doelen ligt bij de ingang van de bibliotheek. De zakelijkheid van de formulering en de nonchalance waarmee het daar als gewoon mededeling stond maakte dat ze het eerst niet geloofde.
 
‘Yep’, zei een waas naast haar in de collegezaal even later, ‘afgelopen weekend.’

Ze was eerder die ochtend van haar geboorte dorp met de trein naar de stad gereisd. Tot haar verbazing had ze beseft dat de extra dagen bij haar ouders thuis haar goed hadden gedaan. Even weg van haar kamertje, studeren, de stad en voornamelijk die verschrikkelijke Professor Pieter Anton Doelen.

Sinds ze aan het begin van haar studie op kamers woonden bleef ze het liefst zo kort mogelijk in het saaie dorp. Ze was er gelukkig opgegroeid, maar zolang ze zich kon herinneren wilde ze in de stad wonen. In de afgelopen anderhalf jaar had ze zich besefte in hoeveel opzichten het dorp klein was. Als het aan haar lag ging ze vrijdag na het eten gelijk weer terug naar haar driehoog achter. Nou ja, zaterdagochtend was ook goed. Dan had ze weer een avond doorgedronken met haar vriendinnen van de middelbare school. Meiden die zeiden te gruwelen van het saaie en bekrompen leven van hun ouders, maar die er tegelijkertijd alles aan deden om zo snel als mogelijk hetzelfde soort huisje, boompje en beestje te hebben. Daarom ging het steevast over de jongens uit de buurt. Jongens, die volgens Ilse maar geen mannen werden. 

Hoe anders was haar bestaan in de stad? Als ze haar dorpse vriendinnen er over zou vertellen en dan met name over de laatste zes maanden, zouden ze haar niets eens geloven, laat staan begrijpen. Tot een paar maanden terug was haar leven als een geweldige achtbaan. Elke bocht, draai en looping was spannend maar vooral heel leuk. Totdat een paar weken terug haar gondeltje vastliep. Terwijl haar stadse vriendinnen in almaar kortere rokjes op lenteterrasjes zaten, somberde Ilse in eigenwijs verdriet.
 
De eerste keer dat ze Pieter Doelen zag was bij een van haar eerste hoorcolleges aan het begin van haar studie politicologie bijna twee jaar terug. Zelfs op het enorme podium van de collegezaal was zijn verschijning groot. Zijn buikje en bos zwartgrijs haar complementeerden elkaar op de een of andere manier prima. Zijn stem viel letterlijk uit de toon; die was veel te hoog voor zijn forse postuur. Vroeger zou ze met haar vriendinnen grappen hebben gemaakt over zo’n docent. Nu vond ze zijn haar juist wel leuk en zijn stem schattig. En hoewel die stem ook afleidend was, kon professor Doelen mooi en meeslepend doceren. Met veel plezier ging ze naar zijn colleges.
 
De eerste keer dat ze de professor daadwerkelijke sprak - nu ja, sprak - was aan het begin van dit jaar, haar tweede studiejaar. Tot haar grote vreugde werd ze ingeloot tot een werkgroep die hij gaf. In die lessen kreeg Ilse voor het eerst het gevoel dat ze een studie deed. Professor Doelen – mensen in mijn werkgroepen mogen me Prof Piet noemen – daagde uit tot echt na denken. In de vierde of vijfde les had ze in een discussie het eeuwige conflict tussen Asterix en de Romeinen als analogie gebruikt om een standpunt te verhelderen. Geamuseerd vertelde hij vervolgens dat hij jaren eerder in een publicatie ook die stript aanhaalde om een punt te maken. In de pauze had hij een hand op haar schouder gelegd: ‘Goed hoor. Je weet de juiste literatuur te vinden.’ Van die publicatie had ze nog nooit gehoord laat staan dat ze hem had gelezen. Desondanks prevelde ze iets van dank u wel.
 
Een week of wat later stond hij ineens achter haar in de rij in de kantine. Of ze het naar haar zin had in zijn werkgroep. Ze moet iets bevestigends hebben gezegd, want hij knikte instemmend. Ze was zo de kluts kwijt dat ze vergat wat ze wilde bestellen. Vervolgens duurde het zo lang voordat ze haar portemonnee vond dat hij uiteindelijk haar thee afrekende. Hij liet zijn ogen even op haar rusten. Toch? Dat had hij toch gedaan? Terwijl hij wegliep zei hij dat ze bovengemiddeld goed huiswerk inleverde.

De laatste vrijdag voor de kerstvakantie bespraken de studenten een op een met de professor de paper die ze als afsluiting van de werkgroep moesten schrijven. Ilse was de laatste op de lijst. Het betekende dat ze pas rond acht uur thuis zou zijn bij haar ouders. Dat vond ze niet erg. Ze verheugde zich al een week op de bespreking.
 
De kamer keek uit op de gracht, de torentjes van de kerken en de historische gebouwen. Ilse zag weinig van het uitzicht die namiddag, hoewel ze toch ruim een uur de kans had gehad. Ze spraken nauwelijks over de paper – wat kan ik nou in woorden toevoegen dat het cijfer 9 niet al uitdrukt? Daarentegen wilde hij weten waar ze was opgegroeid. Hoe ze het vond om alleen te wonen, in de grote stad. En waarom had ze voor politicologie gekozen? Toen ze opstond om ook de trein van zeven uur te missen gaf hij haar - voordat hij het vergat - een boek. In de trein scande ze de passage over Asterix en de Romeinen vluchtig door. De opdracht in de flap las ze echter keer op keer: Voor Ilse, een bovengemiddeld talent.
 
Na de kerstvakantie was ze terug op de kamer. Ditmaal had zij een cadeautje voor hem. Haar broertje had voor haar The Tank Man gedownload; een documentaire over de onverzettelijke eenzame Chinese student die een colonne tanks tegenhield tijdens protesten in Peking. Toepasselijker kon ze het zich niet voorstellen. Hij las het provisorisch in elkaar ge-photoshop-te hoesje aandachtig. Daarna viel er een stilte die hij na een knikje en een glimlach doorbrak. Hij excuseerde zich want hij had een afspraak, maar half zes een borrel misschien?
 
De blonde jongen is al bellend naar de waterkant gelopen. Ilse zakt op haar hurken. Geschrokken van haar plotselinge beweging waggelt de eend chagrijnig het water in. Ze kijkt naar de witte roos in haar hand. Waarom gaat ze nou niet de begraafplaats op? Wat is dat ze niet tussen zijn collega’s, vrienden en familie wil staan?
 
Natuurlijk, half zes klonk goed. Waar? In de poort en dan lopen ze naar een café in de buurt.

De afgelopen weken had ze niet meer aan die avond willen denken. De herinneringen waren te mooi, te pijnlijk. Nu Ilse ze weer toe laat, beseft ze pas hoe helder ze zijn. Pas om tien voor zes komt hij de poort in lopen. Een kleine wandeling later zitten ze ergens aan een tafeltje achter in een bruincafé. Ze proeft de witte wijn - te zuur. Ze ruikt zijn Duveltjes. Ze ziet zijn rozerood gestreepte overhemd - het bovenste knoopje los, het tweede überhaupt niet aanwezig. Zijn knie drukt zacht tegen haar dijbeen.
 
Een klein uurtje hadden ze in dat café gezeten, want het was kwart voor zeven toen hij plotseling zei dat hij haar nodig naar haar fiets moest escorteren. Terwijl ze onhandig met haar fietssleutels rommelde had hij haar naar zich toegetrokken. De kus was kort en eigenlijk ook te hard. Maar het was een kus. Van hem, voor haar.

Nadat ze zich allebei hadden weten te herstellen van het moment vroeg Prof Piet wat ze zou doen als hij om haar nummer vroeg? Op de voorwaarde dat hij er ook daadwerkelijk gebruik van zou maken zou ze het overwegen. Zeven dagen later verbrak een sms de onverdraaglijke stilte.

‘Zin om morgen mee te gaan naar een documentaire over ontluikende democratieën in Afrika? Rare jongens, die Afrikanen. Drankje en eten vooraf op kosten van deze oude zemelaar.’
 
De zesde versie van haar antwoord verstuurde ze per ongeluk. ‘Tuurlijk Opa, kom je ook eens achter de verwelkte geraniums vandaan.’ Het was tot haar verbazing geen afknapper. Na een eindeloze driekwartier antwoordde hij namelijk: ‘Half zes onder de poort?
 
Tijdens het eten was ze zo zenuwachtig dat het voorgerecht ongemerkt in dessert met koffie was veranderd. Van de documentaire kan ze zich niets herinneren, omdat ze die nooit heeft gezien. Toen de film begon lagen ze voor de tweede keer uit te puffen op haar kamer.
 
Na die avond op haar twijfelaar zagen ze elkaar een á twee keer per week. Het gros van hun tijd samen brachten ze door op haar kamer, tussen de lakens. Ze spraken zo nu en dan ook af om ergens te eten. Wat betreft Ilse was dat nergens voor nodig; ze kreeg toch geen hap door haar keel. Dat alleen hij haar belde om af te spreken en dat andersom nooit gebeurde vond ze niet vreemd. Ze hadden een bestaan samen en los van elkaar. Zo was hun relatie nu eenmaal. Ze vond het wel volwassen.
 
Op een avond, ze hadden alleen een pizza en een karaf hele slechte rode wijn gedeeld voordat hij haar teleurstelling van zijn korte bezoek wegzoende, lag ze alleen op bed. Een sensatie, nee, een bewustwording overviel haar. ‘Dit is hoe het voelt. Dit is geluk.’ Bij Pieter zijn – of was het met hem zijn? – het was zo makkelijk.
 
Een keer hadden ze ruzie gemaakt. Dat wil zeggen, Pieter was boos geworden. In een roes van verliefdheid, drank en wellicht wat zelfoverschatting had Ilse na een diner op haar kamer gevraagd of hij ooit kinderen wilde. In een onverwachte explosie brulde hij dat ze niet op zijn privédomein moest komen, dat ze best wist dat ze met die vraag de grens overschreed die ze ondanks haar leeftijd toch wel moest weten te liggen. De klap die hij vervolgens op tafel gaf was zo hard dat de borden kapot vielen. In tranen had ze de scherven opgeruimd terwijl hij de trap af dreunde.
 
Ze waren nooit op het voorval teruggekomen. De volgende keer dat ze elkaar zagen deed hij alsof er niets was gebeurd. Opgelucht had ze net zo hard gedaan alsof ze de dagen na de woede aanval wel had geslapen.
 
In maart had hij een congres in Berlijn. De eer die hem ten deel zou vallen als ze mee zou gaan zou groter zijn dan hij verdiende. Hij wilde met haar flaneren over de Kurfürstendamm, Unter den Linden en de onuitputtelijke hoeveelheid straatjes van Prinslauerberg. Uiteraard alleen als er tijd was, want het congres ging voor. Ilse liep inmiddels dramatisch achter in haar studie, maar uiteraard stemde ze in. Tijdens die vijf dagen in Berlijn kwamen ze drie keer van de kamer, waarvan eenmaal om condooms te halen. In de ICE terug naar Amsterdam had ze liggend op zijn schoot eindelijk meer dan twee uur kunnen slapen. De neonverlichting van de gevel van het station legde een blauwwitte gloed over hen heen terwijl ze elkaar gedag knuffelde. ‘Jij bent lief’, zei hij. ‘Ik ook van jou’, had ze zo zacht gefluisterd dat ze zich niet kon voorstellen dat hij het kon hebben gehoord.
 
De winter krabbelde het voorjaar in. Heel geleidelijk - maar daarom niet minder verontrustend - was twee keer in de week ontbijten, slechts één keer in de week eten of een borreltje geworden. Nam hij in het begin steevast een cadeautje, bloemen of wijn mee, de laatste afspraak was hij niet eens komen opdagen. Op een voorzichtig, niet al te boos sms’je had hij alleen geantwoord: ‘Oeps, vergeten, stomme oude man.’
 
‘Stomme oude klootzak’, had ze woedend gedacht. Ze was weliswaar haar hart verloren, maar niet haar verstand. Het einde van hun relatie naderde. Het moest alleen nog worden uitgesproken als de slotzin van een doktersroman. Ze kroop ineen. Pas toen de buren op de muren bonkte kon ze stoppen met huilen.

Nee, ze had daar aan het graf geen plek.

‘Ik ga me bezatten. Ik bel Maarten of Diederik. Een van hun heeft vast wel zin om te neuken. Zo, klaar en zand er over.’
 
Net als ze op haar fiets wilt stappen druppelen zwarte pionnetjes de poort van de begraafplaats uit. Ze herkent een enkeling van de faculteit. Van een afstandje kijkt ze toe hoe ze handen schudden, een of drie zoenen geven, elkaar omhelzen. Na een kwartiertje is de parkeerplaats, op de blonde jongen die tegen een wit autootje leunt na, verlaten. Zonder een besluit te nemen zet ze haar fiets weer op slot en loopt de begraafplaats op.
 
Na wat zoeken vindt ze een graf, zonder steen, met verse bloemen.
 
‘Hier lig je dan, stomme oude man,’ zegt ze hard op.
 
‘Jij bent toch Ilse,’ vraagt een vrouwenstem achter haar.
 
Geschrokken draait ze zich om. Op het pad staat een vrouw gekleed in een lange zwarte japon. De glazen van haar zonnebril zijn zo groot dat ze Ilse doen denken aan vliegenogen. De vrouw heeft een strak opgestoken haar en een dikke laag make-up op. Het verhult niet dat ze buitengewoon mooi is.
 
‘Toch?’ vraagt de vrouw nogmaals. ‘Ik zag je buiten staan. Kom je afscheid nemen?’
‘Ik weet eigenlijk niet zo goed wat ik kom doen. Pardon, wie bent u?’
‘Ik ben Anja Doelen, de echtgenote, excuus, de weduwe van professor Pieter Anton Doelen. Of prof Piet, zoals jij hem noemde.’
‘Ik wist niet dat hij...’
‘Natuurlijk wist je dat wel. ‘
De vrouw zegt het niet bits of onaardig. Ze zegt het alsof ze een objectieve waarneming doet.
‘Vind je erg als ik even rook?’
Zonder op een antwoord te wachten vist de vrouw een pakje uit haar tas.
Ilse weet even niets, kan even niets en wil even niets.
‘Wat een dag,’ zucht de weduwe terwijl ze zichtbaar geniet van de sigaret.
 ‘Wat ben jij mooi, zeg. Lang en dun, maar toch een beetje vorm. Slimme donkere ogen.’
 Ilse probeert een zinnige gedachte te vormen.
‘Wil je zijn graf zien?’
‘Is dit niet zijn graf dan?’
‘Dit? Nee, natuurlijk niet. Hoe had je hem hier ooit in willen proppen? Hier ligt een peuter, vanochtend begraven. Ons Piet ligt verderop.’
Met een joviaal gebaar wenkt Mevrouw Doelen, de weduwe, Ilse haar te volgen.
‘Hoe heb jij het gehoord?’
Dat vreselijke scherm in de hal.
‘Ik las het.’
Begrijpend schudt de weduwe haar hoofd.
‘Een arts-assistente van het OLVG belde dat er iets was. Dan weet je natuurlijk al hoe laat het is. Anders had ze wel gezegd: Uw man is dronken van zijn fiets gevallen en heeft zijn arm gebroken, hij is stierlijk vervelend, komt u hem alstublieft zo snel mogelijke ophalen.’
‘Wat is er gebeurd?’
‘Een ordinaire hartaanval. De eerste en het was gelijk raak.’
Ze staan stil bij een open graf. Het gazon rond het gapend gat is omringd met boeketten, bloemstukken en eenzame rozen. In het gat ligt een kist. Ook op de kist liggen bloemen. De stilte is oorverdovend.
De weduwe glimlacht.
‘Een mooi plekje, niet?’
Ilse knikt licht.
‘Wat een boel bloemen, hé? Waarom laten mensen altijd die lelijke cellofaantjes er omheen zitten? In plaats van bloemen zie je plastic. Zullen we ze er stiekem afhalen?’
Wederom knikt Ilse licht terwijl ze zich afvraagt wat er precies stiekem zal zijn.
De weduwe zakt op haar hurken en begint de plasticjes van de boeketten te trekken. Ilse volgt ongemakkelijk haar voorbeeld.
 ‘Het was precies goed. De muziek keuze was perfect. De mensen zagen er, op een enkele stoffige wetenschapper na natuurlijk, allemaal prima uit. De speeches waren goed, niet te lang, niet te kort. Een grapje op de juiste plek. En gelukkig geen jankende baby’s. Oprecht jammer dat je er niet bij was, dan had je het zelf kunnen zien.’
 Vragen waarvan Ilse nooit het antwoord wilde weten drijven boven. Ze wilt begrijpen, maar tegelijkertijd niet weten. Pieter zou hebben gezegd: ‘Door vragen te stellen leer je de wereld kennen.’ Ilse kan niet anders.
‘Mag ik u wat vragen?’
‘Alleen door vragen te stellen…,’ glimlacht de vrouw.
‘U ziet er niet verdrietig uit. U lijkt, sorry dat ik het zeg, eigenlijk best gelukkig.’
Mevrouw Doelen, nog steeds op haar hurken, doet met een ruk haar zonnebril af.
‘Mijn verdriet gaat jou geen barst aan, hoor je?’
Weer het oorverdovende gebrek aan geluid. Kort, want met de bril weer voor haar emoties spreekt ze rustig verder.
‘Opgelucht liefje, ik ben gek genoeg opgelucht. Die voetballer die zei dat elk voordeel zijn nadeel heeft – of anders om, weet ik het- blijkt gelijk te hebben. Daarnaast, ik moet accepteren dat dit, afscheid nemen, de begrafenis, deze plek, onderdeel van mijn leven wordt. Dat valt tot nu toe minder zwaar dan dat ik ooit zou hebben durven voorstellen. Het hoort er nu eenmaal bij. Net zoals jij erbij hoorde.’
‘Zoals ik er bij hoorde?’ vraagt Ilse.
Een klein glimlachje vormt zich op het gezicht van de weduwe.
‘Ja, Jij. Nu ja, jullie is vollediger.’
‘Jullie?’
‘Ja, jullie. Jullie zijn ook jaren lang onderdeel geweest van het leven dat ik met Pieter had.’
Mevrouw Doelen doet haar zonnebril af. De glimlach is er nog steeds. Ze houdt haar hoofd een tikje scheef.
‘Ach, schat, je dacht toch zeker niet dat het je enige bovengemiddelde talent was. Elk jaar was er een andere tweede- of derdejaars. Ik, of Pieter en ik, wij wisten op een gegeven moment gewoon niet beter.’
De twijfel die haar verliefdheid in het begin zo spannend maakte is terug, maar in een andere vorm. Alsof de weduwe gedachten kan lezen, gaat ze door.
‘Probeer maar te begrijpen wat je al lang weet.’
Ilse doet een laatste poging de opdoemende werkelijkheid van richting te veranderen.
‘Wist u dan dat hij en ik elkaar zagen?’
‘Vanzelfsprekend, Ilse.’
De weduwe pakt een bos, leest het kaartje en gooit het boeket op de inmiddels aanzienlijke stapel cellofaantjes.
‘Het is niet zo dat je foto op zijn bureau stond, maar we hadden geen geheimen voor elkaar. Vorig jaar was het Sarah en het jaar daarvoor, God, hoe heette ze ook alweer? Over twee weken zouden we, zoals gewoonlijk, anderhalve maand naar ons huisje in Portugal gaan. Had hij je nog niets verteld?’
‘Nee. Ik heb hem al twee of drie weken niet gezien.’
De glimlach verdwijnt ineens.
‘De schoft.’
De weduwe graait weer een sigaret en aansteker uit haar tasje.
‘Ik heb de indruk dat hij de afgelopen jaren toch wel erg ver naast zijn schoenen is gaan lopen. Wat wil je, zo’n oude vent, met al die aandacht?’
Al rokend sorteert de vrouw de bloemen en boeketten op grote en kleur.
‘Nadat we enkele jaren getrouwd waren, stonden we op het punt van scheiden. Ik ga je niet vervelen met de details, maar ik geloof dat iedereen zich wel kan indenken waartoe een scheve kinderwens en een mix van alcohol en egoïsme kan leiden. In mijn hoofd had ik mijn spullen al gepakt en af en toe zelfs elders uitgepakt. Ondanks alles bleef hij de liefde van mijn leven. En ik die van hem. Dus hebben we, om het zomaar te zeggen, de huwelijkse voorwaarden opnieuw bekeken en aangepast. Maar ik eiste eerlijkheid en volledig openheid van zaken, over alles, anders zou ik alsnog resoluut de stekker eruit trekken.’
De sigaret is niet half op, toch gooit de weduwe hem weg. Ze tikt iets in haar telefoon.
‘Het was niet altijd makkelijk. Keer op keer was het even slikken. Met de tijd leerde ik de situatie accepteren. Het hoorde gewoon bij het pakketje Pieter waarvoor ik had gekozen. Datzelfde verhaal van elk voordeel en puntje, puntje, puntje.‘
Langzaam loopt de weduwe rond het graf.
‘Dat ziet er toch veel beter uit. Sommige mensen hebben werkelijk geen smaak. Heb je je roos een mooi plekje gegeven? Wil je nog wat aarde op de kist gooien om het officieel te maken? Nee? Zullen we dan maar gaan?’
Ze lopen terug naar de ingang. Ilse vindt dat ze iets moet zeggen om dat wat er nog van haar over is te redden. In de hoop dat er iets zinnigs volgt, begint ze:
‘Mevrouw, ik...’
Maar de weduwe houdt de touwtjes in handen.
‘Laat maar, lieverd. Ik ben blij dat je er was. Zo heb ik ook van jullie afscheid kunnen nemen. Het beste verder.’
In een rechte lijn loopt de weduwe naar het witte autootje. In het voorbijrijden vangt Ilse een glimp op van de bestuurder. Hij heeft blond haar.

Eerste liefde, echte liefde, extra liefde - Eelco Wiemans

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2017  Eelco Wiemans