Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2009  Eelko Sijtsma

Zwart - Eelko Sijtsma

Mijn koffie was lauw. Een vijftiental minuten geleden nog niet, maar ondertussen wel. Dat krijg je ervan als je koffie niet opdrinkt. Dorstig was ik zeker, en niet zozeer naar koffie, maar toch lukte het mij klaarblijkelijk niet om de mok met koffie naar binnen te gieten. Ik voel me soms een enorme mafkees. Niet zozeer omdat ik daar zelf van overtuigd ben, maar meer omdat ik dit sinds mijn achtste levensjaar al van mijn naasten hoor.
'Je bent niet een kind van mij. Je bent van de melkboer. Opa zei het ooit, en ik zeg het je nu.' aldus mij vader, die eindelijk wat illusies uit de wereld hielp.
'Dat betekent dat mama vreemdgegaan is. En niet zomaar vreemd, maar met een maffe melkboer. Vind je dat niet gemeen papa?' zo sprak ik scherp.
Hierdoor, dronken als hij was, werden er die avond heel wat glazen stukgegooid. De afstandbediening van de televisie moest er overigens ook aan geloven. We hadden geen geld voor een nieuwe, waardoor een televisieloze jeugd haar intrede deed. Zodoende ben ik nuchter uit mijn kindertijd gekomen. 

Ik zat daar in mijn kleine studentenkamertje, die claustrofobie bevorderde; Twaalf volwaardige vierkante meters telde hij. Ik werd vergezeld door lauwe koffie, een tv die op stand-by stond, een slaapbank en een kapotte CV. Daarbij was de zak met borrelnootjes doorleefd, en de witte wijn was de fles onderhand ontvlucht.
Ik was het bankhangen een beetje zat. Ik stond op, en besloot de keuken een bezoek te brengen. De koffie -ondertussen koud te noemen- deponeerde ik daar in de gootsteen. De inhoud van mijn blaas leegde ik in het urinoir. Ik pakte mijn leren jas vervolgens bij de kraag en besloot richting de kroeg te gaan. Naar mijn warme stamkroeg. 'De Diepte', gerund door Ed. Ik sloot de deur achter mij en daar stond ik, te midden van de nachtelijke drukte die Utrecht eigen is op donderdag. Ook op zaterdag. Eigenlijk op alle dagen. Mijn kamer is tamelijk gunstig gelegen, zo besloot ik. Vlakbij de Neude, waar dorstige kroeglopers zich volop schuilhouden. Mijn vroegere woonplaats, Koudum, ben ik lang geleden ontvlucht. Koudum waarborgt een geschiedenis, en geschiedenis heeft de neiging zich te herhalen. Net als Wouter Bos. En dat wil ik niet meer. Ik ben geschiedenis spuugzat.

Ik merkte al gauw dat het regende. Meestal deert regen mij niet, mits het niet tastbaar is. Vanachter een raam ziet regen er wel degelijk appetijtelijk uit. Ik ben zodoende een fervent liefhebber van de donkere maanden. Mensen die chagrijnig worden van het weer, en dan met name in de herfst- en wintermaanden, moeten snel ophouden met die onzin voordat ik ze iets aandoe. Er is genoeg in deze beschaving waar je je chagrijnig over kan maken, bijvoorbeeld over mensen die chagrijnig worden van het wisselvallige weer. Van moeder natuur haar perioden.
Terwijl ik daarbuiten stond, omringd door de stedelijke chaos, besloot ik wijselijk om terug te gaan en een paraplu mee te nemen. Het is wel noemenswaardig dat ik soms een beetje impulsief ben waardoor besef iets later komt. Luttele seconden later zo nu en dan. Tevens leek een portemonnee mij wel praktisch, anders zou ik aanvaringen met Ed krijgen. Ed doet niet aan klantenrekeningen namelijk.
De kroegbaas, Ed, die niet vies is van een stevige dosis ongecensureerde metal- en hardrockmuziek. Naast zijn omvangrijke armen viel zijn nek mij meteen op, die eerste keer dat ik zijn sfeervolle en donkere kroegje betrad. Buiten proporties als hij was, intrigeerde hij mij. De aderen kon ik volgen totdat ze verdwenen in de kraag van zijn shirt.
'Dat komt door het headbangen,' legde hij mij uit. |
'Oké.'
Hij stond erop dat ik ging zitten en mijn allereerste biertje nam, die van de zaak was. Zijn zaak. Ik hield onder normale omstandigheden helemaal niet van dat gele vocht, met die penetrante lucht, maar ik wilde niet onbeleefd zijn. Barmhartig nam ik het biertje in ontvangst en proostte, samen met Ed, op een drukke en volle donderdagnacht. De zaken gingen niet zo goed vertelde hij me.
'Dat komt door mijn timmermansknuisten. Mijn biertappen zijn niet perfect, en dat zullen ze ook niet worden. Zodoende kom ik soms enigszins lomp uit de hoek; nauwkeurigheid is mij niet gegund. Als je een espresso bestelt, moet je niet raar opkijken wanneer je een dubbele espresso voorgeschoteld krijgt. Niks ten nadele van de klant in ieder geval, want dat zou ik niet over mijn hart kunnen verkrijgen. Maar men moet tegenwoordig overal over zeiken lijkt het wel. Verder ben ik erg tolererend, maar iedereen heeft zijn grenzen. Het valt me overigens op, dat ik je nog niet gehoord heb over mijn biertappen. Waar komt het door, ben je een schijterd? Ik houd niet van schijterds.'
Ik verslikte mij in het bier en zweette tig kleuren. De leegte in zijn ogen werd opgevuld door mijn schrik, angst, en de aderen in zijn nek zag ik kloppen. Zodoende zei ik tevreden te zijn met zijn bier, waarop Ed in lachen uitbarstte. Over zelfspot gesproken: hij kon er wat van. Intimidatie was hem ook wel eigen, zo luidde mijn eerste indruk. Ed was een uitgebluste bonk geweld besloot ik. Een slapende vulkaan, die boven de Etna uit zou stijgen wanneer je hem wakker zou maken. Ik dacht dat hij iemand was die elke kans aan zou grijpen om iemand zijn kroeg uit te kunnen sodemieteren –hardhandig- dus ik besloot hem te vriend te houden. Niks klant is koning. Kroegbaas is koning, en hij zegeviert.
Gelukkig verkeerde deze vulkaan in een uitermate diepe slaap, want ik kon uren met Ed doorbrengen. Verdomd, hoorde ik daar Shallow, van Porcupine Tree? Headbangend bulderden wij het eerste couplet uit onze longen.

|I live to function
On my own is all I know
No friends to mention
No distraction, nowhere to go.

De zesde ronde besloot ik over te stappen op een gin-tonic. Gin voor de dorst, en tonic voor een vieze nasmaak om te proberen mijn drankproblemen vaarwel te zeggen. Maar mijn mond sprak me tegen.
'Ed, een gin-tonic graag! Maar dan zonder tonic alsjeblieft!'
Ed keek mij verward aan, maar deed zoals ik zei. Hij schoof de portie alcohol voor mijn neus. Het verbloemen van mijn problemen gaat mij steeds moeilijker af de laatste tijd.

Ik ging dus terug naar mijn studentenhuis. Ik trad binnen en volgde de trap naar mijn kamer om de – nu nog gevulde - portemonnee op te halen. En een paraplu. Toen ik eenmaal weer op straat stond ontvouwde ik de paraplu, zodat ik droog het spektakel om mij heen kon aanschouwen. Een zwoele wandeltocht door de regen volgde. Ik moest wachten voor een stoplicht; de kleur groen leek nog ver weg. Er kwam een dame naast mij staan met verregende blonde lokken. Ze was klein. Een prachtige Hollandse dame. Ze schonk mij een prima glimlach, en zocht stiekem oogcontact. Ik geef haar geen ongelijk. Een verwilderde student die een walm van wijn met zich meedraagt, staande onder een paraplu, dat is uitermate charmant. Daar lust men wel pap van.
Ik krijg op zulke momenten altijd een beklemmend gevoel in mijn keel. Het is een mechanisme. Mensen moeten niet te dicht bij me komen, of pogen daartoe. Het is voor hun eigen bestwil.
'Sorry, maar ik doe niet aan flirten.' bekende ik.
Het licht ging op groen, en ze liep gehaast door. Enigszins ontzet, zo leek het. Een stadsmens, dat moest haast wel.
Plots werd mijn paraplu ruw uit mijn rechterhand gerukt en zeilde hij mee op de immense windvlaag die ineens op kwam steken. Vervolgens werd hij aangereden door een streekbus, Lijn 77, richting de Bilt. Godallemachtig. Wat is dat toch met mijn karma. Ik besloot mijn wandeltocht richting Ed's kroeg voort te zetten, hetzij zonder paraplu. Enfin, de paraplu is eigenlijk ook maar een paraplu. Ik houd me niet zo bezig met trends, met het materialistische denken. Looppas had ook geen zin meer, want ik was al doorweekt.
Ed zal mijn eerste contact zijn van deze week. Telefoontjes liet ik onbeantwoord rinkelen en zo ook de deurbel. Één les heb ik daarbij geleerd de afgelopen dagen: Mensen kunnen zeer volhardend zijn. Gelukkig sta ik daarboven. Ik ben een ietwat volhardender persoon dan de rest. Zelfs als het om familieleden gaat. Ik denk dat bij mij de dominante genen tot uiting zijn gekomen, wat overigens ook goed te merken is aan mijn immens dikke haardos.
Bij binnenkomst ontving ik warm onthaal van zowel de verwarming, de geluidsmuur van metal, als van Ed zelf.
'Hier! Van de zaak, om je op te warmen.'
Soms dacht ik wel eens dat Ed een stiekeme miljonair was, een moraalridder, die zichzelf had opgescheept met de missie om de hopelozen hun dorst te lessen. Net zoals Sint Maarten de honger van de zwerver leste door hem een halve mantel te voeren, zo vertelde mijn vader. Wat zal die zwerver nadien toch ziek geworden zijn, niet te geloven. Maar het gaat natuurlijk om de intentie van zijn daad. 
Ik kreeg dus vers geschonken bier van Ed. Ik nam plaats achter het glas en schoof mijn barkruk in een ergonomische positie, zodat ik fijn aan de bar kon hangen. Dit alles tegen het advies van mijn cesartherapeut in, maar daar kon ik mij werkelijk niet druk om maken. Ik zat overigens dichtbij de deur, zodat ik snel weg kon rennen indien de situatie mij daartoe dwong. Ik ben altijd op mijn hoede. Voornamelijk voor vrouwen.
Na al die inspanning nam ik een heerlijke teug van mijn bier. Ik begin het te leren, bier drinken, op een studentwaardige manier. Het is een fijne afwisseling van al die sterke dranken. Tevens kon een versgekweekte pens geen kwaad in deze barre, koude tijden.
Ik keek opzij, naar links, waar een mevrouw zat. Ik schatte haar op 47, maar dan wel onder voorbehoud. Ze had een slechte haarkleuring ondergaan, want te midden van al dat stugge rode haar bevonden zich de gevreesde grijze haren. Volop zelfs. Tevens was haar voorhoofd uitermate bezweet. Dit zou komen door de overgang, zo zou later blijken uit haar verklaring. Met grote ogen moet ik gekeken hebben, want ze sprak me aan. Dat doen mensen doorgaans niet. Ik ben niemand. Het heeft zodoende logischerwijs weinig nut mij aan te spreken, want je praat tegen lucht. Maar, zo luchtig als ik normaal gesproken ben, zo rijkelijk gevuld met alcohol was ik nu, waardoor ik wel degelijk zichtbaar en aanspreekbaar was.
'Hoi.'
'Hoi,' zei ik terug. 'Wat brengt u hier?'
'Dat kan ik beter aan jou vragen. Hoewel je ongeschoren bent gok ik je toch op zo'n 22 jaar. Dit is een kroeg voor mensen met een midlifecrisis, snap je jongen? Mensen met littekens, diep getekend door het godvergeten leven.'
Dat hakte er goed in zeg. Ik moest eerst een verse slok uit mijn glas nemen voordat ik hierop zou kunnen antwoorden. Ik keek het ingevallen gezicht aan.
'Ten eerste ben ik twintig jaar.' zo ging ik verder. 'Ook moet ik u bekennen dat ik mijn tijd ver vooruit ben. Vroeger al, en nu nog steeds. De midlifecrisis heb ik jaren geleden al een schop onder zijn kont gegeven, waarna ik besloot volop te genieten van mijn leven. Zelfs van de grijze momenten. En dat zal ik je laten zien ook. Ed! Een biertje voor deze dame! Een biertje zoals je nog nooit een biertje geschapen hebt!'
De alcohol werkte doeltreffend. Ik begon warempel symptomen van socialiteit te vertonen. Heerlijk, wanneer die somberheid en remmingen weg zijn. Ik drink natuurlijk ook niet voor de lol.
Ed merkte het, en begon zijn hoofd te schudden.
Ik wendde mijn blik weer opzij, maar nu twee krukken verder. Deze werd behuisd door een man met volgens mij een leeftijd gelijk aan de dame die naast mij zat. De man zorgde daardoor voor een miniem contrast hier in Ed zijn kroeg. De halfkale schedel van de man zorgde daarentegen wel degelijk voor een contrast.
Het rook er trouwens naar mottenballen merkte ik op. Dat deed mij denken aan de woonkamer van mijn buurman - in mijn vroegere woonplaats - wiens leeftijd 67 jaren telde. Hij heeft mij leren dammen. Hij kwijnt tegenwoordig spijtig genoeg weg in het lokale bejaardentehuis, te Koudum. Hij is zeer geliefd onder het personeel, aangezien hij amper een woord uit kan brengen. Veel last hebben ze dus niet van meneer de Vries. De oorlog heeft hem onherstelbaar verknipt, wat leidde tot een aantal neuroses. Hij kreeg onder andere last van chronisch klappertanden, waardoor zijn kaken de tand des tijds niet overleefd hebben. Slijtage. Klappertanden is nu uit den boze. Af en toe laat hij nog wel zijn onderkaak naar beneden zakken. Dat doet hij als hij honger heeft. Rustig is meneer de Vries zodoende. Erg rustig. En zijn woonkamer rook naar mottenballen.
De kalende man genoot van zijn sigaar. Ed hecht niet zoveel waarde aan het rookverbod namelijk, en controleurs vermijden deze kroeg.
´De kracht van intimidatie.´ zo sprak Ed trots.
De mevrouw aan mijn linkerzijde betrapte mij op staren en meende dat ik maar een rare snuiter was.
'En dat al op jouw leeftijd. Je moet wraak nemen op je levensloop jongeman.'
'Het ligt vast en zeker aan de generatiekloof, want mijn ouders vinden mij ook maar een mafkees.' zei ik tegen de praatgrage dronkenlap. 
'Weet je jongen, die man daarginds,' aldus mijn gesprekspartner, 'dat is een stille. Stille wateren, maar gronden zo diep als de poriën en lijnen die mijn gezicht tekenen. Dat zei mijn grootmoeder ook altijd. Evenals ze zei dat tijdens mijn geboorte de ziekenhuismuren faliekant uit hun voegen sloegen. Afijn, de kalende man die dus naast me zit lijkt net een monnik door zijn haarlijn. Als je hem in een klooster zou zetten, zou men zo geloven dat hij daar geboren en getogen was. Althans, mits hij zijn mond niet opentrekt. Niks dan godslastering komt eruit. Dat komt doordat alle logica gedurende zijn jeugd eruit geslagen is. Daarom praat ik ook maar niet met hem. Al die ellende die uit zijn mond komt. Het is me wat. Afgezien van mijn ongelukkige levensloop, ben ik toch religieus gebleven. Godslastering vind ik een taboe. Weet je wat dat is? Ben jij religieus?'
Ze viel na haar lange monoloog half van haar barkruk, waarop ik haar terug schoof. Ik zei dat ik atheïst was.
'Dat komt doordat ik God zijn humor niet snap,' zei ik. 'Toch respecteer ik ieders overtuiging.'
Zo discussieerden en praatten wij de avond weg, zo dronken wij de avond nóg iets verder weg, en zo gaven wij de avond de genadeslag toen ik mijn laatste rondje gaf. Overigens betekende dat ook mijn financiële genadeslag, maar dat maakte allemaal niet uit. Zorgen zijn voor later, net als de zorgen van gisteren , en net als de zorgen van morgen. Evenals de zorgen van 8 jaar geleden, de tumultueuze scheiding van mijn ouders, onder toedoen van mijn verslaafde vader. Zorgen zijn voor wanneer de tijd rijp is om je daadwerkelijk zorgen te maken.
De nacht dwarrelde weg en de zon kwam alweer subtiel op. Ik zag hem gluren vanachter de Dom. De stiekemerd. Ed besloot die ochtend om half zes te gaan sluiten. Ed had namelijk last van insomnia, waardoor hij zijn kroeg vaak taboebrekend laat dichtsmeet.
'Het is genoeg geweest, ik ben moe. Nu opkrassen.' brulde Ed.
Rond half zes zwaaide ik de barkruk, die mijn vermoeide kont gedragen had gedurende de nacht, tabee. Ik verwarde Ed met de woorden oant moarn, waarna ik hakkelend over de drempel van mijn stamkroeg stapte, om vervolgens neer te kletteren in een uitermate diepe plas regenwater die voor de deur lag. Ik concludeerde dat het nog steeds regende. Al twee dagen lang, zo lang ik mij herinner. Ik moet zeggen dat al die regen de straten siert. Ze zijn zo leeg namelijk, zo egaal belegd met een deken vol glinstering en pracht, net als Tina Turner in haar tenenkrommende outfits gedurende haar hoogtijdagen. Dit bedacht ik me terwijl ik mijn gezicht diep in de stoepstenen had geboord, omgeven door een plas regenwater. Ik besloot maar op te gaan staan en mijn weg naar huis te vervolgen.
Naar huis, in het pittoreske Utrecht waar ik mij eigenlijk al bevond, maar dan 3 straten verderop.
Ik werd diezelfde ochtend wakker, drie volle uren later, door luidkeels geschater van mijn huisgenoot. Hij is onlangs begonnen met zangles. Gezet als hij is, kan hij eigenlijk wel ochtendgymnastiek gebruiken in plaats van stemoefeningen, maar hij stelt blijkbaar andere prioriteiten 's ochtends. Eigenlijk ook gedurende de rest van de dag bedenk ik me, maar dat terzijde.
Ik bemerkte, toen ik eenmaal de ruimte om mij heen geobserveerd had, dat ik in mijn eigen kamer lag, op de parketvloer, leunend met mijn rug tegen de deur. De TV was van mijn kast gemieterd, en werd omringd door 2 lege flessen wijn. Mijn kamer was een zooi van jewelste. Hoe dit in godsnaam zo ver gekomen is? Joost mag het weten. Het hoeft niet per se, maar Joost mag het wat mij betreft weten. Ik heb geen geheimen meer. Wat ikzelf in ieder geval wel degelijk weet, is het feit dat de dagelijkse kater zo langzamerhand begint te wennen. En dat vind ik beangstigend. Erg beangstigend. Ik ben eigenlijk niets beter dan al die uitgeleefde mannen, die zichzelf in de ochtend al naar de kroeg slepen. Nadenkend over begane fouten en genomen wegen, die voorheen hun aandacht niet vingen. Nadenkend over wat voor klootzakken ze geweest waren, waarop ze besluiten nooit meer dezelfde fouten te begaan. De schroom, die ze wegstoppen achter een muur. De schroom, die ze wegdrinken.
Ik heb altijd steevast geprobeerd niet de weg van mijn vader te volgen, maar door werkzaamheden onderweg heb ik de juiste afslag moeten missen. Het is zijn schuld. Één ding heb ik echter wel geleerd uit het stukgelopen huwelijk van mijn ouders: ik bind mij niet aan mensen die ik zou kunnen kwetsen door mijn huidige levensstijl. Vrouwen. Mijn psycholoog noemde het bindingsangst; ik noem het een geweten. Psychologen hebben mij nooit gesnapt. Psychologen snappen wel vaker dingen niet, zo viel mij op. Ze proberen af en toe zelfs uit een blik bedorven bonen nog iets gelukzaligs op te graven. Iets verteerbaars. Zelfs als in je huidige situatie geluk uitgesloten is. 
Vandaag zal het openingsschot van de tentamenperiode worden gelost, zo sprak mijn agenda. Dat is over een tweetal uren. Het is jammer dat studeren veelal op discipline berust. Helaas is dat een eigenschap die mij ontschoten is.
Ik moest maar eens gaan ontbijten. Mijn ontbijt bestaat uit twee aspirines, een roerei, en natuurlijk koffie. Zonder suiker, en zonder melk, want dat doe ik ook niet in mijn wijn of bier.
Zwart.
'Ik heb mezelf de afgelopen jaren flink verwaarloosd.' bekende ik Ed laatst, gretig naar begrip als ik was. Het enige wat Ed in kon brengen, was een schoon gevuld glas, een knikkend hoofd en de meest brute metal die mijn oren ooit geplezierd heeft. Het hielp daarentegen wel.

Mijn psycholoog vertelde mij dat adolescentie niet gemakkelijk is. Het is een confronterende periode; een kruispunt van alle narigheid. Ik besloot hem te geloven. Hoop doet vaak teleurstellen, dat weet ik, maar dan is het slechts een kwestie van je hoop op andere dingen vestigen. Gelukkig heb ik nog maar 3 maanden te gaan, alvorens ik volwassen ben. Bij het uittreden van je adolescentie komt als het goed is het besef, dat jij je op de voorrangsweg bevindt. Links en rechts de narigheid, maar die moet maar even wachten. Zorgen zijn immers voor later.

Zwart © Eelko Sijtsma

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2009  Eelko Sijtsma