In korte broek en T-shirt rijden we samen de camping af. De ochtendnevel hult het kerkje van Meursault in een waas. Het dorp slaapt nog, het is nog vroeg. Direct buiten het hek gaan we rechts af voor de eerste klim. Onwillekeurig denk ik: ’welke categorie zou dit zijn?’ Rob heeft de kaart met de route goed bestudeerd en ik volg hem met het grootste vertrouwen. La route de Grand Cru, is de welluidende naam, voor wat wij gewoon wijnfietstocht zouden noemen. De temperatuur schiet omhoog en de eerste zweetdruppels lopen van mijn voorhoofd, langs mijn oor naar beneden. Het landschap is golvend en waar je ook kijkt staan de wijnranken in de droge aarde. Dikke druiventrossen beloven veel goeds. Met zoveel zon zal 2003 als een uitstekend wijnjaar te boek gaan. De 21 versnellingen op mijn fiets helpen mij om zonder teveel moeite de pittige heuvels te beklimmen. Het klimmen wordt van tijd tot tijd afgewisseld met dalen, waarbij ik mezelf in een vaart naar beneden laat rollen, heerlijk! We fietsen door verstilde wijndorpen waar de tijd heeft stil gestaan. Ik waan mij in de middeleeuwen. De wijngaarden zijn ommuurd en heten Domaine zus en Domaine zo. Langs de weg worden we via grote uithangborden uitgenodigd om wijn te komen proeven en zéker te kopen. We doen het niet. Langzaam verandert het landschap, de bebouwing verdwijnt en we komen in een bosgebied. Dalen doen we allang niet meer en als echte renners worstelen we naar boven. Als mijn korte broek doorweekt is stel ik voor om even te pauzeren. Onder de bomen hang ik uitgeteld over het stuur. Het water uit de bidon smaakt naar rubber en is lauw geworden, maar het lest de dorst. Onze gebruinde gezichten zijn nu paars van inspanning en Rob zegt met een stralend hoofd: ‘lekker hè El, een stukkie fietsen?’ Tuurlijk joh….. Als mijn korte broek enigszins is drooggewapperd, stappen we weer op. Klikklik zegt de versnelling en in een steeds kleiner verzet ga ik de berg op. Beelden van De Tour de France duiken op in mijn hoofd en het commentaar van Mart Smeets toetert in mijn oren. Door de hitte en de inspanning loopt het zweet inmiddels in stralen van m’n lijf. Ik roep: ‘lekker hè Rob, een stukkie fietsen?’ Tuurlijk meid… Bij de volgende pauze rekent Rob uit hoeveel KM we inmiddels gefietst hebben en het valt bar tegen! De moed zinkt mij in de sandalen. Nou ja, we hebben de hele dag de tijd. Op een gegeven moment begint dat bos me de keel uit te hangen en ik ben dan ook erg blij als we weer in open veld terechtkomen. Het lijkt erop dat we nu een gewone weg voor ons hebben, maar schijn bedriegt en we krijgen kilometers vals plat. Eigenlijk is dat nog lastiger dan klimmen want je ziet het niet maar het is er wel! Beelden van Luik- Bastenaken-Luik passeren nu de revue. Tussen de wijngaarden duiken de eerste huizen op en we komen terug in de bewoonde wereld, nou ja bewoond… we zien geen kip. Alle inspanning wordt ruim beloond als blijkt dat de weg terug weldadig afdaalt. De zwoele wind blaast in een mum van tijd mijn natte kleren droog. Ik zit als een vorst op mijn fiets en doe helemaal niets meer. Ik laat me naar beneden rollen in een rap tempo en heel even denk ik aan een snelle afdaling op de ski’s. De warmte doet vreemde dingen met een mens. Even buiten een klein gehucht ontdek ik een groepje ezels in een sappig veldje. Uit alle macht rem ik af en maak een scherpe bocht naar rechts. Een hobbelig landweggetje brengt mij daar waar ik wezen wil. Rob heft machteloos zijn handen ten hemel, maar komt er toch achteraan. Protest is zinloos. Zoals altijd haalt hij het fototoestel tevoorschijn, voor ’t geval dat. De kennismaking met één van de jonge dieren ontroert mij tot op het bot. We staan oog in oog, neus aan neus en we zijn doodstil. Op een gegeven moment legt het veulen vol vertrouwen zijn hoofd in mijn handen. Ik word er heel verlegen van. Als Rob ongeduldig wordt neem ik met moeite afscheid en vervolgen we de route. Achterstevoren op de fiets hobbel ik over het zandpad en bij de bocht kijk ik nog één keer om. Als de kerktoren van Meursault weer opduikt is de nevel verdwenen en het kwik gestegen naar 34 graden. Eenmaal op de camping lukt het me niet meer om het minuscule bergje naar onze tent te nemen en met de fiets aan de hand wandel ik met knikkende knieën naar boven. Een medekampeerder roept: ‘lekker hè, zo’n stukkie fietsen?’ Tuurlijk joh….
|