Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2008  Elodie Berendsen

De cycloop - Elodie Berendsen

Het is een broeierige dag in oktober. De lucht is smerig vochtig, er is bijna geen wind. De zon is verpakt in grijze raffia en elke beweging wordt afgestraft met zweet. Het eiland dampt in orkaantijd en Judy en ik zitten in de tuin onder de tamarindeboom in de hoop wat verkoeling te vinden. Onder een boom is het minder heet, normaal gesproken. Maar vandaag maakt het niet uit, de plakkerige hitte is overal. We proberen niet te bewegen, koesteren elke ademtocht van de wind en zoeken de lucht hoopvol af naar het volgende verdwaalde zuchtje.
In deze periode van het jaar lijden we onder de opbouw van luchtdepressies die zo nu en dan ontaarden in uitzinnige windwoedes. Vooral dit jaar is het flink raak; de afgelopen maanden is Curaçao al door vier aspirant stormwinden gepasseerd. Ze dragen namen als André, Brenda, Carl en Donna. Namen die heel vriendelijk klinken, als die van een buurmeisje of een lievelingsoom, maar wie hen ontmoet heeft, weet welk geweld er achter hen schuil kan gaan. Huizenhoge golven, schuimbekkend water en windvlagen, gek van razernij. De kust wordt opengereten, de onderwaterwereld gesloopt, alles op het land wordt met de grond gelijk gemaakt. Het buurmeisje blijkt gemeen te bijten en de lievelingsoom slaat er blind op los. Algehele destructie in een misleidende verpakking maar altijd ergens anders, nooit bij ons.

Ik ga op mijn rug liggen en gluur tussen de bladeren door. Alles is grijs. Ging het maar regenen, dan was die smorende hitte voorbij. Judy ligt languit naast me, bovenop haar lip groeien kleine zweetbubbeltjes. We praten niet over de warmte. Er is maar heel weinig nodig om ervan in paniek te gaan. Je moet rustig blijven, er niet teveel aan denken, het verdragen als een zeurende kiespijn want als je in het ongemak gaat zitten, word je gek.

Orkanen komen niet bij ons. Op de bovenwinden, daar wel, en op Jamaica, Haiti, de Dominicaanse Republiek en aan de kust van Florida. Wij krijgen hooguit te maken met een staartje. Dat hebben we op school geleerd. Er is weleens, ooit, een orkaan langs geweest, honderd jaar geleden of zo, maar dat was een vergissing. Wij liggen simpelweg niet op de stormroute. Niet dat zo'n orkaanstaart niet al erg genoeg is. Dan is het heet zoals nu, dagen achtereen. Tot het gaat regenen. De hoeveelheid water die dan naar beneden komt, is door geen enkele bodem te verwerken en jaagt de ondergrondse bevolking naar het oppervlak. Kakkerlakken, duizendpoten, wormen en schorpioenen kruipen omhoog, vluchten voor het stijgende grondwater en verdrinken in de poelen waarin ze uitkomen. Regenwater gutst door de straten, stroomt huizen binnen waar het een dikke modderlaag achterlaat. Op doortocht sleurt het alles met zich mee wat los ligt. We hebben onze vuilniston, gasbom en hondenbakken al eens tegen het hek aangedrukt teruggevonden, vijftig meter verderop dan waar ze eerst stonden. Maar dat is allemaal niks vergeleken met rukwinden van meer dan 250 kilometer per uur.
Sinds een paar dagen heeft iedereen het over Enrico, een wispelturige orkaan van de eerste categorie met een nogal opvliegend karakter. De meteorologen van het eiland houden hem nauwlettend in de gaten. Via de satelliet volgen zij hem en maken melding van de meest minuscule beweging die Enrico maakt. Er is rechtstreeks contact met het hurricane centre, de Caraïbische satelliet en de meteorologische dienst van Venezuela. Radio- en televisiestations braken informatie uit, spreken elkaar tegen, komen met nieuwe feiten die dan weer door de ether heen en weer worden gespeeld met de snelheid van een pingpongbal. Volgens de laatste gegevens trekt Enrico alle omliggende passaten naar zich toe en heeft zijn oog in de afgelopen uren een grotere doorsnee gekregen. Enrico moet wat hij aan omvang wint, inboeten aan snelheid maar dat maakt hem niet minder gevaarlijk, alleen maar logger. Hij is een paar graden afgeweken van het pad dat de weermannen dagen geleden al voor hem uitstippelden met als rechtstreeks gevolg dat ons eiland nu in de gevarenzone ligt. Over tien uur scheert Enrico boven ons langs, voorspellen de laatste berekeningen. Hij is dan doorgestoten naar categorie drie.

Wind, stuur een beetje wind, roep ik in gedachten naar boven. Het is zo heet. Categorie drie. Hoe zat het ook al weer? De schaal van Saffir. Categorie drie geeft windsnelheden van gemiddeld 195 kilometer per uur. Ik probeer het me voor te stellen. Ik denk aan de beelden op tv van getroffen gebieden en ik voel een rilling over mijn rug lopen. Nee, dat alsjeblieft niet.
'Wat denk jij? Komt ie nou wel of komt ie niet?' In mijn stem ontdek ik twijfel.
'Giselle luister, Carl kwam niet, Donna niet en deze komt ook niet.' Judy weet het zeker, iedereen zit zich druk te maken om een storm in een glas water. Volgens haar is Enrico niks meer dan een reuzencycloop in een botsauto en ze is ervan overtuigd dat hij op weg is naar een kermis met coördinaten ver bij ons vandaan.
'Het gaat altijd zo, iedereen loopt zichzelf op te fokken en uiteindelijk gebeurt er niks. Zoals gewoonlijk.'
Ze heeft gelijk. Bij elke dreiging van een storm, barsten de speculaties los zonder dat de beoogde ramp daadwerkelijk plaatsvindt. Toch zou ik willen dat ik haar gelijk net zo stellig voelde want het is warm, anders warm, heel erg drukkend warm. Te warm. Het lijkt wel alsof de grauwe hemel haar eigen gewicht bijna niet meer dragen kan. Judy en ik liggen languit, onze armen en benen wat uit elkaar. Ik kleef en plak. De grond heeft mijn lichaamstemperatuur overgenomen en ik verplaats mijn armen en benen een centimeter, naar een koeler stuk. Mijn voet raakt die van Judy.
'Schuif eens wat op,' vraag ik.
'Schuif zelf op. Jij heb er toch last van,' sneert ze.
Misschien is ze toch niet zo heel zeker van haar zaak.

Vanonder de tamarindeboom horen we dat Mai in de keuken bezig is. Er klinkt gerammel van potten en pannen, gedreun van dichtklappende keukenkastjes en het overvloedige lopen van water uit een kraan. Binnen zoekt Pai zenuwachtig op steeds een ander radiostation naar het laatste nieuws en draait de volumeknop tot ongekende hoogte als hij meent iets belangrijks te horen. Als wij dat doen, trekt hij de stop eruit. Maar nu is het anders want iedereen maakt lawaai. Bij de buren heerst een koortsachtige drukte. Er worden ramen afgeplakt, antennes ingeschoven, auto's verankerd, er wordt gesleept met tuinsets, emmers water, proviand, ik zie iemand sjouwen met een noodaggregaat. Ik speur de lucht af en zie vanuit de horizon een zwarte rand opdoemen die een bredere zoom lijkt te krijgen. Maar wat me het meest opvalt in deze herrie, is een vreemd soort stilte.
'He Jud.'
'Wat?'
'Hoor jij ook hoe stil het is?'
Ze kijkt me aan alsof ik niet goed snik ben. Overal galmen radio's, er klinkt getimmer, er wordt druk gepraat en auto's rijden af en aan door de straat.
'Ik bedoel dat je wel van alles hoort maar geen vogels, geen honden, er scharrelen geen hagedissen. Er beweegt helemaal niks, de natuur is stil.'
Ze gaat rechtop zitten, neemt even de tijd om te luisteren en ik kan aan haar verbaasd verschrikte gezicht zien dat ze het nu ook opgemerkt heeft.
'Denk je nou nog steeds dat ie niet komt?'
Judy reageert met een 'tchj' en rolt met haar ogen. Ik negeer haar en kijk naar Pai en Mai die naar buiten lopen. Pai heeft een zorgelijke blik en Mai plukt aan haar nagels. Dat doet ze alleen als ze zenuwachtig is. Pai loopt om het huis, inspecteert de ramen, het dak, de goot. Mai wijst op de regenton, de gasbom, de auto en tenslotte op ons. Pai knikt en neemt een besluit.
'Giselle, met mij mee. Judy, ga je moeder helpen.' Zijn toon geeft geen ruimte voor protest of onderhandeling, en Judy en ik staan op.
Even later zit ik met Pai in de pick-up. Ruw ramt hij de versnellingspook in zijn één en geeft een ongecontroleerde hoeveelheid gas. De wagen schiet vooruit en sleurt de helft van het poorthek mee. Ik zet mijn handen tegen het dashboard en vang het abrupte remmen op. Mijn hoofd knalt net niet tegen de voorruit. Vloekend stapt Pai uit en geeft zijn slachtoffer een trap na. Hij bekijkt in vliegende vaart de krassen op het achterportier van de auto, het geschrokken gezicht van Mai en scheurt vervolgens met gierende banden de straat uit. In de spiegel zie ik Mai steeds kleiner worden.

Het lijkt wel carnaval op straat. Propvolle wagens beladen met tafels, stoelen, hele bankstellen, rijden voor en langs ons heen. Iemand heeft een papegaai met kooi en al op het autodak gebonden. Een truck, volgeladen met dozen water, toetert ongeduldig achter ons. Overal zijn er opstoppingen.
'Pai, waar gaan we naartoe?'
Hij draait zich geïrriteerd naar mij toe, maar realiseert zich dan dat hij me niks verteld heeft.
'Naar de supermarkt, we moeten nog wat inslaan. Je weet wel, voor als hij komt.'
De watertruck probeert ons in te halen. Een tegenligger moet uitwijken, belandt in de berm en steekt woedend een vinger op. Hij wordt gesteund met een claxonconcert. 'Conjo,' hoor ik mijn vader zeggen. Het klinkt wel stoer als hij het zegt.
'Pai,' pols ik voorzichtig. 'Als hij deze keer echt komt, waar gaan we dan schuilen?'
'In onze badkamer,' zegt hij kortaf.
De badkamer van mijn ouders is de kleinste ruimte van het huis. De badkamer van Judy en mij is veel groter. Ik probeer me voor te stellen hoe we met z'n vieren in dat kleine hok moeten passen. Dat gaat nooit zonder blikopener.
'Het orkaanprotocol in het telefoonboek zegt dat je dat moet doen. Bij een orkaan moet je in de kleinste ruimte met de minste ramen gaan zitten,' legt Pai uit terwijl hij rondjes rijdt om de pick-up in de buurt van de supermarkt te parkeren. Het is ontzettend druk. Brutaal zet hij de auto voor de ingang van een huis.
'We zijn toch zo terug.'

Als we de supermarkt binnenstappen, stuiten we op een muur van mensen. Ik heb nog nooit zoveel mensen tegelijk boodschappen zien doen. De sfeer in de winkel is grimmig en gehaast. Voor de kassa staan lange rijen met karren die gevuld zijn met dezelfde dingen. Het is haast alsof er een grandioze aanbieding loopt. Flessen water, batterijen, ductape, blikvoer, kaarsen, pakken lang-houdbare melk, lampenolie, crackers. Ik weet meteen wat ons boodschappenlijstje is. De mensen achter de karretjes zijn ongedurig. Ze loeren naar elkaars inkopen en lopen weg om nog snel even op te halen waar zij niet, maar die ander wel aan gedacht heeft. Lucifers en flit. Er wordt druk gebeld en overlegd. De caissières zitten erbij alsof ze elk moment in staking kunnen gaan. Alles wat nu de winkel uitvliegt, is voor hen niet meer beschikbaar. Pai heeft een lege kar weten te bemachtigen en neemt de strategie met mij door.
'Jij haalt batterijen, zoveel mogelijk. Ga, ga.'
Ik ren langs de rijen naar een kassa. Het batterijenrek is leeg. Ik speur de anderen af. Kassa 9 heeft nog batterijen hangen maar om daar te komen moet ik een omweg maken, de mensenrijen lopen door tot halverwege de eerste schappen en het ziet er niet naar uit dat ze me er tussendoor zullen laten. Ik zal in lussen moet lopen. Via de ketjap-, ketchup- en mosterdlaan loop ik mijn doel tegemoet. Ik grijp in de laatste pakketten a4 batterijen. Achter mij vloekt iemand. Mijn buit bedraagt zes pakjes. Ik laat een kaal rek achter en ga op zoek naar Pai. Zijn kar ligt vol met wat de andere mensen ook al hebben verzameld. Hij sluit aan in de rij langs het cornflakes- en koffieschap. Ik laat de pakjes in de kar vallen en ga naast hem staan.
'Goed zo, meisje.' Pai lijkt wat meer ontspannen nu hij de noodrantsoenen bij elkaar gescharreld heeft.
Langzaam worden wij opgenomen in de rij. Er staan nu net zoveel mensen voor als achter ons. In wat ik de mensen hoor zeggen, is Enrico de absolute topscoorder. Iedereen heeft het erover. Ze praten hard en gebaren wild. Enrico is al een storm, een woordenstorm. Als je het nog niet op je heupen had dan krijg je het hier wel.
Een half uur later zijn wij door een chagrijnige caissière afgehandeld en staan we weer buiten. De boodschappenjongen rijdt hard met het karretje en smijt in rap tempo onze spullen achterin de pick-up. Hij heeft geen tijd om te bedanken voor het tientje dat Pai hem geeft. Hij moet naar de volgende klant, deze potentiële storm legt hem geen windeieren. Onderweg naar huis vult een schreeuwerige radiostem de cabine van de auto. Het wachten is op de gezaghebber die zo meteen het volk zal toespreken.
Thuis laat Pai de andere kant van de poort gewoon in zijn scharnieren hangen. Ik begin met uitladen, Pai blijft nog even zitten. Judy en Mai helpen me de boodschappen uit de laadbak trekken. We zijn bijna klaar als Pai uit de auto stapt.
 'Jongens, de gezaghebber heeft zojuist aangekondigd dat Enrico vanuit het noordoosten op ons afkomt. Hij is gegroeid tot een orkaan van de vierde categorie. Over vijf uur is het zover. We moeten ons op het ergste voorbereiden.'
Judy en ik wisselen een blik. Dit is menens.

Ik plak met ductape grote grijze kruizen op alle ramen en verstevig ze hier en daar met een plaat karton. Er is niet genoeg plaatwerk voor alle ramen. Wegens orkaangekte uitverkocht. Pai heeft het gehavende poorthek met ijzerdraad opgelapt en het op zijn plek teruggehangen. Het ziet eruit alsof Enrico al is langs geweest. Nu staat hij op een wiebelige ladder en probeert onze antenne in te schuiven. Judy houdt de ladder vast, moedigt hem aan en haalt het gereedschap op waarom hij vraagt. Maar het kreng is door de zeewind aangetast en vastgeroest. Het laatste dat ze moet halen is een ijzerzaag en even later ligt onze tv-paal in de tuin. Morsdood.
De lucht wordt hoe langer hoe donkerder, de zwarte zoom die ik al eerder zag, wint steeds meer terrein en langzaam sterft het lawaai van mensen weg. Onze buren hebben zich al verschanst in hun huis, er rijden geen auto's meer door de straat. Nog twee uur te gaan.

Pai barricadeert de deur maar zet het raam in de keuken wijd open.
'Waarom doe je dat?' vraag ik.
Schamper kijkt hij op en schraapt zijn keel.
'Een orkaan komt altijd twee keer.'
Hij pauzeert even om mij de tijd te geven daarover na te denken. Ik kijk hem schaapachtig aan want ik snap er geen donder van. Bovendien vind ik een keer al erg genoeg.
'Orkanen maken een draaiende beweging. Aan de buitenranden zitten de windstoten maar in het midden van de orkaan zit een gat. Het oog, zoals we dat noemen en daarbinnen is het weer redelijk normaal. De zon kan zelfs gaan schijnen.'
Pai maakt ter ondersteuning van zijn verhaal draaiende bewegingen met zijn wijsvinger. Alsof hij ergens in staat te roeren. Volgens mij is hij gek.
'Eerst komt de ene kant van de storm met zware wind en regen. Na een poosje trekt dat weg maar dan is het nog niet voorbij. Dan zitten we in zijn oog. Dat is het punt waarop we dit raam dicht maken en het raam ertegenover, dat aan het eind van de gang, open zetten. De windstoten komen na het oog uit de tegenovergestelde richting. Op deze manier kunnen we de druk op het huis geleiden. We laten de storm als het ware door het huis gaan, in plaats van dat we hem op ons in laten beuken.'
Ik vind mijn vader een geniale gek.
'Weet je zeker dat het werkt?' vraag ik.
'Nee,' zegt hij aarzelend en voegt daar in een mislukte poging om overtuigend over te komen aan toe: 'Maar wiskundig gezien klopt het. En ik heb het van een oude Curaçaoënaar gehoord die het van zijn vader heeft gehoord, die het weer van zijn vader... nou ja, je begrijpt wat ik bedoel.' 
Verbijsterd kijk ik naar Pai, die wegloopt om nog andere orkaanzaken te regelen en ik weet nu dat mijn vader een gevaarlijke gek is.

Er rest ons nog een uur en we trekken ons terug in het kleinste kamertje van het huis. Pai gaat onder de douchekop op een matras zitten met een draagbare radio aan zijn oor. De matras moet onze hemel voorstellen voor het geval het dak naar beneden komt. Judy en ik zitten rond de wc en doen kaartspelletjes op de deksel. Mai zit tegenover de wasbak en telt de conservenblikken die eronder opgestapeld staan. Verder is het afwachten en het duurt lang, erg lang.

'Hoe laat zou ie ook al weer komen?' Judy doet haar best om zo onverschillig mogelijk te klinken maar mij houdt ze niet voor de gek, ik hoor de angst in haar stem. Ergens moet ik erom lachen. Stellige Judy is toch bang. Pai verzoekt ons stil te zijn, want hij meent iets belangrijks door te krijgen.
De minuten kruipen voorbij. Judy bijt op haar nagels. Mai rekent hardop uit hoe lang we op de conservenvoorraad kunnen leven. 'Een maand als we zuinig aan doen.' Pai werpt ons geruststellende blikken toe die door de frons op zijn voorhoofd hun doel volledig voorbij schieten en ik, ik vraag me af of het huis het zal houden, of de tamarindeboom zich goed genoeg heeft vastgegrepen in de grond, of ik toch huiswerk krijg als de school instort.
De radio pruttelt en hoe Pai ook zoekt, hij vindt alleen maar ruis. We kaarten niet meer maar kijken naar de shutters van het badkamerraam. Vier smalle glazen platen en daarachter is het zwart. En dan begint het te regenen, oorverdovend hard. En het blijft regenen, het regent reuzentranen.

Enrico is al ruim twee uur te laat als de radio van Pai geen ruis meer spuugt maar de stem van de gezaghebber doorlaat. De orkaan is op het laatste moment naar boven afgezwaaid en op zee in razernij ontstoken. Alle gevaar is geweken, iedereen kan zijn schuilplaats verlaten.

Het is een broeierige dag in oktober. De dag na Enrico. Judy en ik zitten onder de tamarindeboom om wat verkoeling te zoeken. De badkamer is nog niet ontruimd, de ramen zijn nog afgeplakt en we hebben de antenne ook nog niet begraven. De gespannen gekte van een dag eerder is opgelost maar heeft plaats gemaakt voor een allesoverheersende vermoeidheid die zelfs de opluchting over onze ontsnapping teniet doet. We zijn er heel dichtbij geweest, bij het oog van onze cycloop en we zijn op miraculeuze wijze gespaard gebleven. Ik kijk naar ons huis. De stormuitrusting die het aan heeft, doet belachelijk aan nu. De lucht is nog grijs maar aan de horizon zie ik dat het blauw alweer in aantocht is. Ik denk aan de wind die straks weer rustig door ons huis waait. Ik zie een hagedis wegschieten en hoor vogels zingen. In de plassen hebben zij lekker rondgespat. Nog even en dan is alles weer gewoon.
'Zie je nou wel,' zegt Judy smalend, 'Orkanen komen niet bij ons. Ik zei het je toch.'
Ik negeer haar grote gelijk, denk in plaats daarvan aan de trilling in haar stem van een dag geleden, en ik vraag me toch ietwat spijtig af of ik er ooit achterkom of de theorie van die oude Curaçaoënaar nou werkt of niet.

De cycloop © Elodie Berendsen

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2008  Elodie Berendsen