Deze ochtend was de heer Constantijn extra vroeg opgestaan om als eerste bij de sigarenwinkel in de Hamelinkstraat te arriveren. Normaal gesproken nam hij minstens vijf minuten de tijd om zijn haren in het juiste patroon te kammen en begon hij de dag met een uitgebreid ontbijtje. Een glas vers geperst sinaasappelsap en een boterham belegd met kaas of gerookte kipfilet, gewoon waar hij op dat moment trek in had, maar wel hartig. Zoetigheid was voor de middag – niets om de dag mee te beginnen. Vandaag had hij echter de kam in een ferme haal door zijn lichtgrijze haren getrokken en was de deur uitgelopen met in de hand een dubbel geklapte boterham voorzien van jonge kaas. Op straat eten vond hij erg gewoontjes, maar als het niet anders kon, moest het maar zo. Beter dan met een lege maag op pad te gaan en bovendien: op dit tijdstip was het vrij rustig. De hele vroege vogels waren al op hun werk en degenen die iets later begonnen, zaten nog aan de ontbijttafel. Dus durfde de heer Constantijn onderweg best enkele hapjes van zijn boterham te nemen. Veel trek had hij niet. Hoewel de voortekenen hem ditmaal niet konden bedriegen, was hij een weinig zenuwachtig. Hij was dan wel zeker van zijn zaak, maar er kon nog op diverse manieren roet in het eten worden gegooid. Allereerst was het van belang dat hij voor de anderen bij de sigarenwinkel zou aankomen. Hij versnelde zijn pas bij de gedachte dat men hem voor zou kunnen zijn. Hij had zijn wekker dan wel extra vroeg gezet, maar wie zei hem dat niemand anders op hetzelfde idee gekomen was? Toen hij de hoek van de Hamelinkstraat naderde, ontsnapte hem een nerveus kuchje. Nog even en hij had zicht op de winkel van Van Zijpen. Zo te zien was de straat vrijwel leeg. Een jongedame met een hondje liep ter hoogte van de sigarenwinkel, maar op het tegenoverliggend trottoir. De winkel zelf zag er verlaten uit. Verdomd, het was nog donker! Zelfs Van Zijpen was nog niet aanwezig. De heer Constantijn tuurde door de etalage over de zorgvuldig uitgestalde dozen sigaren en tentoongestelde pijpen naar achteren. Geen beweging te zien. Een tiental minuten dribbelde hij voor de winkel heen en weer. Hij durfde zich niet verder dan enkele meters van de deur te verwijderen uit angst dat zijn plaats werd ingenomen door een andere vlotterik die ongezien naar de deur had weten te sluipen. Deze angst bleek onterecht: een snorfiets draaide met een sierlijke bocht de straat in en hield stil voor de winkel. Onder de helm prijkte het gelaat van de heer Van Zijpen. “Goedemorgen, zo vroeg al op pad?” baste de stem van de winkeleigenaar, terwijl hij zijn helm losgespte. De heer Constantijn knikte. Hij zou zich toch niet verdacht maken nu hij zo opvallend vroeg bij de winkel stond te dralen, vroeg hij zich vertwijfeld af. Nu geen vreemde dingen doen of zeggen en ook zeker niet te happig overkomen. Rust uitstralen, misschien nog wat dralen alvorens naar binnen te stappen? Nee, dat zou juist opvallen. Intussen had van Zijpen de winkeldeur geopend en maakte een uitnodigend gebaar. Zijn blik gleed langs het restant van de boterham die Constantijn nog steeds in zijn hand hield. Deze glimlachte verontschuldigend en propte het brood zo onopvallend mogelijk in een jaszak. Bah, dat zou weer een aantal vervelende kruimels in zijn zak opleveren. Zoiets was lastig schoon te kloppen; er bleven altijd wel enkele belhamels achter in de plooitjes. Nu hup, kordaat achter van Zijpen aanlopen, alsof je nog wel meer te doen hebt vandaag. Een praatje aanknopen met de goede man zou eigenlijk ook niet zo gek zijn; dat haalde de spanning er misschien een beetje af. “Zo te zien wordt het een mooie dag.”, opperde hij, “Nu nog fris, dat belooft voor dadelijk een aangename temperatuur.” “Uw geluksdag zeker?”, vroeg van Zijpen met opgetrokken wenkbrauwen en een minzaam lachje op zijn gezicht. Wel verdraaid, de laatste bevestiging die hij nodig had, werd hem door de verkoper zelf gegeven! Nu kon er niets meer misgaan. De heer Constantijn voelde zich langzaam ontspannen. Gisteren had hij de eerste aanwijzing gekregen. Sindsdien was hij met vrijwel niets anders bezig geweest. Het begon allemaal toen hij, heel toevallig eigenlijk, op de radio een quiz voorbij had horen komen. De presentator riep luisteraars op te bellen naar het opgegeven nummer zodra ze het gemiauw van een kat in een liedje hoorden. De eerste beller na het geluid zou een prachtige televisie winnen. Flauwekul, vond Constantijn en hij stemde zijn radio op een klassieke zender af. Hij raakte de stem van de presentator echter maar niet kwijt. Het bleef galmen in zijn hoofd: “De eerste is de winnaar, de eerste is de winnaar, de eerste heeft de prijs. Hij ligt voor iedereen binnen handbereik. Als je maar als eerste bent.“ Het had tot lunchtijd geduurd voordat hij plots begrepen had, dat dit een verborgen boodschap speciaal voor hem was: hij moest morgen gewoon als eerste bij Van Zijpen zien te komen. Vanaf dat moment ging het snel: allerlei tekenen bevestigden zijn vermoeden. Het cijfer 1 dook onweerlegbaar vaker op dan anders en de kop van het eerste artikel op de voorpagina van zijn middagkrant luidde: Eerste lichamen slachtoffers scheepsramp geborgen. Als zelfs de krant dit magische woord aan hem probeerde door te spelen, hoefde hij toch niet te twijfelen. Hij wilde echter niets aan het toeval overlaten en had zijn gebruikelijke controleberekeningen uitgevoerd, waarbij hij gebruik maakte van kabbalistiek, astrologie en bijbelfragmenten. En wat nog nooit eerder gebeurd was: elke controle bevestigde zonder uitzondering de gouden tip. Eerder was er altijd wel een kleine onvolkomenheid, bestond er geen consensus over een van de variabelen, zoals het tijdstip, de plaats of het winnende nummer. Hij had er in het verleden dan ook een paar keer flink naast gezeten, zoals toen hij meer dan honderd kilometer gereisd had om in het plaatsje Zandhoven op een vooraf vastgesteld adres zijn geluk te beproeven. Het betrof een doodnormaal woonhuis waarvan de bewoners niet eens thuis waren. En dan die warme dag. Niet aan denken nu. Hij slikt. Alleen over de kleur van zijn zwembroek bestond toen geen volledige overeenstemming. Blokkeren, duw weg die herinnering. Het was een groot misverstand. Wekenlang had hij zich niet meer bij de winkel durven vertonen.Volgens de wet van de grote getallen was de kans daarom des te groter, ja nagenoeg onontkoombaar dat hij ditmaal goed zat. Constantijn werd uit zijn gedachten opgeschrikt toen Van Zijpen zijn keel schraapte. “Wat zal het vandaag zijn, zelfde recept? Hebt u een voorkeur voor een bepaald nummer?” vroeg hij opgewekt. “Het eerste lot graag, het bovenste.” Hij voelde een lichte blos van verwachting over zijn gezicht kruipen. Proberen niet zichtbaar te trillen, het lot zo nonchalant mogelijk aanpakken. Nog één handeling en het zou eindelijk zover zijn. Alleen het strookje er nog aftrekken. Zo rustig mogelijk verwijderde hij het papiertje dat de prijs verborgen hield. Nee, dit kon niet waar zijn. Op het briefje stond een 10. Hoezo één nul? Waar waren de andere 6 nullen die zo onmiskenbaar in de voortekenen te lezen waren geweest? Terwijl hij vaag hoorde hoe Van Zijpen hem feliciteerde met zijn gewonnen tientje, draaiden zijn hersenen op volle toeren. Waar was het mis gegaan? Hij voelde hoe het tientje in zijn hand gedrukt werd en stommelde richting de uitgang. “Afijn, tot morgen dan maar weer, hè?” Hoezo, tot morgen? Wat bedoelde Van Zijpen daar nu weer mee? En ineens leek alles op zijn plaats te vallen. Volkomen helder zag Constantijn de fout: alles klopte, alles, behalve de dag. Dat hij daar niet eerder aan gedacht had! Hij wist niet hoe snel hij terug moest lopen naar de toonbank. “Morgen?” vroeg hij met een lichte aarzeling. “Weet u dat zeker?” Van Zijpen haalde zijn schouders op. “Niets is zeker. Maar een nieuwe dag, een nieuwe kans, hè?” “Een nieuwe dag, een nieuwe kans”, herhaalde Constantijn langzaam. “Ja, een nieuwe dag, dat moet het zijn. Morgen. Dat verklaart alles.” De voortekenen hadden hem niet bedrogen, alles klopte: als eerste bij de winkel zijn, het eerste lot van de stapel. Het was de juiste tactiek! Alleen had hij zich in de dag vergist. Een dag kon het verschil betekenen tussen 10 en 10 miljoen. Maar hij zou zich nu niet zo makkelijk in de maling laten nemen. Nog een hele dag om deze nieuwe informatie te toetsen.
Er mocht geen minuut meer verloren gaan. Haastig nam hij afscheid van Van Zijpen en spoedde zich naar buiten. En geheel tegen zijn aard indruisend, maakte hij op de stoep voor de winkel een korte huppelpas. Morgen rond deze tijd zou hij een rijk man zijn.
|