Homepage Schrijversweb Schrijversweb 2010 Esther Wit Het touw - Esther Wit |
||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Op dit toch al ongemakkelijk vroege uur, merkte Heleen tot haar schrik dat de jonge dame die naast haar had gezeten en bij het Van der Valk Hotel Nuland uit de bus was gestapt, de Alditas voor haar eigen had aangezien en meegenomen, zodat Heleen nu in het bezit was van vreemde boodschappen in plaats van haar eigen laatste bezittingen en meer in het bijzonder, het mooie touw waaraan ze zich later die dag in de rust van Hei en Wei zou ophangen. Ze keek in de tas. Een pakje Aldiboter, een half pond suikerklontjes, een halfje volkorenbrood, 125 gram creme fraiche light, een pak jodenkoeken, een pond jonge kaas en vier conference peren in plastic verpakking. Daar had ze niets aan, want geen van deze producten bezat de eigenschappen van een touw. De buschauffeur keek stuurs voor zich uit en verwees haar naar Rosmalen waar ze kon uitstappen en dezelfde bus terug nemen. Deze zou vertrekken om 11.42 en niet veel later opnieuw het Van der Valk Hotel in Nuland passeren. ‘Kan dat niet eerder?’ vroeg Heleen. Maar dat kon niet. Dat het café ook een hotel was wist Heleen niet, maar bleek uit het jonge gezin dat de houten trap afliep en ging zitten om zich aan het ontbijt te wijden. De eigenaar bracht een rieten mandje met broodjes, vier ronde spiraalvormige eierhouders met ei, een glimmende pot koffie, een schaal ingepakte jammetjes, een schoteltje boter en een kommetje blikfruit. Heleen werd aandachtig bekeken. Ze keek zelfverzekerd terug, tot haar oog viel op de boter met aan zowel de boven- als de zijkant een deuk. ‘Mag ik mijn boter terug?’ De eigenaar keek haar voor de tweede keer die dag verstoord aan. ‘Welke boter?’ Dit was geen geruststellend antwoord. ‘Ik heb hem u net gegeven, tien minuten geleden. U heeft hem in het vriesvak gelegd, om op te harden.’ ‘In het vriesvak?’, zei de man. ‘Zoiets zou ik nooit doen. Dat is niet goed voor boter.’ Heleen wist zich uit pure verbazing geen houding te geven en bleef wezenloos staan. ‘U heeft het aan die mensen gegeven, is het niet?’ Ze wees boos met haar vinger naar het gezin, dat belangstellend terugkeek. ‘Is er iets?’ vroeg de vader, die met ferme pas naar de bar liep. ‘Deze mevrouw doet moeilijk over uw boter. Ze is wat in de war.’ De vader pakte Heleen bij haar arm en trok haar naar buiten. ‘Ik ben van de politie, dus ik weet wat ik doe’, zei hij. ‘Willem en ik kennen elkaar al jaren, u moet geen praatjes verkopen. Ik haal uw jas en tas en u kunt vertrekken.’ Heleen stond buiten met haar jas en tas, zonder boter. Niet alleen was ze onrechtvaardig behandeld, ook had ze zich tegen haar wil in, schuldig gemaakt aan diefstal. Wat moest het sympathieke jonge meisje uit de bus nu op haar brood smeren? Het brood dat ze bovendien niet had? Los van dit dilemma, zat Heleen zonder touw en was ze nog altijd niet in Hei en Wei. Verhaal halen bij Willem was zinloos. De bevriende agent zou het niet toestaan. Er zat niets anders op, ze moest nieuwe boter kopen. Aldiboter. Zo’n lelijk hotel had Heleen niet vaak gezien. Wat zou een jonge dame hier zoeken? En sowieso; waarom brengt iemand eigen voedsel mee naar een hotel, waarvan je toch kunt verwachten dat dat soort voorzieningen geregeld zijn? Binnen sloeg de zakelijk-sfeervolle ontspanning haar opdringerig in het gezicht. Marleen stond zwetend boven een pan geruld gehakt met uitjes en droeg een koksmuts. ‘Uw tas! De boter is in orde hoor.’ Marleen was weliswaar blij met haar verloren bezit, maar had intussen de tas van Heleen afgegeven bij haar ouders, waar ze die ochtend koffie was gaan drinken, maar die inmiddels zelf in Den Bosch voorbereidingen troffen voor een die avond te houden voorlichtingsbijeenkomst over hulpmiddelen bij dyslexie. En nee, een sleutel had ze niet. Dat viel behoorlijk tegen. ‘Heeft u toevallig touw bij de hand?’ ‘Touw?’ vroeg Marleen, ‘Wat voor touw?’ ‘Stevig touw’, antwoorde Heleen. Rond half vijf strompelde Heleen door de draaideur van het Van der Valk Hotel in Nuland. Haar missie was mislukt. Ze plofte uitgeput in de lounche-bank, bestelde een broodje gezond met een glas rode wijn en zuchtte. Hoewel de dag in het teken stond van haar naderende afscheid en toch een diep geestelijk en existentieel gewichtig moest hebben, zat ze nu met honger en zere voeten in een Van der Valk hotel. Heleen trok haar schoenen uit, ontlastte haar geschaafde achillespezen en masseerde de zere knobbel onder haar tenen. Wat een opluchting! Het knapperige volkorenbroodje zat dubbelgevouwen om een bouwwerk van tomaat, augurk, rucola, pijnboompitten en vette, jonge kaas. Wat een verademing! Ze zakte onderuit, wreef haar pijnlijke voeten over het dikke, rode tapijt en kauwde genoeglijk op het broodje stoere frisheid dat in haar mond explodeerde van smaak en een knagende honger omzette in verzadigde voldoening. Halverwege het broodje dronk ze twee ferme slokken wijn. In het glas schitterde de weerkaatsing van een kroonluchter; een dun laagje rode vloeistof bleef hangen aan de kristallen binnenkant; trage druppels rolden naar beneden om zich tevreden te mengen met de rest van de wijn. De twee slokken stroomden zoet maar pittig door haar keel en na een paar minuten overviel de schoonheid van de vroege avond Heleens ingesluimerde lichaam en haar verdoofde geest. Ze keek aandachtig naar het vloerkleed dat uit wel duizend minuscuul opstaande touwtjes bleek te bestaan. Hun precieze enkelvoud was haar niet eerder opgevallen. Voorover hangend, trok ze haar sokken uit. Tussen de twee grootste tenen van haar rechtervoet wriemelde zich een van de touwtjes, eerst dubbelgevouwen en vervolgens vrij opspringend met zijn warmrode lichaam zacht tegen haar tere huid. De sensatie verbaasde Heleen. Ze wist niet dat tenen zoveel konden voelen. Als ze zich concentreerde en haar voeten bewoog, kon ze alle tenen ervaren als afzonderlijke delen om even snel over te springen naar een totaal voetgevoel en weer terug. Hetzelfde was met haar vingers mogelijk. ‘Ik voel!’ zei ze tegen de man die even verderop druk met zijn mobiel in de weer was en reageerde met een diepe frons. ‘Natuurlijk voelt u’, zei hij. ‘Iedereen voelt.’ ‘Blijkbaar’, antwoordde Heleen en pakte om 19 uur 2 de bus terug naar huis. Haar tas liet ze achter in Nuland; twintig lichaamsdelen vroegen om aandacht en zoiets, vond Heleen, kon ze negeren. |
||||||||||||||||||||||||||||||
Het touw © Esther Wit Homepage Schrijversweb Schrijversweb 2010 Esther Wit |