|
|
Hb j srvttn mgbrcht?' 'Wat zeg je, ik versta je niet?' 'f j srvttn mgebrcht hbt?' 'Schat, ik versta je echt niet.' Moeizaam kruip ik uit de zetel. Halverwege de gang, ter hoogte van de badkamer, wacht mijn vrouw me op, met de baby in de armen. Haar ogen staan mat, zes maanden elke nacht gemiddeld tweemaal opstaan liet sporen na. Op haar blouse kleeft gele pap en wortelbrij. Omdat de jeans te klein is, laat ze het knopje openstaan. Ik staar even naar het licht achter haar. Er liggen plukken stof in de hoeken, kiezelsteentjes, zand. Langzaam klonteren ze samen. 'Ben je doof misschien?!', zegt ze. 'Hoeveel keer heb ik je al gezegd, als jij in de keuken staat, met de dampkap volluit, en ik lig te lezen, met de muziek op drie, aan de andere kant van het appartement, dat ik je dan onmogelijk kan horen.' 'Ik heb er genoeg van', zegt ze. 'Je doet niets in dit huis. De baby, de boodschappen, poetsen en wassen en strijken. Ik draai voor alles op.' De baby sabbelt aan de punt van haar kraag. Hij duwt zich af en worstelt om vrij te komen. Hij kijkt me aan, lacht en glundert. 'Ik werk. Al wat ik vraag als ik thuiskom, is even een half uurtje voor mezelf. Als je wil dat ik voor de kleine zorg, geen probleem, dan ruilen we.' Op het plafond bonkt de bovenbuur met zware stappen door zijn gang. Hij trekt de veters los, duwt zijn bottines uit en laat ze kniehoog van de voeten vallen. Hij is thuis. Ze haat het geluid. Op een dag valt de verf van de muren, beweert ze, dan kunnen we naar de garantie fluiten. De bovenbuur gaat naar het toilet en laat de broek zakken. Het koppel van zijn riem slaat metalig tegen de tegels. 'Heb je vanmiddag wat geslapen?', vraag ik. Ik hevel de baby over en geef hem enkele kusjes achter het oor. Tot hij kirt. Hij steekt zijn vingers in mijn mond. Ik knauw er op. 'Je bent moe, dat maakt je kribbig´, ga ik verder. De baby heeft een goedgemutste moeder nodig. Je weet toch dat ze dat voelen en nog onrustiger worden. Heb je zijn sit-ups gedaan?' 'Ik had je gevraagd servetten mee te brengen.' ´ ´Shit,' zeg ik. Ze lacht schamper, trekt even zenuwachtig met het oog, neemt me terug de baby uit de armen en wandelt naar de keuken. Ik blijf staan. Ze heeft gelijk, ze maakt me ongelukkig. Ik draai me reeds om. Maar volg haar dan toch. Met de baby op de heup prikt ze met een vork in de aardappelen. Ze roert in de spruiten en draait de sissende lappen spek om. 'Ik kan er gaan halen, als je dat wil.' 'En het dubbele betalen. Laat maar.' Nijdig gooit ze de zeef in de pompbak, draait een handdoek rond het heft van de pot en giet de aardappelen af. 'Zo is het altijd met jou. Je bent hier nooit en als je hier bent, ben je niet aanwezig, zit je met je gedachten ergens anders, ben je met jezelf bezig. Ik zou jou eens graag 24 uur met de kleine opgescheept zien zitten.' 'Ik heb je dat al verschillende keren voorgesteld.' 'Makkelijk als je weet dat ik borstvoeding geef en dus niet weg kán.' Ik zwijg, besluit ik, en doe de ijskast open. De koude voelt hard aan. Er staat schimmel op de sla. Drie potjes babyvoeding liggen er bovenop. Ik neem een flesje bier, klik het open met de duim en zet het aan de mond. De vaat heeft ze gedaan. Hij staat te drogen op het druiphekje. Ik muil naar het lieve poesje op de kalender, boer maar slik het geluid in. Met een stuk keukenpapier wrijf ik het vocht van de lippen. 'Waarvoor heb je die servetten trouwens nodig?' 'Omdat Naï komt.' De bovenbuur trekt de wc door. Hij rakelt de broek terug op en koppelt de riem dicht. Even gaat hij voor de spiegel staan en poetst de tanden op met een handdoek. Hij krabt zich in het kruis. Hij slaat met de deur. Vervolgens bonkt hij terug tot achter zijn bureau. 'Hoelang komt ze?', vraag ik. 'Het ganse weekend.'
Naï komt. De wondermooie Naï komt. Shoppen en paraderen. Kletsen en giechelen. Om tot laat in de nacht te verhalen over geld en geluk, haar reizen naar tropische eilanden, haar diners met bekendheden, hoe ze haar ex tot het been afklooft en ondertussen met zijn advocaat in bed duikt. Naï komt ons weer verleiden. Mijn vrouw met dromen en mezelf met een verlangen dat voor immer op de afgrond zal balanceren. Ik ga terug in de zetel liggen en hef het boek van de vloer. Ik lees niet meer. Het plafond deint. Het licht van de halogeen kabbelt er over. Kan best geen kwaad, bedenk ik, de baby zal tenminste even andere armen hebben om in te woelen. Ik draai me op de rechterzij. De bovenbuur zit te werken en beweegt nauwelijks. Niks beweegt nauwelijks. Ik hoor zijn printer de volgende factuur drukken. Traag, met schokjes, systematisch. Ik staar in het aquarium. Onze vier vissen zwemmen van links naar rechts, netjes op een rij, zacht wiegend staart na staart. Ik sta op, open het doosje droogvoeding en snipper enkele snuiven over het oppervlak. Grootspraak, murmel ik tegen mezelf, dat is het. De vissen duiken naar boven en happen in de splinters. Drogredenen, herhaal ik, en vervolgens luister ik intenser naar die stille, dreigende twijfel.
Mijn vrouw stelde me aan haar voor. Het was een warme zomerdag in het hartje van Brussel. We zaten te praten op een terrasje en hielden handen vast. In de verte, tussen de zonnige voorbijschuivende mensenmassa zag ik haar verschijnen. Ze droeg een kort gebloemd jurkje en had prachtige, donkere benen. In ebben van het puurste hout. Op hoge naaldhakken. Ze had valse dreads en stileerde er een zonnebril op. Ze gleed. Een Nubiaanse koningin, statig, zelfbewust, onoverwinnelijk. Een bubbel achtenswaardig rust dreef rond haar, met de wind in wuivende duinhalmen. Het licht was helder maar zachter. Aan haar rechterpink wiegde een minuscuul tasje. De rest was eeuwigheid. 'Naï!', riep mijn vrouw. Ze stak beide armen in de lucht, is opgesprongen, naar haar toe gerend en om de nek gevlogen. Alsof deze hartsvriendinnen elkaar jaren uit het oog waren verloren. Ik stond ook recht. Ik wou haar een hand geven en ze gaf me een kus. Een geur van een milde groene zee vol zeewier en eeuwige zon. Lippen als een zacht vanilleblaadje. Haar donkere ogen glansden in de zilveren oogschaduw. 'Mijn nieuw vriendje', stelde mijn vrouw me voor. 'Niet slecht', zei Naï. 'Helemaal niet slecht.' Ze nam me op. Ik bestond nog enkel uit moleculen. Na een tijdje begon het pijn te doen. Sindsdien bekijk ik boter in een hete pan met andere ogen. 'Hij is zelfs knap', voegde ze er aan toe. 'Heb je tijd?', vroeg mijn vrouw, 'Jezus, het is lang geleden dat we elkaar gezien hebben. Te lang.' Ze hadden het over mode. Naï nipte aan een café-machiatto. Ze nam een gouden aansteker uit het tasje en vroeg of ze één van mijn sigaretten kon lenen. In de laatste boom op het pleintje kwetterden de vogeltjes. Ik had pas gelezen dat mussen zo goed als uitgestorven waren in België. Hier zaten er op elke tak verscheidene. 'Bedankt', zei Naï en ze wreef lichtjes over mijn hand. 'En wat doe je voor werk?' 'Hij is ingenieur in de biochemie,' antwoordde mijn vrouw. 'En werkloos', voegde ik daar aan toe. 'Hij leest heel veel', zei mijn vrouw. 'Ik ook', beaamde Naï. 'Je denkt aan haar', zegt mijn vrouw. Het duurt even. De bovenbuur heeft muziek op, de bassen dringen door de muren. De baby boert, geeft een klak moedermelk over, hij proest bellen en het komt allemaal over haar bloes. Op haar bril kleeft ook een klodder. In het midden van haar pupil. 'Ik bedacht zonet dat er in Berlijn nog mussen zijn.' Ze kijkt me vragend aan. 'In België zijn ze uitgestorven. Hier nog niet.' Ik sla het boek dicht, leg het op de salontafel, rangschik de tijdschriften op een stapel en gooi een pluchen beer in de rieten mand vol speelgoed. 'Ga je haar ophalen aan de luchthaven?', vraag ik. Ze knikt. 'En daarna wat shoppen?' Ze kniktopnieuw. 'Koop je maar iets moois,' zeg ik, 'je hebt het verdiend.' 'De kleine heeft gekakt', zegt ze. 'Kun jij hem even verschonen? Dan zet ik de tafel.' 'Tuurlijk schat.' Ik veer recht en neem de baby over. Ik zoen hem op beide kaken en geef haar ook een kus. De bovenbuur juicht en schreeuwt. Hij danst weg van achter zijn bureau en zet vals in. De nationale ploeg speelt vanavond tegen Brazilië. 'Blijkbaar hebben ze gescoord,' zegt mijn vrouw. Ik beam. Hij stopt even. 'Ik wil niet dat ze komt.', zeg ik. Mijn vrouw kijkt me ernstig aan. Ze zucht. 'Ik ook niet.' 'Ik zal haar bellen, zeggen dat het niet gaat. Wegens het werk.' Ze knikt en geeft me een kus. 'Sorry voor die servetten.'
|