Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2014  Fred Kruijer

Kerstmis in Groesbeek – Fred Kruijer

De jonge luitenant van het Canadese 425e tactical fighter squadron vond het maar niets. Hij was kort na zijn officiersopleiding en zijn vliegopleiding aangesteld tot luitenant-vlieger, maar was onmiddellijk daarop door zijn nieuwe squadroncommandant aangewezen - geflest - als pelotonscommandant van het stafpeloton dat al sinds het begin van de koude oorlog meeliep in de 4Daagse van Nijmegen, ieder jaar in Nederland. Zijn collega-vliegers hadden gierend van het lachen zijn definitieve callsign vastgesteld: ‘Walker’. Hij was er niet blij mee.
Zijn wat zeurderige peloton van administrateurs en onderhoudsmensen – er had buiten hem nog nooit een vlieger meegelopen - maakte zich op deze laatste militaire halteplaats van de derde 4Daagse-dag, op voor de zeven heuvelen van Groesbeek. Daar zou hij met zijn peloton, op de Canadese militaire begraafplaats op de top van de tweede grote heuvel, de traditionele eregroet brengen aan de Canadese militairen die in het laatste jaar van de Tweede Wereldoorlog waren gevallen in Duitsland en Zuid-Nederland. Een 4Daagse-traditie. De andere militaire 4Daagsedetachementen deden er ieder jaar trouw aan mee. Het hoorde er allemaal bij, dacht hij filosofisch.
Het was warm. De mannen en vrouwen in zijn peloton vonden het heet. Hij vond dat ze niet veel gewend waren. Ze werden hier op de grote rustplaats gevoed en gelaafd, vooral gelaafd. Hij glimlachte, toen hij zijn ijskoude blikje cola-light met zijn middelvinger open klikte en de inhoud in één grote gulp in zijn geopende slokdarm goot. Hij maakte zich niet druk over deze klus. In de woestijn van Saoudi Arabië maakte een grote internationale coalitie zich op om die hufter van een Sadam Hoessein uit Koeweit te verjagen. De Canadese luchtmacht zou deelnemen aan de gevechtsacties, mocht het oorlog worden. Hij had zijn marsorders voor 1 september 1990 al in zijn zak. Half september zou hij zijn CF.-18 Hornet overvliegen naar het Midden Oosten. Voor het echte werk…….

De parochiekerk van de Heiligen Cosmas en Damianus, in Groesbeek, was, zoals ieder jaar op kerstavond, volgestroomd voor de traditionele nachtmis. De drie pastores van de kerk hadden overuren gemaakt en de kerk was dit jaar, meer dan op andere kerstavonden, vervuld van een bijna tastbare kerstsfeer. Het weer droeg daar ook aan bij. Na vierentwintig jaar van gure of verregende kerstmis was er gisteravond een stevig pak sneeuw gevallen. Er lag meer dan twintig centimeter en Groesbeek heeft bij s'rijks sneeuwschuivers geen hoge prioriteit. Het kleine dorp aan de Duitse grens had vanavond verdacht veel weg van een driedimensionale kerstkaart. Aan het eind van de dag was de temperatuur verder onderuit gegaan en had de natte lucht, die de sneeuw had gebracht, plaats gemaakt voor droge vrieslucht, die nu een fonkelende sterrenhemel toverde boven het witte heuvellandschap rond Groesbeek, Bredeweg en Berg en Dal. De kerkgangers waren op weg naar de mis betoverd door de blauwwitte nachtkleur van de nog vrijwel maagdelijke sneeuw. In de kerk was het koud. Die koude lucht maakte de stemmen kristalhelder, die van de priester die de nachtmis celebreerde, maar bovenal die van het koor. Aan het einde van de mis werd, traditiegetrouw, het ‘Stille nacht, Heilige nacht’ gezongen. De kerkgangers zongen mee, zacht. En in die koude kerkhemel zweefde die veelkoppige stem als een mystieke echo boven de hoofden, om in de uiterste hoek van de kerk zelfs de stenen moedermaagd tot tranen te beroeren.

Het bracht ook tranen in de ogen van een oude heer, helemaal achterin de kerk. Hij verstond geen Nederlands, maar werd daardoor ook niet afgeleid van de schoonheid van de stemmen die diep door zijn ziel trokken, daarmee de taal gemakkelijk overstijgend. Achttien jaar lang al kwam hij trouw ieder jaar naar Nederland, lange tijd samen met zijn vrouw. Altijd in de zomer. Aan het begin van de derde week van juli, vlak voor de 4Daagse van Nijmegen. Het ritueel was altijd hetzelfde. Zaterdagmiddag aankomst op Schiphol, met de trein, via Arnhem, naar Nijmegen en daar inchecken in het redelijke en toch niet te dure hotelletje in het centrum. Zondagochtend naar de 4Daagse mis in de Sint Stevenskerk in het centrum van Nijmegen. Een wandeling naar de Waal, een terrasje, 's avonds eten in de stad. Maandag inschrijven en dan vier dagen wandelen. Altijd samen. Hij had nooit de voor heren verplichte afstand van vijftig kilometer per dag gelopen. Het was te ver voor zijn vrouw en samen de veertig kilometer lopen was belangrijker dan het goud geverfde stukje blik waar de andere wandelaars altijd zo druk over deden. Zijn vrouw kreeg het kruisje natuurlijk wel maar hij wist niet eens waar ze het al die jaren had bewaard, laat staan dat ze het ooit gedragen had. Later, net toen hij vijftig jaar was geworden, werd de veertig kilometer te zwaar voor haar en stapten ze samen verder op het dertig kilometerparcours. Totdat ze vier jaar geleden werd opgenomen in het ziekenhuis van Quebec. Met maag en darmklachten. Onderzoeken leverden niets op maar haar lichaam functioneerde niet meer zoals het moest. Twee weken later stierf ze. Op kerstavond. De dokters verklaarden haar ‘totaal versleten van binnen’, wat er op neer kwam dat ze het niet wisten. Hij wist het wel. Ze wilde al lang niet meer leven, behalve nog voor hem. En daar was nu geen kracht meer voor geweest. Nog drie jaar had hij de 4Daagse van Nijmegen alleen gelopen. Al stond zijn magere inkomentje het hem nauwelijks toe. Vroeger was dat ook beter geweest. Ze had altijd mee gewerkt. Maar van een weduwnaarspensioen was geen sprake. Dus was het leven nu weer aanzienlijk duurder geworden. Toch bleef hij trouw naar Nijmegen komen. Zoals hij haar beloofd had. Totdat de doktoren van hetzelfde ziekenhuis in Quebec hem in september dit jaar hadden verteld dat hij te lang was blijven doorroken. Van hem wisten ze wél wat er aan scheelde. Zijn longen waren onherstelbaar aangetast en de ziekte had zich uitgezaaid. En dat was de reden dat hij dit jaar voor de laatste maal was afgereisd naar Nederland. Nu om kerstmis door te brengen in Groesbeek, want de volgende 4Daagse stond volgens de artsen niet meer op zijn agenda.

Maar toen hij de kerk uitliep voelde hij zich voor het eerst sinds maanden uitstekend. De koude vrieslucht streelde zijn gehavende longen en gaf hem extra zuurstof. Hij was al weken constant uitgeput en leefde voor een steeds groter wordend deel op pillen. Pillen om de bloedingen te voorkomen en morfinetabletten. Ook de reis naar Nederland had hem volkomen uitgeput en vanmorgen had hij weer bloed opgegeven, ondanks de medicijnen. Maar vanavond was het anders. Het was niet dat de pijn verdwenen was, maar hij voelde zich energieker dan hij zich in jaren had gevoeld. Het kwam misschien door de kou. Of door de mis, al wist hij dan niet waarom. Hij wilde teruglopen naar zijn hotel in Groesbeek maar zonder er verder een gedachte aan te wijden sloeg hij linksaf en wandelde rustig het dorp uit. De heldere sterrennacht in.

Direct aan de rand van het dorp zag hij de eerste heuvel van de weg naar Berg en Dal en Nijmegen, de Zevenheuvelenweg. Boven de witte heuvels, geaccentueerd door donkere bossages, lichtte de nacht azuurblauw op onder het licht van de sterren en een smalle sikkel van de maan. Er was geen wind. De vrieskou en de dikke laag sneeuw, die ieder geluid in zich op leek te nemen, verstilden de werkelijkheid tot een volmaakte bevroren eeuwigheid waarin hij met gepaste eerbied de enige beweging was. Hij voelde zich haast weer een jonge man toen hij de eerste stappen heuvelopwaards maakte. Maar hij was een oud wrak geworden toen hij het topje van de korte maar stijle heuvel bereikte. Zijn slapen klopten en zijn hart bonste fel. Zijn oude kapotte longen konden de zuurstof niet leveren die de rest van zijn gemartelde lichaam nu zo nodig had. Iedere spier in zijn oude benen was verzuurd en hij voelde felle steken in zijn zij. Hij was duizelig van vermoeidheid en misselijk van de pijn. Maar toen hij zich om wilde draaien zag hij boven de kale kruinen van de bomen langs de weg een puntje licht dat snel knipperend in de richting van Nijmegen bewoog. Hij was niet gek. En ook niet goedgelovig. Hij wist dat ooit de ster van Bethlehem in het gunstigste geval de komeet van Halley kon zijn geweest en dat dit de flashing beacon van een airliner moest zijn. Maar toch ging hij niet terug en begon weer voorzichtig te lopen, in de richting van het lichtje dat intussen al verdwenen was.

Halverwege de tweede heuvel begon de pijn zwarte strepen door zijn bestaan te trekken en vernielde zijn laatste gedachten. Hij hijgde en huilde, kon niet meer verder, en kon niet meer stoppen. Hij deed het enige wat hij nog kon. Hij drukte twee morfinetabletten uit de strip in zijn jaszak – één meer dan anders – en slikte ze door. Hij leunde tegen een boom om even te rusten, maar voelde zich koud worden en wankelde, vijf minuten later, weer verder, in afwachting van de warme verdoving die ieder ogenblik kon invallen. Onverwacht stond hij toch op de top van de tweede heuvel. Hij keek om zich heen en zag links van de weg de glooiende, nu witte greens van de Groesbeekse Golfclub. Maar hij ging rechtsaf en liep de Canadese militaire begraafplaats op. De morfine was intussen kennelijk aangeslagen. Hij voelde nu geen pijn meer en nauwelijks vermoeidheid. En hij had het niet meer koud.

De begraafplaats was zacht verlicht. Recht voor hem zag hij, prachtig glanzend in het maanlicht, de lange rijen besneeuwde witte graven, direct gegroepeerd rond het wit marmeren kruis met daarop het zwart ijzeren zwaard waarmee de Commonwealth zijn rustende soldaten overal ter wereld bewaakt. Hij zag ze maar hij had bij de graven niets te zoeken. Hij wandelde doelbewust naar het Groesbeek Memorial dat zijn vrouw en hij al die jaren hadden bezocht, ieder jaar op de derde dag van de 4Daagse van Nijmegen. Het memorial bestaat uit twee zuilengallerijen aan beide zijden van het pad naar de grafvelden. In de wit-marmeren muren staan de namen gesneden van de Canadese soldaten die in 1945 rond Nijmegen en Groesbeek zijn gesneuveld en wier lichamen niet zijn teruggevonden. De naam van zijn zoon stond daar natuurlijk niet bij. Zijn enig kind was, in een kille novembernacht in 1990, met zijn Hornet neergeschoten op de terugtocht van een aanval op doelen rond Bagdad. Door een granaat die misschien niet eens daadwerkelijk op hem gericht was geweest. Er was geen graf geweest voor zijn kind. Het lichaam was nooit teruggegeven. Daarom was het Groesbeek Memorial hun bedevaartplaats geworden, want het Nederlandse Nijmegen was de laatste buitenlandse bestemming geweest waarvan hun zoon was thuis gekomen. Zijn vrouw en hij wisten dat hij hier op zíjn derde dag van de 4Daagse met zijn peloton geweest was om de gevallen kameraden te groeten.

Nu was het kerstavond en stond hij opnieuw voor het memorial. De witte muur was zacht verlicht en hij zag dat de naam van zijn zoon er nu wel op stond: John McCrae. In gouden letters. Het verbaasde hem niet. Zo goed als het hem niet verbaasde toen hij schuin achter het memorial een jonge man en een oudere vrouw ontwaardde. Rustig liep hij naar ze toe.

Een jonge boer vond hem de volgende ochtend en belde de politie. De brigadier die ter plaatse kwam trof hem op het voetpad van de Zevenheuvelenweg, halverwege de tweede heuvel, zo'n tweehonderd meter voor de ingang van de Canadese militaire begraafplaats. Verstijfd door de vrieskou en door de rigor mortis. In overleg met de centrale meldkamer vroeg ze om de schouwarts. De piketrechercheur kwam niet kijken, want de brigadier zag niets dat wees op een misdrijf. De oude heer lag ontspannen ruggelings op het besneeuwde grindpad. Zijn armen waren gespreid en zijn geopende ogen glimlachten naar de fel blauwe winterhemel.

Kerstmis in Groesbeek © Fred Kruijer

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2014  Fred Kruijer