|
|
De afslag naar het bezoekerscentrum lag kort na de bocht. Ze reed in volle vaart langs het informatiebord en moest krachtig remmen. In de achteruitkijkspiegel zag ze geen naderend verkeer; ze sloeg haar arm als een kerel om de bijrijderszit, draaide haar hoofd een halve slag en gaf gas. Omdat ze door de bocht niet kon zien of er een automobilist in aantocht was, zette ze er flinke vaart achter. Het was een dag om risico's te nemen.
De parkeerplaats was, op haar donkerblauwe Peugeot 206 na, leeg. Ook het bezoekerscentrum lag er verlaten bij. De groene luiken waren gesloten. Een smal pad, niet voor bezoekers bedoeld, voerde langs het gebouw naar een beschutte tuin. Direct achter het gebouwtje stond een kruiwagen met wat zand erin. Een schep leunde tegen een houten schuur. Iemand had de stenen van het platje er gedeeltelijk uitgehaald en deze gestapeld langs de rand van het terras gelegd. Het tuingereedschap op de vermolmde houten tafel, stukjes gebruikt schuurpapier en twee oude potten verf deed vermoeden dat de beheerder alvast was begonnen met wat onderhoudswerkzaamheden, voor aanvang van het seizoen. Geritsel tussen de struiken. Toen ze opkeek zag ze de twee stormmeeuwen die haar roerloos aankeken.
Het was al laat in de middag en ze verwachtte niet dat de beheerder, als hij vandaag al aanwezig was geweest, nog terug zou komen. Het was een dag om binnen te zitten en een boek te lezen, plannen te smeden. Bij thuiskomst van je geliefde met een glas wijn de kleine kantoorwreveligheden door te nemen. Dat Frits met zijn geslijm nu toch de projectleiding naar zich toe had getrokken. Of dat Anneloes alle eer had gekregen voor het werk dat door anderen was verricht. Om daarna samen te genieten van een salade met geitenkaas en vijgen, vers gebakken olijvenbrood erbij. De goede wijn leeg te drinken en een nieuwe te openen. Dat kleine gekmakend charmante lachje van hem. Vertrouwd en toch steeds weer opnieuw opwindend op de trap, in bad, het bed. Met een schok realiseerde ze zich dat dit alles verleden tijd was. Gedane zaken namen geen keer. Voor haar niet.
'Welkom in Het Zwanenwater', las ze op het bord bij het tourniquet. 'Broedplaats van lepelaar, dodaars en zomertaling.' Ruim 600 hectare natuurgebied van de Vereniging Natuurmonumenten, even buiten Callantsoog, Noord-Holland. Wandelroutes door vochtige duinvalleien en langs ondiepe duinmeren. Een koude windvlaag deed haar huiveren. Het waterige februarizonnetje had geen enkel verweer. Vreemdvormige wolkenpartijen joegen door de lucht. 'De atlas van de fantasie', dacht ze. Het ene moment een onbekend land, dan weer een vreemd dier. Dierlijk, animaal, beestachtig. Ze trok de rits van haar jas helemaal op tot aan haar mond, draaide zich abrupt om en begon te lopen. De schelpen op het pad knarsten onder haar voeten als broze vogelbotjes.
Hoelang had ze zo gelopen? Ze was verkleumd tot op het bot, voelde het zilte residu van de zeewind op haar lippen, in haar haren. 'Je bent zo mooi', had hij gefluisterd, toen ze vier jaar geleden op deze plek, deze zelfde plek, elkaar voor het eerst kusten. 'Kom, ik wil je de uitkijkpost laten zien, daar kunnen we de watervogels ongestoord observeren.' Het pad leidde met een weidse bocht naar een duinmeer. Alles is nog hetzelfde, dacht ze, de tijd heeft hier stil gestaan. De overdekte houten uitkijkpost op palen, in het water. De kijkgaten, waardoor de vogelpopulatie bespied kon worden. Hun rituelen, hun gefladder, hun paringsdans. Binnen hingen nog dezelfde platen aan de muur van de verschillende eendensoorten die het Zwanenwater als thuishaven beschouwden. Graffiti aan de muur, kleine inkepingen, Jos en Mireille 27-6-'98. Iemand had Fuck a Duck met een scherp voorwerp in het hout gekerfd, een burgerlijke ongehoorzaamheid van een brave vogelaar. De wind floot door de kieren in het hout. Met haar vinger volgde ze de lijnen van hun inscriptie, S&D. Voor altijd had het zo moeten zijn. Een schrikkeldag, net als vandaag. Een dag uit duizenden. De dag waarop haar de schellen van de ogen vielen. Zijn liefde voor haar bleek deelbaar. Deelbaar met een andere vrouw. Ze kende deze vrouw niet, wilde haar ook niet kennen. Op haar vraag waarom, had hij zacht geantwoord: 'Ze maakt me vrij'. Ze balde haar vuisten diep in haar jas. Ging op haar hurken zitten, verscholen achter het houten schot en dacht: ik word gek. Ze wachtte.
Het oudere echtpaar had een taartje in de uitspanning gegeten. Hij appeltaart met slagroom, zij een kersenvlaai zonder. Zwarte koffie erbij. Weinig woorden. Verbondenheid door jarenlang samenzijn. Veertig jaar. Ze hadden met de kinderen en kleinkinderen een week gefietst door het Toscaanse landschap om het geluk te delen en te vermenigvuldigen. De dagelijkse routine, de familiaire grapjes en zinspelingen, de herinneringen aan mensen, geluiden, geuren, hun gedeelde passie voor klassieke muziek, zelfs de irritaties: het was een goed leven. De fietsvakantie lag alweer een tijdje achter hen en omdat ze verder geen verplichtingen aan het leven hadden, behalve dan het koesteren van elke nieuwe dag dat ze in gezondheid samen waren, hadden ze besloten om een weekendje uit te waaien aan de Noord-Hollandse kust. Het werd Callantsoog. Een plek waar ze jaren geleden ook al eens een paar heerlijke dagen hadden doorgebracht.
Eigenlijk had hij weinig zin meer om na deze pauze weer de kou in te moeten. Zijn oude lijf verlangde naar een warme douche en het zachte lichaam van zijn vrouw. 'Laten we teruggaan naar onze kamer; ik heb een beter plan.' Zij liet zich niet afleiden door zijn plagende ogen, maar bleef bij het eerder genomen besluit om het park in te gaan. 'We zijn er zo lang niet geweest, lieverd, we lopen slechts tot aan de eendenuitkijkpost. Een klein uurtje, dan zijn we beiden tevreden, afgesproken?' De parkeerplaats was, op een donkerblauwe Peugeot 206 en hun auto na, leeg.
Arm in arm kwamen ze aangelopen. Hoewel hij iets groter dan zij, hun lichamen als twee puzzelstukjes perfect in elkaar passend. Synchroon. Zijn hoed, haar muts, twee sjaals, vier leren handschoenen, donkere kleren, alles van beste Italiaanse kwaliteit. Het winterse landschap nam hen op, alleen de rode sjaals dissoneerden. Ze bewogen zich gestaag langs het schelpenpad dat naar de uitkijkpost voerde. De schemering viel in en zij huiverde. Een rookpluim kwam uit haar mond toen ze diep uitademde. We hadden niet moeten gaan, dacht ze.
|