|
|
Ik heb haar vandaag gezien, bij de supermarkt. Ik zat net op mijn hurken om de lettervermicelli, waarmee ik graag vieze woorden in de soep schrijf, in het schap te vinden. Toen ik moeizaam uit de hurkstand omhoog kwam, keek ik recht in haar gezicht.
Er ging van alles door me heen, dat korte moment voordat we elkaar groetten. Ik zag haar verzorgde uiterlijk, de gebruinde huid, de dure kleding, alles aan haar ademde kwaliteit en schoonheid. Ik was me pijnlijk bewust van mijn armoedige outfit, de joggingbroek, het uitgelubberde vest, mijn haar dat nodig weer eens door de kapper onder handen genomen moest worden. Terwijl ze subtiel een streng haar uit haar gezicht streek, kwam mij een vleugje parfum tegemoet; ze rook verdomd fris, naar zon, zee en schone lakens, waarop ze ongetwijfeld heerlijke sex bedreef, met hem. Ik voelde de adrenaline door mijn lichaam jagen, de rode vlekken verspreidden zich razendsnel vanuit mijn hals naar mijn gezicht.
Ik had natuurlijk het liefst door de grond willen zakken, ongezien het pand willen verlaten, maar het was te laat. 'Hai, Claudia' bracht ik uit. 'Anneke, wat leuk dat ik je tegenkom. Het moest er toch eens van komen. Mag ik vragen hoe het nu met je is, of vind je dat een impertinente vraag?' 'Welnee, joh', loog ik, 'hartstikke goed. Eigenlijk heb ik de boel best op de rit, nu. Ik ben heel tevreden met mijn nieuwe huis.' Ze moest eens weten, dacht ik bij mezelf, de enorme puinzooi in het krot dat ik sinds de scheiding bewoonde. Mijn halfslachtige pogingen met verf en behang waren gestrand in huilbuien en woede-aanvallen. Misschien goed voor de verwerking van een en ander, maar niet bevorderlijk voor het VT-Woneneffect dat ik voor ogen had.
'Ik ben echt blij dat te horen', vertrouwde ze me toe, 'dat maakt het voor mij ook allemaal makkelijker.' Terwijl ze doorpraatte, wiep ik een stiekeme blik in haar winkelkarretje. Zalm, kappertjes, olijven, een meloen, verse vijgen, rucolasla, een paar flessen rode wijn, ongetwijfeld mis en bouteille au chateau. Onuitstaanbaar. Ik moest een paar keer met mijn ogen knipperen om het beeld van hen beiden, liggend op tafel tussen geplette vijgen en half leeggedronken flessen kwijt te raken. Maar toen bedacht ik dat ze mijn geknipper misschien als opwellende emotie zou interpreteren, dus staarde ik haar weer aan. Ik probeerde me daarbij onopvallend voor mijn kar te manoeuvreren, om mijn magnetronmaaltijd, rookworst voor één, lettervermicelli, roze koeken en chips aan haar blikveld te ontrekken. Met mijn omvang, die na de scheiding exponentieel was toegenomen, was dat geen enkel probleem.
Het viel me op hoeveel mannen naar haar keken, heimelijke blikken, maar ook openlijk gestaar. Eén vent verrekte bijna zijn nek in het voorbijgaan. Ze leek er geen oog voor te hebben. Nee, zij niet, want zij was voorzien. Met mijn vent!
Wie ons zo zag staan, zou niet vermoeden dat ik het bloed van deze vrouw wel kon drinken. God weet hoeveel moordzuchtige fantasieën ik over haar gehad heb. Mijn creativiteit daarin was ongekend. Ik zal niet in details treden, maar ik kan zeggen dat ammoniak en scheermesjes in vele scenario's een substantiële rol speelden. Hoe ik het klaarspeelde om daar in de supermarkt met haar te staan, me te beheersen en ook nog naar haar welbevinden te informeren? Geen flauw idee. Ik geloof zelfs dat na verloop van tijd de vlekken van mijn hals verdwenen, en misschien was het rond die tijd dat een klein stemmetje in mij me op een alleraardigst idee bracht.
Toen ze me bij het afscheid, haar gemanicuurde hand op mijn schouder, huichelachtig verzekerde dat ze zoveel respect had voor de manier waarop ik de situatie opvatte, dacht ik even dat ik alsnog een fles wijn op haar hoofd te pletter zou slaan. Maar dat decorumverlies gunde ik haar niet. De brutaliteit van de jeugd!
Tot aan de koffiehoek hield ik het nog droog. Aan tafel zat een bejaard stel dat hun dagelijkse kopje koffie met speculaasje nuttigde. 'Meid, je ziet eruit alsof je wel een bakkie kan gebruiken', stelde de man. Zijn vrouw knikte instemmend en sopte haar koekje nog eens in het dampend nat. 'Het valt ook allemaal niet mee, soms', probeerde hij weer, maar ik had geen zin om te praten, mijn hoofd vol beelden van voorbije jaren met Martijn. Onze reizen, etentjes, intieme momenten, verhuizingen, zijn schaterende lach, krachtige handen, alles buitelde voorbij.
Toen ik opzij keek zag ik op de kraag van de oude man een heel sneeuwlandschap. Iets daarboven hing een vlezige oorschelp, gevuld met haren en kleine, plakkerige brokjes. Ik verslikte me zowat in mijn koffie; maar het was precies wat ik nodig had. Want het herinnerde mij aan de kleine imperfecties van Martijn waar ik voortaan van verlost was. Zijn voetbalverslaving, zijn gezap, zijn winderigheid, zijn waardeloze kookkunsten. Zijn buikje, kalknagels en voorliefde voor chrysanten en anjers. Zijn lievelingstrui, sauna-angst en ex-vriendinnen.
Nu was het zaak vlot te handelen. Zou ze nog in de winkel zijn? Ik had geen idee hoe lang ik aan de koffietafel had gezeten, maar ineens stond ik als door een wesp gestoken op, het echtpaar verbluft achterlatend. Bij de vleesafdeling griste ik een voorverpakt runderhart mee.
Natuurlijk was ze er nog. Ze stond voorovergebogen bij de kaasjes en bestudeerde de labels, ongetwijfeld op zoek naar calorische waarden. Haar kar stond naast haar geparkeerd, met de grote boodschappentas aan de haak. Ze had me niet gezien. Ik stelde me strategisch op tussen de thee en de koffiepads, zodat ik haar goed in het vizier had, zonder dat zij mij kon zien. Toen ze wegliep, richting zuivel, stootte ik naar voren met het runderhart als een schild voor mijn borst. Haar kar stond nog bij de kaasjes en ik vergewiste me ervan dat hij van haar was. De wijn, de vijgen, kappertjes, olijven, ja, het kon niet missen.
Toen ik runderhart in haar boodschappentas liet glijden, ving ik de verdwaasde blik van de rooskoning bij de koffietafel op.
|