Met vlakke hand beroerde Gamel het ruwe oppervlak van de steen. De olieachtige laag gaf nog steeds warmte af. In het innerlijke dacht hij nog steeds een zacht pulseren te horen. Het klonk als het zachte puffen van een slapend persoon. Gamel slikte en probeerde tevergeefs de brok in zijn keel weg te werken. Het deed zeer. Meer dan hij voor mogelijk had gehouden. Toch hij had geen keuze. Hij kon zijn beste vrienden niet hier achterlaten. Gamel deed enkele stappen terug en keek omhoog. Wat waren ze groot, dacht hij. Zo groot maar tevens zo kwetsbaar. Hij voelde een tikje op zijn schouder en keek om. De gehele clan had zich achter hem verzameld. 'Het is tijd Gamel, iedereen is al weg.' Bor keek zijn zoon aan en vervolgde. 'Dit is het laatste schip en we moeten werkelijk opschieten. De planeet is te onstabiel geworden. Het is onze laatste kans.' Bor schraapte hierna zijn keel en keek over de schouders van Gamel naar de reusachtige stenen. Ze waren het begin en het einde van zijn volk. Uit deze stenen kwam al hun wijsheid, geluk en voorspoed. Het werd hem koud om het hart als hij aan een toekomst dacht zonder deze vrienden. Terwijl hij naar de stenen keek werden ze langzaam dof. Hun sprankelende kleur verdween nu ze in een kunstmatige slaap werden gebracht. Nog eenmaal streek Gamel over de buitenste laag. Ze voelden nu inderdaad aan als heel normale stenen. Toch wist hij dat ze nog steeds leefden. Gereed voor het moment dat ze weer tot leven mochten komen. Hij keek omhoog en zag dat de lucht verkleurde. 'Inderdaad vader, het is tijd,' zei hij. De grond onder hun voeten deinde zacht op en neer toen ze de stenen naar het schip brachten. De solide ondergrond waarop ze al miljoenen jaren leefden was niet meer stabiel. De planeet was oud en moe en stond op het punt uit elkaar te vallen. Het was de hoogste tijd om te vertrekken. Het krachtveld waarop de stenen vooruit gleden gaf een blauw schijnsel en verdween toen in het binnenste van het schip. Het laatste groepje mensen stapte ook in en wierp een trieste blik op hun vertrouwde omgeving. De lucht was schraal geworden. Donkere kolkende wolken dreven over de oppervlakte. Ja, het was inderdaad tijd. Als laatste steeg het schip van Bor en zijn clan op. Een zwerm van lichtflitsen verliet de stervende planeet. De een na de andere verdween in het uitgestrekte universum. Het leek alsof ze doelloos rondzwierven. Maar ze wisten hun doel precies. Al zou het nog vele jaren duren voordat ze de blauwe planeet zouden bereiken.
'Een klein beetje meer naar achteren John, ga met je rug tegen de stenen staan.' De vrouw met de camera in haar handen wuifde naar de jongen die gehoorzaam enkele passen terug deed. Toen John de harde steen tegen zijn rug voelde stopte hij. Een hand hield hij in zijn zij en de andere hand hield hij tegen de steen gedrukt. Hij wachtte totdat zijn moeder klaar was met filmen. Plots verstarde hij, het was alsof de steen bewoog. Hij keek omlaag naar zijn borstkast en zag die op en neer gaan onder de invloed van zijn eigen ademhaling. In hetzelfde ritme bewoog de steen. Hij nam een diepe hap lucht en hield zijn adem enkele ogenblikken in. De steen bleef in hetzelfde tempo op en neer gaan. De beweging was heel subtiel maar voor John toch merkbaar. Hij dacht een moment zelfs zacht kreunen te horen en ging abrupt naar voren, weg van de steen. 'John, wat doe je nou? Je stond daar zo mooi met de ondergaande zon in je rug.' Zijn moeder had de camera laten zakken en keek hem met opgetrokken ogen aan. 'Wat is er, je kijkt zo verschrikt?' Ze kwam enkele stappen dichterbij en zag dat John bleek geworden was. 'De stenen, de steen bewoog.' Zijn eerst bleke gezicht kreeg een hoogrode kleur en hij bekeek de steen nu vanonder tot boven. 'Hoe bedoel je, de steen bewoog. Zoals een aardbeving of zoiets,' vroeg zijn moeder en volgde hem toen hij om de steen heen liep. 'Nee,' zei John, ' niet de aarde bewoog maar de steen.' Voorzichtig legde hij weer zijn hand tegen de steen en daarna zijn oor. Niets, helemaal niets. 'Doe niet zo dramatisch,' zei zijn moeder. 'Stenen bewegen niet, je hebt het je vast verbeeld.' John antwoordde niet maar stond in gedachten verzonken naast de steen. Had hij het zich verbeeld? Voelde en hoorde hij meer dan dat er werkelijk was? Toch was hij zeker dat hij zich de beweging niet verbeeld had. Hij stond met gebogen hoofd en dacht na. Iets stoorde hem. Een lang vergeten herinnering? Het glipte hem telkens weg, net buiten zijn bereik. Het was alsof hij het moest weten. Weer keek hij naar de steen. Probeerde de steen hem iets te zeggen? Hij keek nu ook naar de andere stenen die in de kring stonden. Een woord kwam nu in zijn geheugen boven drijven. Een woord dat hij niet begreep maar tevens zo vanzelfsprekend was. Vrienden!
Na een lange reis waren ze eindelijk op hun plaats van bestemming aangekomen. Beschenen door zijn zon zag deze levende en blauwe planeet er uitnodigend uit. 'Is dit onze nieuwe woonplaats, vader?' Gamel keek zijn vader niet aan toen hij sprak. Al vanaf het moment dat hun doel in zicht was gekomen was hij niet meer bij het raam weg te slaan. 'Ja jongen, onze reis is ten einde.' De stem van Bor trilde, hij was oud geworden op deze reis en zijn zoon was opgegroeid tot een man. Dankbaar dat hij dit moment nog mee had mogen maken bracht hij een bezoek aan de stenen. Hij werd gevolgd door Gamel. 'En onze vrienden, vader? Wat gebeurt er met hen op de nieuwe planeet? Gaan ze hun oude functie weer vervullen?' Bor streek liefdevol over het ruwe oppervlak. 'Nee Gamel, onze vrienden hebben een langere tijd nodig om hun energie uit deze aarde te trekken. Wij kunnen op deze planeet een nieuwe civilisatie opbouwen met datgene dat onze vrienden ons geleerd hebben. En later in een verre toekomst zullen ze weer actief worden.' Gamel leunde met zijn schouder tegen de steen en legde zijn hoofd er tegenaan. Waar eerst een warme stroom van kennis borrelde was nu stilte. Geen leegte, dat kon hij merken, maar stilte. 'Wanneer weten de stenen dan dat ze weer nodig zijn?' Vroeg hij zijn vader? 'Er zal een moment komen in de verre toekomst dat ook ons volk de gegeven wijsheid kwijt is. Er zal dan iemand uitgekozen worden om de kennis weer te openbaren.' 'Wie dan vader, hoe zullen de stenen dat dan weten?' Gamel keek weer van de steen naar het raam waar de blauwe planeet nog steeds schitterde in de zon. 'Als het moment daar is zullen de stenen ontwaken en zich kenbaar maken aan de uitgekozen mens.' Ook hij keek nu naar buiten. Hij wees met zijn vinger naar een landdeel. 'Daar, daar zullen we de stenen plaatsen. We geven het de naam van onze oude thuisplaneet, Stonehenge.
|