Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2006  Guisella Martha

Jol - Guisella Martha

Hij kwam de hoek omgefietst, keek om zich heen voordat hij afstapte. Gewoonlijk schaamde hij zich te veel om dat te doen ( Met een discrete beweging trok hij zijn broekspijpen, die weer omhoog waren gekropen en waarvan de gladde stof nu tussen zijn dijen in geklemd was, naar beneden), maar gewoonlijk vermeed hij het dan ook om aan deze kant van het station te fietsen. Hij was namelijk niet van het soort dat de vijand lang in het gezicht keek. Ontwijken. Dat was zijn strategie. En als dat onmogelijk was, zoals op dinsdagen wanneer je niet goed genoeg oplet en de verkeerde afslag neemt omdat je wat vuilnismannen wilt laten zien dat je niet in een pijnlijk langzaam tempo en in de stank achter hun aan hoeft te blijven fietsen maar daarna niet meer terug durft om de juiste afslag te nemen, op die dagen was zijn strategie ogen dicht en springen maar. Hij had gesprongen, toen hij 10 was en in zijn eentje op de op twee na hoogste springplank aan het rand van het zwembad stond. De badmeester had zich beziggehouden met één van de kleine blonde venijntjes uit de klas, hij had de nare gewoonte om over Jol’s hoofd heen te kijken en zich alleen maar met de blonde venijntjes die door het chloor dartelden bezig te houden. Alsof ze zijn hulp nodig hadden. Ze zwommen als ongrijpbare meerminnen rondjes om Jol heen, giechelend en soms schatterend en wijzend naar wat ze zijn zwembandjes noemden, terwijl hij met kin boven dan wel onder water naar adem snakte. Zijn wijsvingers wezen naar het plafond terwijl zijn zwembroek, die eigenlijk een oude korte broek van zijn broer Sjon was, om hem heen opbolde en een eigen leven leek te leiden als een donkerrode glanzende bewegende exotische vis onder het water oppervlak. Dus toen hij de kans kreeg om hun te laten zien dat hij, Jol, het wél in zich had en geen betastende badmeesters nodig had, deed hij wat hij moest doen, zijn de ogen dicht en hij sprong. Met een kundige sprong (om de afgang van eerst goed te maken) die alle bravoure bevatte die hij in zijn hart miste stapte hij in één keer op zijn fiets en trapte de helling op. Met één hand op het stuur en de ander losjes langs zijn zij hangend trapte hij voort. Het koste hem nauwelijks moeite, liet hij zijn publiek zien. Zijn mond vertrok in een zenuwachtige glimlach. Hij wist dat hij het niet al te lang zou kunnen volhouden. Tot aan de volgende paal. Tot aan die steen daar. Nu tot aan die rode auto. Zijn tweede hand omklemde nu ook het stuur. Zijn nek was nat van het zweet en zijn neus ving een sterke geur op die onder zijn eigen jas vandaan kwam. Kut! Nu zou hij behalve te laat ook nog stinkend en bezweet aankomen. Een heel kort ogenblik overwoog hij om het op te geven. Hij had zijn mobiel bij zich, zou bellen, zeggen dat hij pech had, een lekke band. Beter nog, dat hij zich niet lekker voelde, dat hij nog thuis lag, dat zijn moeder ziek was, dat ze net chemo had ondergaan, dat hij voor haar moest zorgen, dat hij een goede zoon was, een verantwoordelijk iemand, iemand op wie ze konden vertrouwen. Nee, hij zou het niet opgeven. Doortrappen, tot aan die hondendrol en dan was hij al op de helft. Hij verwenste zijn eigen koppigheid en onzekerheid, had hij maar naar Jorien geluisterd en zijn jas thuisgelaten. Maar het leek alsof hoe meer zijn moeder hem aanraadde om hem niet mee te nemen, hoe meer hij erop gericht was hem juist wél aan te houden. Ze leek erop gericht om hem te laten zien hoe onredelijk hij zich wel gedroeg, hoe dom hij wel was. Onredelijke domme werkeloze oude zak van een nietsnut die haar kaalvrat en geen dubbeltje bijdroeg of hand uitstak en nog steeds in haar huis rondhing. Haar huis, hoor! Zijn vinger wees naar het raam. Buiten was er net iemand met een jas langsgelopen, zei hij tegen haar. Kijk maar! Bewijs! Hij had de groep kinderen die in de straat schuin tegenover achter een bal aanrenden in korte broek en mouw genegeerd en zijn zwarte nylon jas aangetrokken. Jorien had die zelf voor hem op de markt gescoord voor iets minder dan 15 euro. Nou, 14.95. Maar elk centje telt, mompelde hij. De zwarte nylon jas met het witte logo kleefde aan zijn overhemd, plakte aan zijn natte rug. Hij was bijna boven. Deze keer zou hij laten zien dat hij het kon. Aan Jorien, aan Sjon, aan die kut vuilnismannen die hem uitlachten, de venijntjes, aan iedereen! Kut badmeester! Kut! Uit zijn mond kwam een raar geluidje, iets tussen een kreun en een boertje in, maar hij hoorde en zag niets behalve twee fluisterende jonge kinderen die iets verderop aan de kant van de weg stonden. Zij staarden hem aan terwijl hij beetje bij beetje dichterbij kwam. Eentje maakte een proestend geluid, de andere keek weg. Hij zou ze wat laten zien! Kut! Jol’s handen grepen het stuur steviger vast, en hij boog zijn brede rug. Hij voelde het katoen van zijn hemd en het nylon spannen. Het gaf hem een krachtig gevoel, alsof hij een superheld uit een film was die bijna uit zijn kleren barstte door zijn ongelofelijke spierballen. Hij voelde de kracht door zijn lichaam vloeien, de warmte van de zoete overwinning als hij eindelijk boven was. Nog eventjes en hij zou ze wat laten zien. Hij negeerde een steek in zijn zij en de twee figuurtjes bleven vergeten achter terwijl hij, bevangen door een vlaag van nieuwe concentratie en plotselinge energie, krachtig de trappers omstebeurt naar beneden duwde. Hij...was...er..bij..na..Hij.....was er...!!!!.... Zijn leven zoefde aan hem voorbij.. Hij zoefde het leven voorbij. Hij was sneller, beter. Gewichtloos. Hij vloog. Niets zou hem remmen. Hij haalde zijn hand weg.

Jol © Guisella Martha

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2006  Guisella Martha