|
|
Ik ga even naar de rommelmarkt in het dorp…. Ze roept het onder aan de trap. Hij bromt wat, kijkt op de wekker, negen uur, zaterdagochtend. Hoor je me? Ze doet een paar stappen de trap op. Ja, ja, tot zo. De deur slaat met een klap dicht. Hij rekt zich uit, slaat met zijn hand tegen de schuine ruw gepleisterde muur boven hem, nog steeds niet aangewend verdomme, zuigt het bloed van zijn geschramde knokkel, grijpt de afstandsbediening van de tv van het nachtkastje en zapt lusteloos door de kanalen. Druk gesticulerende mannetjes, een tekenfilm, een blonde vrouw kijkt stralend de slaapkamer in en begint een verhaal. Hij blijft even hangen, probeert vergeefs te begrijpen waar ze het over heeft en zet dan de tv uit. Die Fransen praten te snel. En hij dacht nog wel een leuk woordje mee te kunnen spreken dankzij de Franse conversatieles in Nederland. Hij doet de gordijnen een stukje open, weer regen. Het zo geroemde Franse platteland ligt grauw en stil om het huis. Hij sloft naar de badkamer, plast, bekijkt zichzelf in de spiegelwand boven de wastafel en wordt daar ook niet vrolijker van. Dikke wallen onder zijn ogen, een slappe mond, duidelijk teveel wijn gedronken gisteren. Ze waren uit eten geweest in het dorpje beneden in het dal. Wat hij gegeten had weet hij niet, een of andere plaatselijke specialiteit, wel dat hij het alleen met veel wijn door zijn keel kon krijgen. Zijn vrouw vond dat ze zich aan moesten passen aan de lokale gebruiken, tenslotte zouden ze hier nog een maand blijven. Nog een maand! Twee weken hebben ze achter de rug. Twee weken regen. Twee weken in een huis waarin je het vocht in de muren omhoog ziet kruipen en waar je iedere avond de haard moet stoken om het nog een beetje behaaglijk te hebben. En twee weken met de auto naar omliggende verlaten en regenachtige dorpjes met als enig lokmiddel de warenmarkt, culturele markt, specialiteitenmarkt, jaarmarkt of wat voor naam ze er ook aan geven. Volgens hem zijn al die markten van hetzelfde laken een pak. Nu heeft hij het wel gezien en gaat ze alleen. Ze moest toch wat, zei ze.
Wandelen door zonovergoten heuvels, een wijntje drinken op een terrasje langs de rivier, wat kuieren door het dorpje, croissantjes en stokbrood kopen bij de bakker die na een paar dagen natuurlijk al precies zou weten wat ze wilden hebben, een aperitiefje drinken in de dorpsbar, hun Frans oefenen met de plaatselijke bevolking, barbecueën in de tuin met uitzicht op de heuvels, de omliggende dorpjes verkennen, zwemmen in het meer beneden in het dal, had zijn vrouw gezegd toen ze dit huisje via vrienden voor zes weken voor een schappelijk prijsje konden huren. Leuk toch, en als het beviel, wie weet, kochten ze zelf ook wel iets in Frankrijk. Uiteindelijk had hij maar toegestemd. Hij kent haar langer dan vandaag, wat zij in haar hoofd heeft….
Hij zit net aan de koffie met een kruiswoordpuzzel, Nederlands natuurlijk, als hij de auto hoort. Nu al terug? Misschien had ze er eindelijk genoeg van. Hij hoopt het van harte. Haar verzamelwoede kent geen grenzen, vindt hij. De koelkast en de ouderwetse provisiekast in de keuken liggen vol droge worsten, blikjes paté, Franse kazen, speciale likeurtjes in de meest giftige kleuren, lavendelzeepjes, olijven, zelfgemaakte honing, gedroogde bloemen, grote aardewerken soepkoppen met Frans recept, delen van een oud boerenservies, en God weet wat nog meer. En in de schuur twee porseleinen met bloemen beschilderde po’s, (voor in de tuin met een geranium), een landbouwwerktuig (zo landelijk, zetten we op het grasveld thuis), een tuinkabouter met een presenteerblaadje in zijn handen (kan je je biertje opzetten, leuk toch), een aap-noot-mies bord in het Frans (voor de kleindochter), een afgebladderde trapauto (voor de kleinzoon, je moet hem nog wel opknappen, heb je hier mooi de tijd voor) en nog wat onduidelijke zaken. Ze stormt binnen, slaat haar paraplu dicht en kijkt hem misprijzend aan. Je bent nog in pyjama! Kleed je aan, je moet helpen. Wat ik nu gezien heb, geweldig. Het is echt een koopje en precies wat we zoeken. De schrik slaat hem om het hart. Oh, zoeken we dan iets? Hij vraagt het tegen beter weten in. Een buffet, zegt ze triomfantelijk. Een buffet! Hij is even sprakeloos. Dat meen je niet. Denk je nou echt dat ik hier een buffet ga kopen en mee ga slepen naar huis. Hoe had je dat gedacht? Met een buffet bovenop de auto helemaal door Frankrijk en België, ik ben geen Marokkaan. Komt niets van in. Nou, het zal wel moeten, zegt ze, ik heb het al gekocht en betaald. 250 Euro, echt een koopje! Ik kon het niet laten lopen, een echt Frans buffet! Het komt uit de nalatenschap van een oude boer. De verkoper, zo’n aardige man, is zijn kleinzoon. Hij zegt dat het authentiek is, dat het hem aan zijn hart gaat dat hij het moet verkopen, want hij kent het buffet van toen hij klein was. Hij heeft er zoveel herinneringen aan. Na de kerk zondags gingen hij en zijn ouders altijd naar zijn grandmére en grandpére. Dan werd de koektrommel uit het buffet gehaald en kreeg hij koek met honing en zijn ouders dronken een aperitiefje ook uit het buffet. Hij heeft er zelf geen ruimte voor, hij heeft een moderne inrichting en daar past het niet, zegt hij. Bij ons ook niet, houdt hij zijn poot stijf, wij zijn ook modern ingericht. Maar dat ziet hij helemaal verkeerd. In hun kamer zal het oude authentieke juist heel goed matchen met hun meubilair. Het wordt een blikvanger, echt waar. Dus ziet hij zichzelf een uurtje later samen met de verkoper en een toevallige passant een oud buffet in plastic verpakken, op het imperiaal trekken en vastbinden. Het ligt op zijn rug, het bovenstuk hangt over de voorkant van de auto. Dat is de kuif, zegt zijn vrouw. Waar haalt ze toch zo snel die kennis vandaan. De verkoper zwaait hen na als ze wegrijden. Ja, die is er vanaf. Hij moet langzaam rijden, het buffet wiebelt boven hen, het plastic glijdt over het imperiaal. Hier heeft hij geen zin in. Hij neemt dit gevaarte niet mee naar Nederland. Maar zijn vrouw kennende zal het moeilijk zijn haar te overtuigen. Heuvelafwaarts ziet hij de kuif langzaam naar voren schuiven over de motorkap. Je moet het beter vastbinden, zegt zijn vrouw. Hij stapt uit, rommelt wat aan de touwen, kijkt om zich heen en ziet verderop de splitsing van wegen. Links ga je over de heuveltop naar hun huisje, de weg die ze altijd nemen, rechts via een tunneltje. Het is een laag tunneltje, weet hij, en direct daarna komt een scherpe bocht naar links. Hij stapt weer in en slaat rechtsaf. Waarom, wil zijn vrouw weten. We moeten teveel dalen na de top, zegt hij, dan gaat het buffet schuiven. Hij vraagt zich af of er niet teveel water in het tunneltje zal staan, dan zouden ze toch nog om moeten draaien. Hij ziet het tunneltje, maakt vaart, schiet naar beneden en hoort een schurende geluid tegen het tunneldak. De hoogte van de tunnel heeft hij aardig ingeschat. Zijn vrouw roept dat hij voorzichtig moet zijn. Uit diepe plassen spuit het water rond de auto, hij maakt meer vaart, komt uit de tunnel en neemt de scherpe bocht naar links. Het buffet in het plastic boven hen zakt langzaam met de kuif naar voren over de motorkap. Zijn vrouw gilt. Hij stopt abrupt waardoor het buffet het laatste stootje krijgt, op de kuif op de motorkap terechtkomt, naar voren kantelt en langzaam in een grote plas glijdt.
Ze stappen uit. Het is gelukt ziet hij, dit kon het buffet niet aan. Zijn vrouw staart vertwijfeld naar de afgebroken kuif, naar een deurtje dat met kromme scharnieren in de modder ligt, naar de splinters die uit het hout steken. Voor even is ze sprakeloos. Dit is niet meer te maken, zegt hij somber. Jammer van de 250 euro. Hij sjouwt de overblijfselen van het buffet naar de kant van de weg. Hak ik straks wel in stukken, zegt hij, goed brandhout, zo’n oud buffet.
Er stopt een auto achter hen. Een man stapt uit en loopt naar hen toe. Ze herkennen hem, hij heeft geholpen het buffet te sjouwen. Hoofdschuddend kijkt hij naar de puinhoop, begint in rad Frans een verhaal en als hij merkt dat ze hem niet verstaan, gaat hij over in het Engels. Hij staat hier niet toevallig, hij was hen achterna gegaan. Ook hij had een oogje op het buffet gehad, zo’n uniek exemplaar. Maar ja, het was al verkocht. Hij had echter nog een kansje willen wagen, had hen een goed bod willen doen. Maar ja, helaas. Jammer, jammer. Hij wil weer in zijn auto stappen. Zijn vrouw, die hem zwijgend heeft aan staan staren, komt in beweging en pakt hem bij zijn mouw. Wat zou uw bod geweest zijn? De man aarzelt even, werpt hem een blik toe. Ik weet niet wat u ervoor heeft betaald maar mij was het toch wel 1500 euro waard, zo’n pracht exemplaar, jammer, jammer.
Ze kijken hem na als hij wegrijdt, dan naar de resten van het unieke buffet en zwijgend stappen ze in de auto. Maar hij weet dat het laatste woord hier nog niet over gesproken is. En ze moeten nog vier weken.
|