Ze woonden drie hoog in een flat maar als je eenmaal het grauwe trapportaal achter je had gelaten en het halletje binnenkwam, waande je je in een andere wereld. Je werd verwelkomd door een zwevende Chinese draak die met doorzichtige touwtjes aan het plafond was bevestigd. Een kaal peertje met oranje gloeidraatjes hing uit de bek van de draak maar verlichtte de kleine ruimte nauwelijks. Ik was er heilig van overtuigd dat de draak het lampje ooit zou laten knappen en vuur zou spuwen. Ongenode gasten konden beter maken dat ze wegkwamen. Ik was altijd welkom in het huis van mijn oom want keer op keer doorstond ik de vuurproef. Een budahbeeld op een kastje met een olifant als onderstel hield nauwlettend in de gaten wie de tempel betrat. Steevast glimlachte hij me toe. Zijn brede kop met de glimmende bolle ogen die je altijd aankeken, knikte nauwelijks zichtbaar in mijn richting. Was het de tocht uit het trapportaal of hoorde ik zijn stem die wispelde “Kom maar binnen kindje” De budah was mijn oom in miniatuur. Ik herrinner me alleen niet mijn oom ooit in zijn blootje gezien te hebben. Mijn oom zat altijd in zijn vaste hoekje aan tafel in de keuken. Hij zat aan het ene eind van de tafel en de kooi van Bianco, zijn bezitterige Kakatoe, stond aan het andere eind van de tafel. Het deurtje van de kooi stond meestal open zodat Bianco, wanneer hij daar zelf zin in had, over de tafel naar zijn baasje kon waggelen Zodra ik binnenkwam werd het beest altijd vreselijk jaloers en begon hij koppie krouw te schreeuwen. Gladde overhemdsmouwen trotserend klom hij triomfantelijk omhoog naar mijn ooms schouder. Daar voltrok zich vervolgens een tafareel van zoete keuvelwoordjes en zachte snavelkusjes. Mijn oom krieblede tussen zijn veertjes Bianco pluikte zachtjes aan de nekharen van zijn baas. Elise mopperde over de vlekken en de ophaaltjes in de mouwen en vroeg me vaak of ik soms wist hoe ze deze twee samenzweerders moest temmen. Mijn oom knipoogde naar mij en merkte op dat Elise blij moets zijn om ook eens een echte reden te hebben om te gaan winkelen. In gedachten zag ik haar stapels nieuwe zijden overhemden kopen. Samen dronken we koffie, ik met extra veel opgeklopte melk. Elise stak voor hen beiden een sigaret aan. Bianco danste heen en weer om de sliertjes sgarettenrook te ontwijken. Als hij venijnig zijn hele woordjesrepertoir begon te tetteren stopte Elise een doppinda tussen de tralies van zijn kooi en verliet Bianco zijn post..
Op de tafel lagen de tijdschriften van Elise. Ik vond het zalig om erin te bladeren en de plaatjes te bekijken. Elise leek op de vrouwen die in deze tijdschriften stonden. Ze was lang, langer dan mijn oom. Met hoge hakken stak ze bijna een kop boven hem uit. Ze had goudblond haar en ze droeg altijd lange gebreide jurken en rokken van glansgaren. Ze had mijn oom leren kennen op een cruiseschip. Zij werkte op het schip als bardame. Hij als goochelaar. Elise vertelde mij dat ze mijn oom voor het eerst had gezien toen hij aan de bar het horloge ontfrutselde van een giegelende vrouw en deze vervolgens aan haar verbaasde partner te koop aan bood. De bargasten drongen zich altijd om hem heen als hij een van zijn trucs deed. De “Magic bar” draaide de beste omzet tijdens de goocheluurtjes en dat leverde haar vaak extra fooi op. Op een avond bestelde de goochelaar een cognac bij haar en vroeg haar hoe ze heette. Zij gaf hem zijn naam waarop hij haar uitnodigde ook eens een kaart te trekken. Zij trok de queen of harts en zonder de kaart zelf te zien legde hij deze omgekeerd op de bar en zette hij zijn glas er boven op. Elise mocht een tweede kaart trekken en deze op het glas leggen. Vervolgens haalde hij een rode zakdoek uit zijn jasje die hij over het glas drapeerde.
Elise mocht de zakdoek optillen en ze zag dat de kaart die zij als eerste had getrokken, nu boven op het glas lag. Onder het glas lag een Jack, “de Jack of harts.” Terwijl de bargasten applaudiseerden knipoogde Jack naar haar en vroeg of zij iets van hem wilde drinken.
Mijn oom was goed in het laten verdwijnen en weer terugtoveren van dingen. Mijn moeder zei dat hij nog beter was in het laten verdwijnen van mensen. Zo goed zelfs dat sommige mensen voorgoed verdwenen. In het showprogramma aan boord bracht hij mensen uit het publiek onder hypnose. Elise zei altijd dat hij haar ook gehypnotiseerd had en dat ze daarom met hem mee was gegaan. Ik vroeg me vaak af of Elise wakker zou worden en er van door zou gaan als hij met zijn vingers zou knippen. Mijn moeder zei dat niet hij maar zij hem had betoverd. Ze werd zijn vrouw en zijn assistente. Hij noemde haar zijn Lotus. Zij noemde hem altijd Jack, Jack Coleti, bij zijn artiestennaam. Ze noemde hem nooit Co, of Jakobus want zo heette hij voluit. Mijn moeder vertelde me dat Coleti een samenstelling was van zijn eigen naam, die van haar en die van mijn tante: Co, Lenie en Tinie. Zijn artiestennaam had hij al bedacht toen hij nog een kind was. Zij en haar zusje waren gewillige proefpersonen voor zijn nieuwe trucs. Op mij probeerde hij nooit nieuwe trucs uit maar als ik een beetje zeurde kreeg ik hem meestal wel zo ver dat hij wel even een trucje met mij deed. Allerlei kleine rommeljtjes die binnen zijn handbereik lagen, haalde hij stuk voor stuk achter mijn oor vandaan. Het laatste voorwerp was zijn aansteker waarmee hij een sigaret opstak. Voor mij het teken dat de show was afgelopen. Zo lang ik in het huis was duurde de magie echter voort.
Het betoveren van mijn smaakpappillen was de specialiteit van Elise. De koelkast was meestal leeg maar de keuken stond vol met glazen potjes vol geurige kruiden, gedroogde vruchten en allerlei soorten thee. Van Elise kreeg ik voor het eerst van mijn leven een gepocheerd ei op een bordje. Het ei had vleugeltjes van 2 geroosterde boterhammen en spikkeltjes van gesnipperde bieslook. Ik kreeg er een sausje bij met de smaak van zoete kerrie Ik vond het zo lekker dat ik de restjes van mijn bord er met mijn vingers aflikte. De thee vond ik een beetje vreemd smaken maar het leegdrinken van het porseleine kopje hield de belofte in van het verschijnen van de afbeelding van een geisha op de bodem. Mijn oom zei dat je de schijterij kreeg van Elises thee. Kijk maar naar al die Chinezen met hun spleetogen zei hij. Volgens Elise kwam dat niet door de thee maar door de sambal. Het was een wonder dat hij niet voortdurend de schijterij had. Mijn oom deed volgens Elise altijd zoveel sambal door zijn kippensoep dat het leek of hij tomatensoep zat te eten. Ik keek naar zijn ogen maar die waren bol.
Er was een kamer in het huis waar ik niet mocht komen; de goochelkamer. Vreemd genoeg stond de deur van de kamer altijd open. Waarschijnlijk kon de deur niet dicht omdat er altijd jurken van Elise aan hingen. Op weg naar de w.c. bleef ik zo lang mogelijk staan om naar binnen te loeren. Aan weerszijden van de kamer stonden goochelspullen opgesteld op lange planken. De vloer stond vol met koffers en kisten. De kamer was een bonte mengeling van kleuren: slierten met aan elkaar geknoopte zijden shalws, boeketten bloemen van veertjes en doosjes in alle soorten en maten. Op een paspop hing het kostuum van de Chinese goochelshow; een zijden kimono met opgeborduurde draken en duizende gkimmende lovertjes. Het kostuum werd weerspiegeld in een enorme koperkleurige gong. De gong maakte nog steeds deel uit van de Chinese goochelshow. Ik had de folder wel eens gezien waarin de goochelshow werd aangeprezen. “Jack and his Lotus geven een 45 minuten durende magische show” stond op de voorzijde vermeld. De draak in het halletje stond ook afgebeeld op de folder. Als de ogen van de draak begonnen te gloeien op het donkere toneel en hij uit zijn bek begon te roken, sloeg Elise op de gong ten teken dat het schouwspel zou beginnen. Als de draak was uitgerookt sloeg Elise opnieuw op de gong en dan was de show ten einde. De draak bleek niet geschikt om vaak vervoerd te worden en er kwamen gaten in. Toen de rook niet langer alleen uit zijn bek maar uit zijn hele lijf kwam, kreeg hij eervol ontslag. Elise kreeg een grotere rol in de show. Zij moest plaats nemen in een doos met schuifdeurtjes. Vervolgens werd ze met Chinese zwaarden doorkliefd. Het ging Elise beter af dan de draak, zij bleef tenminste ongeschonden.
Toen ik weer eens de goochelkamer in gluurde en een kistje zag staan waar een paar nepvoeten uitstaken, was ik hevig teleurgesteld. Het was alsof ik in een keer ruw uit een mooie droom ontwaakte. Ik heb daarna nooit meer die kamer in gekeken
|