|
|
‘Goed, ik stel voor dat we er drie plaatsen.’ Die afgemeten toon, die schoolmeesterachtige benadering. Het klonk zo langzamerhand al zo bekend, bijna vertrouwd, dat je er bijkans vrede mee had. En niemand uit de hele club die er iets van zei, uit angst uit de gratie te vallen. De minister-president keek met een taxerende blik zijn collega-ministers nog maar eens aan. Geen enkele blik kruiste de zijne, geen van de aanwezigen durfde als eerste te reageren. Wie bewoog had verloren, zoiets. ‘Nou, dames, heren?’ – Hij zei nog net niet: Komt er nog wat van…- ‘Als iedereen het ermee eens is stel ik voor dat we over gaan tot agendapunt zes, de afschaffing van centrale voorzieningen voor vijftigplussers.’
‘Ja, ziet u, MP, het aantal van drie is hopelijk toch nog bediscussieerbaar, als de collega van Financiën tenminste niet dwars gaat liggen. Persoonlijk vind ik dat aantal van drie wat aan de magere kant.’ Met een nauwelijks verholen blos op de jeugdige konen sprak de onervaren minister van Volkshuisvesting aarzelend en bedekt zijn veto uit. ‘Mijn ministerie ziet liever een integrale oplossing van de problematiek, waarbij volkshuisvesting en verkeer beiden op een evenwichtige wijze aandacht krijgen. In dit voorstel wordt verkeer wel opgelost, maar gaat men gemakshalve voorbij aan de huisvesting van duizenden allochtonen.’ ‘Wat allochtonen!’ De kleine minister van Financiën, tevens vice-MP, veerde, als door een wesp gestoken, op uit zijn pluchen zetel. Zijn rode gelaatskleur was een overduidelijke graadmeter voor zijn irritatie. ’Huisvesting? Hoezo huisvesting? Al die containers zijn toch niet voor de kat z’n viool aangeschaft?’ Die had zo te horen zijn zoveelste mediatraining afgerond bij Ratelband. ‘Heren, heren,’suste de MP, ‘daarover is een akkoord gesloten en dus komen we daar niet meer op terug. Nee, collega, er is een voorstel geagendeerd en daarover hebben we vandaag gediscussieerd. Als u een andere motie had willen indienen dan heeft u daarvoor ruimschoots de gelegenheid gehad. Ik stel voor dat we het bij het genoemde aantal van drie laten.’ De Volkshuisvester zakte beledigd terug in zijn te ruime zetel en zon op andere middelen. De media zouden vast wel van hem willen horen hoe het beter kon. ‘Eh, MP,’ schuchter als een jong meisje van negentien dat voor het eerst solliciteert bij een norse oudere bureaumanager, stak de minister van Onderwijs haar bleke vingertje omhoog, ’de educatieve paragraaf is naar mijn opinie nog onvoldoende aan de orde geweest. Ik wil daar graag hier en nu duidelijke uitspraken over.’ Tuterdetuut. ‘Ik stel voor dat dit in de uitwerking wordt meegenomen. U kunt de voorwaarden als bespreekpunten meegeven aan uw ambtenaren. Wij zijn het erover eens dat een educatieve bestemming naar het electoraat toe een verstandige keuze is, en dat daarmee aan uw eisen volledig is voldaan.’ Zuchtend liet de onderwijs-minister zich achterover zakken, de besmuikte blik van haar collega van Vreemdelingenzaken negerend. ‘Daar gaan we weer,’ dacht ze. Het was ook altijd hetzelfde. Pappen en nathouden en ondertussen je zin doordrijven. Nu was het de minister van Verkeer die bloed rook. ‘MP, als iedereen het ermee eens is dat het er drie worden, dan wil ik graag een principe-uitspraak over de locaties.’ ‘Uw eigen voorstel spreekt van Bergschenhoek, Leiderdorp en Gouda. Persoonlijk heb ik daarover geen uitgesproken mening, ik geef die graag voor een andere.’ Stilte. Een kuchje. ‘Eh, MP, ik kom niet terug op het aantal, kennelijk is dat niet meer bespreekbaar, maar wel het tijdstip, zoals dat volgens het voorstel is gepland. Dat lijkt mij nogal ongelukkig gekozen. Het electoraat zal zich zonder duidelijke motivatie tegen ons keren. Voor een mediacampagne is tijd nodig en het lijkt erop dat we die niet hebben. Daarmee is een belangrijk voorstel bij voorbaat al onhaalbaar. Ik zou persoonlijk liever het volgende kabinet met een zo belangrijk besluit opzadelen.’ De minister van Binnenlandse zaken, altijd goed voor de knuppel in het bekende hoenderhok, zakte weer tevreden terug in zijn fauteuil. Rekken en erbij blijven. Wat kon hem die vermaledijde verkeersproblematiek schelen? Als hij maar terug kwam in het volgende kabinet. ‘Collega, ik ben het ten dele met u eens, maar als de kiezer ons volgens de laatste peilingen besluiteloosheid verwijt, kunnen we er niet meer omheen. We moeten nu met concrete plannen komen, ook al lijken die op het eerste gezicht impopulair te zijn.’ ‘En vergeet de werkgelegenheid niet,’ riep de minister van Sociale zaken met enigszins rasperige stem, bijgevallen door zijn vermoeide collega van Financiën. ‘Hoe staat het met de uitvoeringsplannen?’ De MP keek zijn collega van Verkeer van opzij vragend aan. Natuurlijk wist hij het antwoord al. ‘Heel goed, MP. De enige zaken die nog opgelost moeten worden hebben geen constructieve maar een logistieke achtergrond. Technisch is het mogelijk de locaties te bebouwen met losse elementen. Logistiek is de beperking bepaald door de vaarmaten van waterwegen en de doorrijdmaten van bruggen en viaducten. Waterstaat heeft echter aangegeven dat de uiteindelijke afmeting van de objecten ongeveer honderdvijftig meter in doorsnede is. Als vaststaat welke locaties het worden liggen de uitvoeringsscenario’s de volgende dag bij de respectieve ministeries. Alles is op de meest voor de hand liggende locaties uitgewerkt. Het is dus een kwestie van het juiste draaiboek uit de kast pakken en het startschot geven.’ Een tevreden MP keek de kring nog eens glimmend rond. ‘Dus, dames, mijne heren? Iedereen akkoord? Dan vat ik voor de verslaglegging nog één keer de afspraken samen:
‘Teneinde de verkeersproblematiek in de westelijke randstad voor eens en voor altijd terug te dringen wordt het Groene Hart gecomprimeerd tot drie min of meer permanente bloembakken met een middellijn van ongeveer honderdvijftig meter. De bloembakken zullen zoveel mogelijk de elementen groen en water in al haar verschijningsvormen bevatten. De daartoe aangewezen locaties bevinden zich op het grondgebied van de gemeenten Bergschenhoek, Leiderdorp en Gouda. De bloembakken zullen een openbaar karakter hebben en van educatieve aard zijn. Er zullen tentoonstellingen ingericht worden om de schooljeugd en wie zich daar verder voor interesseert te laten kennismaken met het groene verleden van de respectieve streken. Een crisismeldpunt met vertegenwoordigers uit alle maatschappelijke geledingen zal aan elke locatie worden toegevoegd. De resterende ruimte tussen de steden wordt volledig benut voor de aanleg van zoveel mogelijk asfaltwegen, railverbindingen, stations, een extra luchthaven voor klein vliegverkeer, kunstwerken, op- en afritten, busstroken, spitsstroken, aparte rekeningrijbanen, parkeergarages en wat mogelijk verder nog aangewend kan worden om de fileproblematiek op te lossen. De economische voordelen van deze benadering wegen vele malen zwaarder dan de nogal overgewaardeerde recreatieve functie van de polder. Na deze ingreep zal de burger overigens in zeer korte tijd zijn zo zwaar bevochten vrije tijd op de Veluwe of elders in Nederland kunnen doorbrengen, en vice versa uiteraard.’ De bekende hamerslag volgde op zijn door alle aanwezigen ademloos gevolgde samenvatting. ‘Gaan wij verder met agendapunt zes: de afschaffing van centrale voorzieningen voor vijftigplussers.’
|
|