|
|
Hij lag op de bodem van het tuinzwembad, laag bij de grond, zoals hij was in het zakendoen… Zwom hij in het geld, in het water lukte het blijkbaar minder… De kist is zwart. Zij draagt wit. Ze hebben nooit bij elkaar gepast… De opmerkingen zijn stekeliger dan de doornen van de obligate krans rozen op de piedestal. Maar ze steken de vrouw niet op de eerste stoel van de eerste rij. Haar blik blijft onverstoorbaar in het ijle boren gedurende de hele begrafenisdienst. Voor de ruggekijkers in de bomvolle kerk blijft de zweem van het lachje dat rond haar lippen speelt, onzichtbaar. Als deze vertoning hier voorbij is, wil ze weg uit de bourgeoismentaliteit van dit kuststadje. Naar Parijs. De stad van de liefde. Eindelijk leven. Vergeef ons onze zonden hoort ze de goegemeente meemurmelen. Dan moet je er wel eerst hebben. Tot voor een paar dagen had ze die niet. Maar als Deborah iets doet, doet ze het goed, zei ze tegen zichzelf. Van de eerste keer een doodzonde. Letterlijk dan. De priester bekwispelt al te ijverig de kist van de overledene. Enkele spatten bevochtigen haar schoot. Zeldzaam waren de keren dat dit gebeurde door de dierbare overledene, denkt ze onzedig. Amen, het zij zo. Elegant sluit ze het doodsfoldertje. Niet met trillende handen, maar met dezelfde vastzekere die enkele dagen geleden zonder aarzelen feilloos uitvoerden wat ze van hen had verlangd : een duw in de rug van Edmond Sellui. Het opspattend water… zijn verschrikte blik… zijn onhandig gespartel. Longen die zich stilaan met water vulden en elke kreet om hulp smoorden. Tot alles stil werd en er alléén nog een levensloos lichaam op het oppervlak dreef. Zijn doodstrijd had haar even koud gelaten als het water van hun tuinzwembad. Ze had zich emotieloos omgedraaid en was boodschappen gaan doen. Bij haar terugkeer sloeg ze alarm. Onverklaarbare zelfmoord, luidde het. Niemand kan doorgronden wat er in het binnenste van een mens omgaat. Ook niet in dat van Edmond Sellui. Zijn opgeviste lichaam, dat nu droog in de gewijde kist ligt, wordt vakkundig de limousineuze corbillard ingeschoven. Het is tijd voor het handjesschudden. Uit dezelfde dwingende ogen die hem naar het tuinzwembad hadden gelokt, lijkt nu voorwaar een traan zijn zoute weg te sijpelen naar haar mondhoek. Het oog wil ook wat…
1
Ze staat aan het raam van haar kamer in Hotel de Varenne. Haar blik dwaalt over het romantisch hart van Parijs. Met een verlangen dat bijna pijn doet. Wenen om zijn dood doet ze nauwelijks. De enkele niet-gemeende tranen op zijn begrafenis hadden toch maar een zoutspoor nagelaten op haar gaaf gebleven gezicht. Want ze had niet echt geleefd met hem. Een bestaan zonder zin, zonder inhoud. Waarom zou ze dan treuren ? Hoeveel keer heeft hij in dit hotel niet overnacht als hij op zoek was naar bronzen beelden voor hun galerij. Maar nooit met haar. En ook niet met een andere. Een vrouw voelt dat. Een voorbeeldige echtgenoot in de ogen van familie en vrienden. Een ideaal koppel, Deborah en Edmond, deel van de beau-monde van het frivole kuststadje. Hoe hoofs kon hij haar voor een wandeling op de Zeedijk zijn arm aanbieden. Het enige lichaamsdeel trouwens dat hij ongegeneerd liet strelen. Hij leidde haar op een weg naar nergens. Niet naar haar, naar hem of naar hen. De enige die er baat bij had was zijn bankdirecteur. Want monsieur Edmond was de succesvolle stichter geweest van de galerij Rodin, gespecialiseerd in het werk van de Franse meester-beeldhouwer. Hoe vaak heeft ze niet die glanzende naakte lijven zinnelijk bevingerd, de golvende lijnen van het koele brons volgend . Het waren haar enige momenten van opwinding. Want in het leven met Edmond was weinig plaats geweest voor passie. Hij deed zijn plicht als echtgenoot zoals hij zijn contracten naleefde. Zakelijk en op afspraak. Het strookte niet met haar vlijtigheid, op alle gebied, zoals haar Hebreeuwse naam betekent. Edmond Sellui… ze zei het nooit luidop, maar verbasterde graag zijn naam tot “sans sel”, zodat alléén “lui” overschoot. Zoutloos eten lust niemand. Zoutloze mannen ook niet. Eigenlijk zou ze zich ’s avonds even moeten verdiepen en vroom denken aan haar overleden echtgenoot. Treurig zijn om zijn afwezigheid aan haar zijde. Maar het enige dat ze voelt opwellen is een gevoel van bevrijding. Eindelijk vrij. Ze stapt uit de schaduw van de gordijnen, opent het raam en laat het woord vrij, dat meer klinkt als een oerkreet, over de Parijse daken galmen. Niemand lijkt het te horen. Alléén een duif, gezeten op een richel aan de overkant, pinkt even met haar oogleden. Ze pinkt terug naar haar engel in deze Parijse dagen…
2
Bij dageraad, wanneer de sluier tussen verleden en toekomst eventjes dunner is, verwelkomt de portier haar met een afgestreken glimlach. Weer een rijke buitenlandse vrouw op zoek naar wat afleiding in haar saaie huwelijksleven. Ze kan zo zijn gedachten lezen. Maar op haar vraag welke richting ze uitmoet om het museum Rodin te bezoeken, komt zijn Franse charme boven. Als een lakei van de zonnekoning in zijn gestreept uniform, legt hij met veel geduld en breed armgezwaai de te volgen weg uit. Een vrouw die musea bezoekt, c’est plus que du chichi. - Als er iets is, mevrouw, vraagt u het maar. Ze heeft zowaar even zijn sympathie gestolen. In catwalkpassen stapt ze in de aangeduide richting. Het is in de omgeving, 2 straten verder. Even nog blikt ze naar boven. De duif trippelt over de richel alsof ze haar wil volgen. Instinctmatig strekt ze haar linkerarm en raakt de rug van een smalle hand. Als verwacht blikt ze in de blauwgeschelpte ogen van een haveloze jongeling. -Bonjour, madame ! Jean-Baptiste Colomb, student kunstgeschiedenis. -Deborah, antwoordt ze gereserveerd. Ze kan niet beletten dat de bloemen op haar pantalon heviger gaan kleuren. Weer één van die Parijse jongeren die hun graantje willen meepikken van de vrouwen zonder mannelijk gezelschap. Schijnbaar onvrijwillig raken zijn vingers de hare. Maar ze balt haar vuist. De vraag of hij haar Bo mag noemen wordt bevestigd met een fijn glimlachje. Zijn vrijpostigheid charmeert haar wel. Blij als een kind stelt hij voor haar te vergezellen. Ook hij moet in het museum zijn. In vormloze jeans en trui en zijn krullenbol een warboel. Ze stappen weg in de richting van Hôtel Biron. Een 18de-eeuws herenhuis omgeven door een beeldenpark, had de portier verteld. Die staart hen misprijzend na. Dus toch… Duiven zijn een plaag in grote steden. Halverwege keren ze elkaar op een zitbank even de rug toe. Hoewel ze een andere richting uitkijken, zijn ze onlosmakelijk aan elkaar gesmeed. En voor haar mag dat best nog even zo blijven…
3
Met genoegen bekijkt ze het straattafereel. Een bonte mengeling zonder enige vorm logica. Zo heeft ze het graag. Haar geordend leven thuis was er immers de oorzaak van dat alle fantasie gebannen werd. Maar nu zit ze hier en schurft zonder gène tegen de praatzieke student aan. -Als jij mij Bo noemt, noem ik je Bap, zegt ze. Ze voelt hem glimlachen. Als hij van de bank opstaat, verliest ze zijn ruggesteun maar zijn beide handen nestelen zich ongegeneerd in haar oksels. Het voelt heerlijk als hij haar rechthelpt. -Naar Rodin moet je heen op een dag als vandaag, zegt hij. Als de zon schijnt. Want Rodin heeft licht nodig. Licht dat over zijn beelden valt als dansende stralen die de gebeitelde huid en spieren doen opgloeien. Ze denkt aan de keren dat ze thuis in de galerij de bronzen bevingerde. -Vertel mij over de mens Rodin, zegt ze, terwijl ze wandelend zijn hand zoekt en vindt. -Hij was geobsedeerd door het menselijk lichaam – speciaal dat van vrouwen. Als hij klei kneedde, stroomde een hitte door zijn grote handen. Isadora Dunken danste ooit voor hem in zijn atelier. Toen ze ophield, kwam hij op haar af met vlammende ogen. Als hij zijn handen over haar hals en borsten liet gaan, haar heupen en benen streelde en haar lichaam kneedde alsof het klei was, ging er een verzengende hitte van hem uit. Een dierlijke aantrekkingskracht waar weinig vrouwen konden aan weerstaan. Hij zou dan ook voortdurend affaires hebben met zijn vele modellen. Un érotique…een verzamelaar. -Namen, onderbrak ze hem, geef mij namen. -Rose, Camille, Sophie, Judith, Gwen, Hélène, Claire... Hij bekijkt haar verwonderd. Ze schuift haar zonnebril elegant in de haren en fluistert in zijn oor : -Had ik toen geleefd, dan had hij ook mijn lichaam mogen kneden. -Eigenlijk heet ik Jean-Baptiste Rodin, fluistert hij terug. -Je bent een grote leugenaar, maar wel een lieve , antwoordt ze en kust hem speels op de neus. -“De kus” is zijn meesterwerk, zegt hij gevat. Ze legt haar vinger op zijn mond. Nu heeft ze alléén maar nood aan zijn warme hand in de hare.
4
Verstrengeld volgen ze de weg tussen de met uitbundige zomerbloemen versierde gevels richting Hôtel Biron in volmaakte stilte en gelukzaligheid. Een rust die ze nooit gekend heeft. Net als de knaap die naast haar loopt en die aan een venter een takje lavendel voor haar koopt. Hoe lang is het geleden dat iemand haar lavendel heeft gegeven? Haar man zeker nooit. Een saaie, deftige echtgenoot doet zoiets niet. En nu krijgt ze dat van een knaap die haar zoon zou kunnen zijn. Nog nooit was de zon zo warm en een man zo begeerlijk. Uit een kerktoren luidt een klok die een duif in een kleppende vlucht uit het galmgat verjaagt. Hier in Parijs is het leven van een ongekende eenvoud. Elke stap over de boulevard leidt hen verder in een geurende droom van zwarte koffie, tabak en vers stokbrood. In kleine cafeetjes bieden minnaars hun minnaressen tegen de middag een glas rosé aan en in de avond een bed. Ze laat de jongeman aan haar zijde diep in haar ogen kijken, hopend dat hij erin zou verdrinken, om dan ondeugend zijn blik te ontwijken en argeloos een speelse kus te drukken onder zijn oorlelletje, op een stukje huid dat ongevoelig is voor kuseffecten. -Je bent een engel, fluistert hij. -Liever niet. Engelen beleven geen avonturen. Die zijn te braaf… en geslachtloos… Ze merkt zijn vragende ogen. Met haar drukkend lijf geeft ze antwoord als ze met haar rechterarm zijn slanke taille omvat. -Wat zou jij met een engel aanvatten ?, plaagt ze hem. -Een sigaret aanbieden ? -Nico en Tine : da’s geen goed huwelijk. -Familie? Ze proest het uit omdat hij de woordspeling niet vat. -Eigenlijk rook ik teveel, bekent hij. Maar een sigaret maakt mij rustiger . En ik zie mijn dromen in de warrelende rook. Maar je hebt gelijk: nicotine is ongezond. Hij stopt het blauwe pakje Gauloises terug in één van de veelvuldige zakken die zijn jeansbroek rijk is. -Je moet blijven dromen, zegt ze.
Dan wordt ze zachtjes wakkergeschud door Edmond. -Wat wil je voor je verjaardag volgende week ?, vraagt hij. -Ik wil een tuinzwembad, antwoordt ze…
|
|