Er hangt een tastbare stilte. Langzaam kleurt het oosten. De dageraad is daar. Smalle violette strepen verdringen het matte maanlicht en dringen door in de ontelbare boomkruinen. Bleekgouden stralen laten de nacht weinig tijd om te vluchten. Het paradijs duldt geen aarzeling. Zo zal hier elke dag het leven wel beginnen. In de vroege ochtend ruikt de bush naar de hemel. Maar hier zijn is al genoeg. Hongerig naar avontuur wacht iedereen geduldig. Het Afrikaanse levensritme kruipt probleemloos in het bloed. Drivers stouwen pakken water doorheen de opengesperde achtermonden van de jeeps. Beetgrage muilen klaar om argeloze blanken te verslinden. Als een moderne kamelenkaravaan staan ze gelijnd met de neuzen in dezelfde richting: het Tarangire National Park.
Ze zit op het bankje tegenover hem. De jeep is pas vertrokken uit de lodge en er is nog weinig te zien. Als vanzelf kijkt ze hem even aan. En hij haar. Ze glimlacht beleefd. Zoals vreemden doen als ze met elkaar geconfronteerd worden. Een mooie vrouw met avontuurlijke uitstraling. Misschien komt het door de olijfgroene baret die haar iets revolutionairs geeft. Maar ze staat er beeldig mee; wilskrachtig en beheerst. Ze slaat haar ogen langs hem heen en kijkt over zijn schouders naar het voorbijschuivend landschap. Het valt hem op dat haar gelaat als van opaal is. Onder die baret moet ze rode haren dragen, denkt hij. Dan braakt de boordradio onverstaanbaar Swahili. De driver converseert opgewonden. Er staat iets te gebeuren. De adrenaline stijgt als hij in een koddig Engels mededeelt dat er leeuwen gesignaleerd zijn. Als hij het gaspedaal dieper indrukt schudt hij iedereen door elkaar. Het avontuur begint met blauwe plekken. Hoog duwen acacia’s hun platgetopte kruinen hemelwaarts, fezelend in de zachte ochtendbries. Een eenzame Baobab, Afrikaanse grandeur, maant aan tot bescheidenheid. Hij vertoont een opengereten bast veroorzaakt door olifanten op zoek naar verborgen vocht. Of is het afgunst van de olifant ? Een kudde dikhuiden dwarst met vaste tred het pad. Ze zijn op weg naar Ol Dainyo Lengaai, de berg van God. En God hebben ze nodig gehad om te overleven. Een reus blijft met waggelende poten de weg versperren. Zijn tromp wiegt heen en weer in de richting van de jeep, als om te zeggen : loop heen, man… De ranger wacht geduldig tot de weg vrij is en het klikken van de fototoestellen ophoudt. Als iedereen weer neerzit, rijdt hij verder tot een kudde zebra’s opnieuw het pad blokkeert. Zwart op wit of wit op zwart… het effect is in elk geval “dazzling” als ze paniekerig vluchtend voor en achter de jeep voorbij galopperen. Eén blijft pal in het midden van de weg staan, turend naar het struikgewas. Hinkend probeert een kleintje de bende te volgen. De moeder, hoewel bij machte om een leeuw een poot stuk te slaan, blikt machteloos naar haar jong. Op haar achterwerk draagt ze “a red badge of courage” : verschrikkelijke bijtwonden van leeuwen. Als ze merkt dat het jong niet meer vooruit kan, volgt ze toch de kudde. Iedereen is sprakeloos. “It will be dead, tonight.” De woorden van de driver vertalen het drama dat vannacht te gebeuren staat.
Een hand, elegant als een impala, raakt zacht zijn vastgeklonken vuist. Een vurige hand die hij ook voelt op zijn gelaat, trillend van lust om te liefkozen. Het aanschijn van de dood versterkt het verlangen. De flitsen van de camera’s splijten zijn bewustzijn.. Alles kleurt rood : het bed, de lakens, haar haar. Zijn pupillen verwijden als ze zich langzaam maar trefzeker van haar kleren ontdoet. Alles is vanzelfsprekend. Ze voelen elkaars bloed stromen als hun lichamen versmelten. Haar borsten zijn zacht en warm. Hij lacht dankbaar als ze haar olijfgroene baret op zijn gezicht drukt en hem zo terug naar het heden voert. De zuivere tropenlucht doet hem de realiteit terugvinden. Zonder veel belangstelling voor wat nog te gebeuren staat, herneemt hij zijn zitplaats. Even blikken ze elkaar weer in de ogen. Ze glimlacht alsof ze alles weet. Nooit was hij intiemer met een vrouw dan het moment dat haar hand de zijne raakte bij het aanschouwen van Mankepootje. Schemerlicht voorspelt de zonsondergang. Als stuiptrekkingen kleuren wolken van helgeel naar oranje de loodzware avondhemel. Bomen worden duistere vlekken die zich moeiteloos mengen met de zwarte nacht. Wat nog zichtbaar blijft, zijn de bloedrode ogen van jagende roofdieren. In de lodge ligt een zebravel als vloerkleed. Hij weigert erop te lopen en legt het op bed… veilig dicht bij hem voor de gevaarlijke nacht. Waar zou nu de vrouw zijn met de rode haren ?
|