De zon gaat onder. Het begin van een serene en brandschone avond. Kalme wolken in zacht lila treuzelen nog even als kinderen die niet willen slapen gaan. Door gaten schiet de Boogschutter zijn heldere sterren. Beneden zit hier en daar zit een kat te wachten om binnengelaten te worden. Hij heeft mij uitgenodigd bij hem thuis. Het open hek zuigt mij naar binnen. Ik mis houvast. In de diepte van de oprijlaan wacht zijn huis als een massief zwart blok. Het is onwezenlijk stil. Voel mij bespied. Wil hier weg. Instinctief trek ik mijn hoofd in als iets duisters boven mij zweeft. In paniek ren ik de gapende donkerte in. Als een licht aanfloept, kom ik tot bedaren. Ik blijf staan, wachtend op wat komen gaat, buiten mijn wil. Hij maakt zich los uit de verlichte voorgevel en komt mij met vlugge stap tegemoet, smalle heupen onder een lange jas. "Heeft hij jou doen schrikken ?" Zijn stem is zacht als het avondlicht. "De uil... Er woont een uil op zolder. Als het donker wordt, zweeft hij onhoorbaar rond het huis. Ik had jou moeten verwittigen. Maar dan was je misschien niet gekomen. Vergeef mij. Kom binnen." Een hand in mijn nog trillende lenden drukt mij zachtjes vooruit. Zijn zwijgen maakt mij rustig. Ik hou niet van wat onverwacht mijn zinnen overvalt. Zoals uilen in het donker. Word daar waanzinnig ongelukkig van. Ik vergeef het hem nooit, alhoewel hij net is zoals ik het verlang. Binnen baadt alles in een gezeefd licht. Er komt niet wat ik verlangd had. "Mijn vrouw is op reis," zegt hij, mijn gedachten radend, "en de kinderen zijn naar één of ander festival." Hij serveert witte wijn. Vraagt niet eens naar bevestiging. Glimlacht. Hoe weet hij dat ik van dominerende mannen hou ? Van een ruige borstkas en sterke handen die mijn polsen omklemmen ? Maar ik zie alléén lange dunne vingers die mij een glas aanreiken. Langzaam ebt de uilenschrik weg uit mijn hoofd en maakt plaats voor een aangename ijlte. Hij duwt mij zachtjes in de lederen chesterfield. "Ontspan !" zegt hij teder. Voorzichtig als een moeder die haar baby uit het wiegje haalt, tilt hij een viool uit de roodglanzende binnenzijde van haar zwartgelakte kist. "Ik kom uit een muzikale familie. Moeder speelde piano. Vader hield van Sibelius. Vandaar mijn voornaam. Ik hou van het zangerige van de viool, maar nog meer van haar demonische kant. Zoals Paganini wil ik de duivel in de viool losmaken." Vrouwen vallen voor duivelse violen. Hij weet dat ik het denk en ik weet dat hij het denkt. De manier waarop de hij hals van de viool streelt, is pure erotiek. Onwillekeurig strijk ik mee over mijn hals. Over welke machten beschikt die man ? Is hij de vleesgeworden duivel ? "De fysieke ervaring maakt mij gek," zegt hij, "die trilling tegen je nek die je tot diep in je lijf voelt." Hij buigt zich naar mij toe en wijst op de afdruk van de klankkast in zijn nek. "Gebeten door de viool," grapt hij. Zijn nabijheid windt mij op. Ik wil zijn viool zijn. Dat hij mij bijt, streelt, bespeelt. "Speel nu !" smeek ik hem. Met een blokje gestold hars wrijft hij in lange halen over de gespannen snaren van de strijkstok. Breeduit, de voeten vast op de grond, bespeelt hij knap en gedreven de viool en mij. Ik ken het concerto niet, maar beleef het uitputtend. Verlies mezelf. Word week. Begeer mijn begeerte. Het concerto bereikt zijn finale. Uitbundig speelt Sibe op dubbele snaren het allegro. Het eindigt op een enorm accelerando dat afgesloten wordt met twee korte, maar grootse akkoorden. De stilte die erop volgt is oorverdovend. Hemels...
|