Mat ochtendlicht verspreidt zich razendsnel vanuit een oranje lichtstreep in het oosten en verdringt de maan. Algauw veranderen donkere vlekken langs de rand van het oerwoud in hutten. Door het gat in hun grasdak krinkelt zwarte rook. Golfplaten van enkele gebouwtjes verderop blinken in de oprukkende klaarte. Afgezonderd tussen opgeschoten palmbomen sluimeren nog even de bakstenen muren van een woonhuis. Binnen opent een blanke man het muskietennet rond zijn bed. In het halfduister kleedt hij zich met short en hemd en gaat in de deuropening staan. Het harde geluid van zijn klappende handen verstoort de vredige ochtendrust. Uit een nabije hut komt een inboorling naar buiten en roffelt zijn tamtam. Het sein voor allen dat het slapen voorbij is en een nieuwe werkdag aanbreekt. Een beetje later staan een tiental zwarten hun patron voor zijn verblijf op te wachten. De zon komt snel op in de tropen en verspreidt al vlug een deugddoende warmte. Dan verschijnt de blanke, overschouwt het groepje en verdeelt de taken. De bovenmaatse onderdanigheid waarmee ze hun opdracht aanvaarden geeft hem een gevoel van superioriteit. In de loop van de voormiddag zal hij hen gaan controleren en afblaffen als hun werk niet voldoet. Zonodig gebruikt hij een zweep van lianen om zijn eisen kracht bij te zetten. Hij is gevreesd onder de inboorlingen en geëerd in het verre thuisland omdat zijn manier van leidinggeven zeer productief is. Het harde Afrikaanse hout vindt vele toepassingen in de Europese huizen. Omdat hij elke trimester hogere productiecijfers haalt dan vereist, wordt zijn mandaat voortdurend verlengd. Geleund tegen de deurstijl geniet hij van de klimmende zon boven de stroom. Hij is zo veel van Afrika gaan houden dat hij tijdens zijn voorgaand verlof niet meer kon aarden in zijn geboorteland. Uren stond hij de stroom af te spieden naar prauwen. Hij had zijn vrouw ertoe kunnen overhalen hem na te reizen naar dit paradijs. Ze had beloofd het te proberen. Nu ze er is, komt ze danig onder de indruk van de overweldigende natuur. Alleen met de slaafse gehoorzaamheid van de inwoners, grenzend aan kruiperigheid, heeft ze soms nog problemen. Maar hij verzekert haar dat het de enige manier is om hen gelukkiger te maken. Van nature zijn ze lui, zegt hij, maar door hen te doen werken verdienen ze nog iets en kunnen ze hun comfort verhogen. Ze heeft er zich bij neergelegd. En zo leven ze nu, ergens aan de Kongostroom, op een paradijselijk plekje Afrikaanse grond, als twee gelukkige blanke mensen, in een kleine handelspost omringd door oerwoud dat mens en dier lokt met duistere geluiden. De inboorlingen, op een tiental werkers na, leven dieper in de bossen, veilig weg van de ongure blanken. En toch dringt de verderfelijke beschaving langzaam door tot hun eilanddorpjes. Niets blijft geheim in Afrika, ook niet de zovele dingen die de blanken in hun bezit hebben en die ze omruilen voor wat uit het oerwoud wordt aangebracht, zoals palmpitten, en allerlei houtsoorten. In ruil krijgen ze nikkelgeld, toverschijfjes voor hen, die ze dan kunnen omruilen in het magazijn van de blanke voor allerlei prullen. Kleurig getooid vertrekken ze weer naar hun dorpen om er als paradijsvogels te gaan pronken. Op het eind van de dag noteert de blanke patron zorgvuldig de dagomzet. Met een tevreden gezicht laat hij de tamtam voor de tweede keer roffelen en daarmee het einde van de werkdag aankondigen. De werkers slenteren terug naar hun hut. Hun gekibbel zal duren tot de avond valt. De blanke man streelt vertederd de zwarte haren van de blanke vrouw terwijl zij liefkozend over zijn wangen streelt. Iedereen gelukkig. En de blanke heeft plannen met het stukje Afrika waar hij heer en meester is. Plannen die in een schema getekend zijn met blauwe en rode stift. Blauw verbeeldt de rivier en rood omgrenst het gebied dat hij wil ontbossen : honderden hektaren. Het kostbare hout zal verscheept worden naar Europa en de vrijgekomen grond gebruikt voor de voedselvoorziening van de inboorlingen. Zo zal de handelsplaats op lange duur een echt dorp worden dat de inlanders uit hun nederzettingen in de brousse zal lokken. Hij heeft destijds de steun gekregen van de maatschappij waarvoor hij werkt en de volledige autonomie in de uitvoering ervan. We zijn nu 1910, twee jaar na zijn aankomst in dit onooglijk stukje reuzenwoud. Het waren harde jaren van eenzaamheid en moeilijk onderhandelen met het plaatselijk volkje. Maar naarmate de maanden vorderden en de ruilhandel met de wantrouwige inboorlingen begon te vlotten, werd hij stilaan heer en meester over de grondstoffen én de zwarten die voor hem werkten. Ze spreken hem aan met 'Mondèle', de 'witte', en toen zijn vrouw hem was nagereisd en zich liefdevol ontfermde als verpleegster over de dagelijkse kwaaltjes, als 'Fiaba', de 'voorzichtige'. Maar vandaag klaagt de blanke vrouw zelf over hoofdpijn. Het gehamer in haar hoofd schijnt maar niet op te houden. Zware koorts steekt op en houdt haar te bed. Een tamtam verspreidt de vraag naar een dokter. De blanke vrouw weet dat het dagen zal duren vooraleer er hulp komt van over de rivier. Haar lichaam gloeit en ze staart in het ijle met grote, ronde ogen. De blanke kijkt zijn vrouw machteloos aan. Uit haar neus sijpelt een straaltje bloed. Even verfrommelen haar handen het beddelaken, alsof ze zich aan het leven wil vastgrijpen. Dan zakt haar hoofd opzij en breken haar ogen. Twee dagen, tot de dokter komt, blijft de blanke man bij zijn dode vrouw zitten. Dan moet hij van haar afscheid nemen. Zij zal Afrika nooit meer verlaten. De inboorlingen hebben al die tijd niet gewerkt. De patron gaf hen geen bevelen. Ze houden zich verspreid op, tussen de hutten en gebouwtjes, en wachten. De blanke vertrekt samen met de dokter over de stroom naar een andere wereld. Zijn fiere gestalte is gebroken. De zwarten zien hem gaan, mondèle pamba, de 'witte van minder dan niets'. Het oerwoud begint aan zijn heroveringstocht
|