Homepage Schrijversweb Schrijversweb 2005 Iris Houx De David op voetbalschoenen - Iris Houx |
||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||
Met mijn rode ballerina’s loop ik over een stoffig zandpad. Ik houd ervan om elke keer een andere route naar huis te nemen als ik terugkom van mijn wekelijkse pianoles in het dorp. Het wordt steeds lastiger, want na 31 lessen heb je de meeste routes wel zo’n beetje gehad. Deze keer heb ik gekozen voor een wat ongebruikelijke omweg langs het industrieterrein, over een stuk onbeheerd, verwaarloosd gebied. Daar loopt, verscholen tussen de struiken, een heel smal pad. Het ligt hier al jaren en is waarschijnlijk ook al door honderden, zo niet duizenden mensen eerder gebruikt. Toch wil ik geloven dat ik de eerste ben die ooit, ook in alle miljoenen jaren dat de aarde bestaat, precies dit pad loopt, precies hier mijn voetstappen neerzet, van het begin tot het einde van mijn route. Dat ik uniek ben. Een takje zwiept in mijn gezicht. Al dagdromend ben ik aangekomen bij het einde van het paadje. Als ik opkijk, een hand boven mijn ogen want de zon staat gemeen laag aan de hemel, zie ik dat de door mij gekozen route uitkomt op een verhard voetpad, dat vermoedelijk uit de richting van de sportvelden komt. In de verte hoor ik het monotoon suizen van de geluiden van een voetbalwedstrijd met af en toe een uitschieter bij een aanwijzing van de coach of een vloek van een speler. Het geroezemoes zwelt af en aan, op het ritme van de wind. Nadrukkelijk dichterbij hoor ik nu nog iets dat ik niet kan thuisbrengen: shrie-tik, shrie-tik. Als ik in de richting kijk waar het geluid vandaan lijkt te komen, zie ik in eerste instantie niets. Shrie-tik shrie-tik, het komt mijn kant uit. Dan zie ik over het voetpad een gedaante lopen. Een grote tas nonchalant om de schouder dragend, laag onder de heup hangend. Doordat deze figuur de zon in de rug heeft, zie ik alleen een silhouet. Ik wacht geduldig af tot het dichterbij komt. Dan zie ik dat het een jongen is met natte blonde krullen. Terwijl hij voortsjokt is hij druk bezig met zijn mobieltje. Shrie-tik doet zijn sporttas, elke keer dat hij zijn linkerbeen naar voren beweegt. Opeens realiseer ik me dat hij me zo meteen zal zien, loerend tussen de struiken in mijn stoffige kleren. Ik draai me om maar door die snelle beweging valt mijn tas met de muziekboeken van mijn schouder. Met een doffe plof raakt hij de grond. Er stuift wat donker zand op. De jongen heeft het ook gehoord en tegelijk kijken we elkaar aan. “Hé” zegt hij “je liet me schrikken!”. Tegenwoordig neem ik telkens dezelfde weg als ik terugkom van mijn pianoles. Achter de omheining van de voetbalvelden loop ik te speuren naar een hint van David. Ik heb een ideale plek gevonden tussen de struiken. Een kleine open ruimte in de bosjes achter het doel waarin ik precies kan staan. Soms zie ik hem voetballen, soms zit hij langs de zijlijn, en soms ben ik te laat, dan is hij al de kantine ingegaan met zijn voetbalvrienden. De kwelling dan weer een week te moeten wachten voordat ik de kans krijg hem te zien, is bijna onhoudbaar. Ik leef van week naar week. Eigenlijk leef ik alleen op woensdagen tussen zeven en acht. Ik weet niet hoe ik het noemen moet. Een fascinatie? Een verslaving? Nee, het is meer dan dat. Ik heb zelfs op internet gezocht of shrie-tik een bestaand woord is. In geen enkele taal, het is helemaal uniek. Ik wil hem weerzien, ik wil hem aanraken, ik wil hem horen. Shrie-tik, door zijn natte krullen woelen, met mijn vinger de welving van zijn neus volgen. Dit gevoel is zo bijzonder. Ik weet zeker dat er nog nooit op de hele wereld iemand is geweest die dit heeft gevoeld, deze allesoverheersende en allesoverbodigmakende liefde. Om mezelf en hem hiervan te overtuigen ga ik vanavond naar hem toe. Ik wil voortaan alle dagen van de week leven, alle uren! Het regent. Mijn maag is een op hol geslagen wastrommel. Vanuit mijn schuilplaats volg ik een uur lang al zijn bewegingen. De keren dat hij vloekt, valt, een strafschop neemt (en mist), zijn prachtige neus met veel lawaai ophaalt en een fluim op het veld deponeert, een tegenstander tackelt, niets ontgaat mij. Als de laatste jongen van het veld is verdwenen, posteer ik me op het houten bankje voor de kantine. Het regent nu niet meer zo hard. Ik probeer mijn haar te fatsoeneren en breng de eindeloze tijd die volgt door met het lezen van alle vulgaire teksten die in de loop van de jaren in dit bankje zijn gekrast. En vervolgens met het uit mijn hoofd leren ervan. Dan komt er eindelijk beweging in de deur. De eerste snelle omkleders komen naar buiten. De vierde persoon is pas mijn David. Ik zie dat hij zijn voetbalschoenen nog aan heeft. De David op Voetbalschoenen, schiet het door me heen. Mijn hart slaat een slag over. Van schrik sta ik meteen op, iets te snel misschien. Ik trek meteen zijn aandacht. Er is nu geen weg meer terug. Zo hard als ik kan ren ik tot aan de rand van het struikgewas. Nu ben ik uit het zicht van de jongens. Boven mijn eigen gehijg uit hoor ik ze nog steeds lachen, mij nadoen. Het gerumoer verstomt snel. Ze stappen op hun fietsen. Ik realiseer me dat ze mij zo meteen zullen inhalen en ik verberg me achter wat bomen. Het groepje zet zich in beweging, fietst mij voorbij. Juist op het moment dat ik weer op het pad wil stappen hoor ik het dichterbij komende shrie-tik, shrie-tik. Helemaal niets, alleen dat ene geluid dat ik ondertussen kan dromen. Hij is alleen, te voet. Even twijfel ik. Nog een poging? Nog één keer proberen? Maar nee, ik blijf zitten waar ik zit, wacht tot ik het shrie-tik niet meer hoor. Het is al schemerig als ik naar huis loop. Maar nog niet donker genoeg om de afdrukken van voetbalschoenen in het zand te zien. Ik volg ze even, totdat ik linksaf moet, mijn eigen pad in. |
||||||||||||||||||||||||||||
De David op voetbalschoenen © Iris Houx Homepage Schrijversweb Schrijversweb 2005 Iris Houx |