‘Yes, vier! Net niet in de put!’ Vrolijk zet Jasper zijn gele pion, in de vorm van een gansje, op vakje 17. Vivi pakt de dobbelsteen en gooit voor de zoveelste keer één. Langzaam schuift ze haar rode gansje over het oude ganzenbord naar vakje 11. Maar voor dat ze haar pion los laat wordt het gansje gloeiend heet. Los laten lukt niet. Het lijkt net of haar vingers vast smelten aan haar pion. Nu begint haar hele lichaam te gloeien. Alles wordt rood. Veren! Ze voelt veren. Verwart en bang kijkt Vivi op in de ogen van een rode gans. Ze is zelf ineens piepklein en zit op een levende rode gans die haar met donkere kraalogen aanstaart. Een donkere schaduw verschijnt er over het enorme vakje 11 waar ze op staan. ‘Houd je stevig vast!’, snatert de gans. Verschrikt rukt Vivi drie veren uit het verenpak van de gans. ‘Au, een beetje voorzichtiger graag! Sla je armen maar om mijn hals.’ Met trillende armen doet Vivi wat haar gevraagd wordt. Benauwd kijkt ze naar een reusachtige hand die haar en de gans oppakt. Hoger en hoger tilt de hand hen de lucht in. Ze durft niet meer naar beneden te kijken en kijkt opzij waar ze tot haar grote verbazing haar eigen hoofd ziet. Alleen dan wel in een iets wat grotere maat. Lang tijd om er over na te denken heeft ze niet. Want met een noodvaart suizen ze naar beneden. Met een plof landen ze op vakje 17. ‘Hoe kan dit toch allemaal gebeuren?’, vraagt Vivi onzeker aan de gans. ‘Nou eigenlijk gebeurt het maar half. Tenminste voor jou. Hier ben je enkel en alleen met jouw enorme fantasie, maar jouw lichaam is nog steeds een spelletje met je broertje Jasper aan het spelen.’ Dat kan toch helemaal..’ ‘Dat kan zeker wel en je houdt er nu over op. We moeten ons richten op ons einddoel, vakje 28. Zwivvel heeft een voorsprong en wij moeten hem proberen in te halen. ‘Zwivvel?’ ‘Ja, dat is de gele gans ik heet trouwens Flakker.’ ‘Ik Vivi. Oohoo! Help! Vivi hangt aan de poten van Flakker die plotseling wordt op getild. ‘Houdt vol Vivi klem je zo goed mogelijk vast!’ Vivi’s vingers worden wit. Haar grip vermindert. Ze valt. ‘Vivi!’, snatert Flakker verschrikt. ‘Fla’, verder komt ze niet, met een klap valt ze op vakje 17. ‘Daar ligt ze dan helemaal in haar uppie op dat enorme speelbord. Wat moet ze nu toch doen? Het antwoord wordt haar binnen twee seconden duidelijk: Opstaan, aan de kant springen! Een grote dobbelsteen rolt recht op haar af. Net op tijd is ze weg en ziet de dobbelsteen stoppen op vakje 18. ‘Wat een spel. Ganzenbord kan toch nog spannend zijn. Nog geen seconde later verschijnt er uit het niets een trap. ‘Wat is dit nou weer?’ Voor alle zekerheid zet Vivi een stapje achteruit. Opeens ziet ze Flakker de trap af rollen. Snel rent ze er naar toe en probeert hem op te vangen. Maar ze wordt zowat geplet door het gewicht van Flakker. Flakker fladdert snel opzij en kijkt bezorgd naar Vivi die langzaam overeind krabbelt. ‘Gaat het?’ Ja hoor. Maar hoe kom jij hier samen met die tra..?’ Ze maakt haar zin niet af, want de trap is verdwenen. ‘Nou ik kwam nadat jij was gevallen op vakje 22 terecht. Daar moest ik een beurt overslaan. Normaal gesproken vind ik dat geen ramp, want daar staat een hotel en dan kun je dus even wat eten en slapen.’ ‘Een hotel? O, wacht eens even. Inderdaad daar staat een plaatje van een hotel. Maar worden dan alle plaatjes echt?’ ‘Ja, natuurlijk’ ‘En die trap. Hé, ik begin het te begrijpen. Je bent daarna op vakje 23 gekomen. Daar staat een trap afgebeeld en dan moet je 6 plaatsen terug.’ ‘Precies! Klim maar snel op mijn rug, want we zullen zo wel weer verder gaan.’ Vliegensvlug zit Vivi weer op haar gans met armen om zijn hals geslagen. En hoeplaké daar gaan ze de lucht in, maar nu kan Vivi er van genieten. Net een achtbaan! De achtbaan eindigt overigens op een rare plek. Ze zijn midden in een doolhof beland met hoge heggen. ‘Het zit ons vandaag niet echt mee. Weer een beurt overslaan, maar nu zullen we onze weg eerst door de doolhof moeten vinden. Zuchtend begint Flakker met Vivi op zijn rug zijn weg door de doolhof te zoeken. Wonderbaarlijk, die heggen leven echt. Mooi groen en ze geuren ook nog. En het zand waar Flakker over heen waggelt, is ook echt. Iets te echt vind Vivi, want er ontstaat telkens een stofwolk die in haar neus en ogen prikkelt. Maar dan ziet ze iets anders: Pootafdrukken van een andere gans! ‘Flakker kijk, die pootafdrukken. Misschien zijn ze van Zwivvel.’ ‘Je hebt gelijk laten we ze volgen.’ De verdere weg richten Vivi en Flakker hun ogen op de grond. Uiteindelijk bereiken ze de uitgang. ‘Joehoe’, gilt Vivi opgetogen. Hé, Flakker je hoeft toch niet te huilen van geluk?’, vraagt Vivi terwijl ze naar de tranende ogen van Flakker kijkt. ‘Nee hoor, dat komt nog van die stofwolken’. Een lachje verschijnt er op zijn gezicht, maar dat verdwijnt ook weer meteen. Net of Flakker zich ineens iets herinnert. ‘Vivi we staan nu op vakje 20. Jij mag nu echt geen één gooien. Anders komen we op de begraafplaats, zoals je misschien wel weet en gaan we dood. Leuke dingen worden echt maar de gruwelijke net zo goed.’ Vivi kijkt geschrokken naar Flakker. ‘Maar hoe kan dat dan? Als je op dat vakje komt moet je weer helemaal opnieuw beginnen. Word jij dan opnieuw herboren of zo?’ ‘Nee, dat word ik niet. Iemand anders kruipt er dan in mijn lichaam en krijgt ook een andere naam. Ik ben echt weg.’ ‘Wat erg, dit is dus gewoon een spel op leven en dood?’ ‘Neeee!’, slaakt Flakker uit. ‘Hoezo, dat is het toch wel?’ Dan valt Vivi’s oog op de grote dobbelsteen. Er is maar één stip te zien. Haar stomme grote lichaam heeft één gegooid! Flakker en zij worden opgepakt en neergezet op vakje 21. Flakker raakt maar heel even de bodem aan, maar Vivi voelt gelijk een schok door heel Flakkers lichaampje gaan. Even later zakt Flakker door zijn poten heen. Vivi stapt snel af. Maar als ze zich omdraait ziet ze het rijk versierde graf waar de naam van Flakker onderstaat. De tranen springen in haar ogen.’ Flakkertje toch. O, Flakker…’ ‘Hé, kom op nou het is maar een spelletje hoor’, zegt Jasper terwijl hij zijn gansje op vakje 28 zet. Win ik een keertje. En dan ga jij meteen janken. ‘Een spelletje, een spelletje hoe kun je dat nu zeggen!’ Woedend kijkt Vivi haar broertje aan. Ineens beseft ze dat ze terug in haar lichaam is. Nog steeds boos en verdrietig legt ze het speelbord terug in de doos. Dan pakt ze Zwivvel. Die tot haar schrik zachtjes begint te fluisteren: ‘Vivi, je moet dit even weten. Ieder van ons gaat een keertje dood. Heel erg is dat niet, want we komen na onze dood in de afbeelding van vakje 28 terecht. Flakker heeft dus toch zijn doel bereikt alleen niet op de manier zoals hij had gedacht. Hij maakt het er goed en wil jou bedanken voor je hulp en gezellige aanwezigheid.’ ‘Maar hoe weet jij dat nou allemaal?’ ‘Ik ben ook even in de afbeelding van vakje 28 geweest, dat kan als je gewonnen hebt. Ik kan er alleen maar heel even zijn, omdat ik niet dood ben. Als je wilt speel ik de volgende keer met jou het spel. Als we dan winnen kan je wel even mee en Flakker zien.’ ‘Ja, geweldig! Dan is dit avontuurlijke reisje in mijn fantasiewereld dus toch nog niet voorbij! ‘Haha, mijn zus praat tegen een houten gans en gaat er mee op reis naar afbeelding 28!’, schatert Jasper uit.
|