Monsieur Guillaume leerde ik vijf jaar geleden kennen in de kroeg aan dat plein waar de oudere mannen uit het dorp dagelijks petanque spelen. Altijd zat hij aan dezelfde tafel naast het raam en keek recht voor zich uit. Op de tafel stond altijd een glas wijn dat hij niet aanraakte. Een enkele keer hoorde je hem zuchten. Spreken deed hij eigenlijk nooit.
Op een dag pakte ik mijn fotocamera en richtte mijn lens op hem. Ik stelde scherp en toen sprak hij voor het eerst. „Hoe durft U?” Verbaasd liet ik de camera zakken en keek hem verwonderd aan. „U heeft een markant voorkomen en daar zou ik graag een foto van maken”, zei ik voorzichtig. „Nee, U maakt van mij geen foto.” Hij wendde zijn blik af en keek opnieuw zwijgend voor zich uit. Er restte mij weinig anders dan de camera weg te ruimen. Ik bestelde nog een glas wijn en keek naar hem, nam hem langzaam in me op. Het was een lange man, goed in het pak en strak gepoetste schoenen. Zijn handen, de nagels, zagen er verzorgd uit, alsof hij regelmatig een manicure kreeg. Goed geproportioneerd was hij ook, zo te zien. Zijn gelaat had flink wat rimpels en groeven alsof hij het nodige achter de rug had. De enige dissonant in het plaatje was zijn haar. Het was eigenlijk net iets te lang en zijn zilveren lokken vielen achteloos en ongekamd langs het hoofd. Ik nam een slok van mijn wijn en stond op, liep langzaam op hem af en vroeg of ik op de stoel tegenover hem mocht zitten. „Het is niet mijn stoel dus ga Uw gang”, sprak hij langzaam. Ik nam plaats en keek hem opnieuw aan. Hij zweeg. Ik nam nog een slok wijn en vroeg hem of ik hem iets mocht vragen. „Vragen staat vrij. Is het niet?” „Ik zou graag weten waarom U het bezwaarlijk vindt wanneer ik U wil fotograferen.” „Men neemt geen foto's van mij. Men stelt mij geen persoonlijke vragen.” Even pauzeerde hij, zei toen „en doorgaans spreekt men ook niet tegen mij.” Ik was werkelijk met stomheid geslagen. Niet alleen om wat hij zei maar vooral ook omdat hij het zei. Geen enkel overbodig woord, geen argumenten, alleen deze eenvoudige boodschap. Niets meer, niets minder. Enigszins onzeker door de kracht ervan reikte ik langzaam naar mijn glas. De resterende wijn sloeg ik in een keer naar binnen en ik bestelde onmiddellijk nog een glas. Ik nam mijn verse glas wijn en droop af naar het tafeltje waar ik eerder zat. Tal van vragen raasden door mijn hoofd. Wie was hij, wat was zijn verhaal? Had hij een vrouw of vriendin, en was hij daartegen net zo spraakzaam? En hoe kon het toch dat hij met zo weinig woorden zo'n grote indruk achterliet bij mij?
Een klein uur later stond monsieur Guillaume plots op, zuchtte nog eens diep, nam zijn wijn en dronk die snel leeg. Hij liep naar de waard legde wat geld neer en verdween zonder een woord. Ik bleef nog wat zitten en probeerde hem te vergeten maar om een of andere reden liet hij mij niet los. Ik vroeg de waard nog naar monsieur Guillaume maar die wist weinig meer dan zijn naam. Sinds een jaar kwam monsieur Guillaume dagelijks bij hem langs. Twee keer heeft hij hem horen spreken, nu ja, een glas wijn bestellen. Altijd zat hij aan dezelfde tafel, sprak nooit, werd nooit aangesproken. Vertrok na enkele uren weer op de wijze die ik eerder had waargenomen. Waar monsieur Guillaume vandaan kwam of wie hij was wist eigenlijk niemand. Ik rekende mijn wijnen af en vertrok naar mijn logeeradres.
De volgende dag, ik had weinig geslapen doordat ik steeds aan monsieur Guillaume moest denken, toog ik weer naar de kroeg. Direct toen ik het plein opliep zag ik hem al zitten in de kroeg. Het was zalig weer en ik besloot plaats te nemen op het terras. Het plein lag er prachtig bij in het fraaie, nog zachte ochtendlicht. Het beloofde een warme dag te worden met weinig wind. Ik koos een stoel die mij zicht bood op monsieur Guillaume zonder dat hij mij direct kon zien. Mijn cameratas plaatste ik op de grond en ik bestelde koffie. Uren zat ik er en keek vrijwel uitsluitend naar monsieur Guillaume. Hij zat er onverstoorbaar achter zijn glas wijn en van tijd tot tijd zag ik hem zuchten. Ik pakte mijn camera en schoot enkele teleurstellende foto's van hem door het raam heen. Nam er ook enkele van het plein. Halverwege de middag stond monsieur Guillaume weer op, zuchtte nog eens en dronk zijn wijn leeg. Hierna verliet hij het café. Bij het verlaten merkte hij me op. Fronste even zijn wenkbrauwen en liep toen weg over het plein. Wat was dat toch met die man? Het liet me maar niet los. De volgende dag wilde ik een paar dorpen verderop wat foto's gaan maken en zou ik geen tijd hebben voor een bezoek aan het café maar overmorgen zou ik zeker terug keren.
En zo ging dat enkele weken achtereen. Ik bezocht het café zeker drie keer per week, soms wel vijf keer, zat dan weer eens binnen, dan weer eens op het terras. Monsieur Guillaume was er altijd, op dezelfde plek. Bleef een paar uur tegen zijn wijn zuchten en vertrok dan weer. Zo nu en dan sprak ik iemand in het café of op het plein aan. Informeerde naar monsieur Guillaume maar niemand die iets wist. Meestal werd er ten antwoord iets gezucht als „Ach ja, monsieur Guillaume. Geen idee”. En zo verstreek de tijd. Niemand die iets wist te zeggen en monsieur Guillaume bleef onveranderlijk in zijn gedrag.
Na pakweg een maand of twee, ik zat weer eens ín het café, besloot ik om hem aan te spreken en liep naar zijn tafel. „Monsieur Guillaume, vergeeft U mij maar ik heb toch een enkele prangende vraag.” „U geeft niet snel op heb ik gemerkt”, bromde hij terug. „Ik heb U nu een flinke tijd geobserveerd, zowel vanaf die tafel daar als vanaf het terras. Ik wil nog steeds die foto maken en ik zal U vertellen waarom.” Hij fronste zijn wenkbrauwen en zuchtte eens diep. „Bent u vergeten dat men doorgaans niet tegen mij spreekt?” „Nee, ik ben dat niet vergeten maar ik wil die foto maken en wil U vertellen waarom.” „Goed, spreekt U. Verwacht niet dat ik aandachtig luister en verwacht geen enkele reactie.” Hij sloot af met nog een zucht en wendde zijn blik van mij af. Ik had hem nog nooit zoveel horen zeggen. En oké, hij wilde dan misschien niet luisteren en zou wellicht geen reactie geven, ik mocht hem in ieder geval vertellen waarom ik die foto per se wilde maken. Ik bestelde eerst nog een koffie en slaakte nu zelf eens een zucht.
„Weet U, veel mensen zien de fotograaf niet als kunstenaar, als schepper”, begon ik. „Zelf zie ik dat anders. Als fotograaf ontdek je kunst. Kunst in de natuur, in het leven van alledag, in mensen. Een foto legt zoiets vast en vertelt het door. Een foto maakt het mogelijk om zo'n verhaal te delen met velen. Bovendien schep je, door het vastleggen, een stilstaand beeld, een beeld dat vertelt zonder stem. Het beeld doet het verhaal, is het verhaal.” Even wachtte ik en nam een slok van mijn koffie. Monsieur Guillaume zat er als altijd bij, bewegingsloos. Niets verried of hij al dan niet luisterde. „Uw voorkomen vertelt een verhaal. Ik heb U, dat weet U best, een tijd lang bekeken en als U het mij vraagt is er maar een conclusie mogelijk: U lijdt”. Terwijl ik deze laatste zin uitsprak keek ik hem onderzoekend aan maar hij gaf geen krimp. „U lijdt en U lijkt ergens op te wachten. U hoeft niet te antwoorden of te bevestigen noch uit te leggen. Dit is het beeld dat mij onmiddellijk opviel en sinds de eerste keer dat ik U zag niet meer heeft losgelaten. Dit is het beeld dat ik wil vastleggen, doorvertellen.” Monsieur Guillaume trok zijn wenkbrauwen op, hield ze even hoog en zuchtte maar weer eens. „U bent een scherp observator”, sprak hij plots, zijn stem al even beheerst als zijn zijn. „Inderdaad wacht ik en lijd ik, dat heeft U goed gezien. Ik zal U, bij wijze van uitzondering, vertellen waarop ik wacht en dan zult U wellicht begrijpen waarom en hoe ik lijd. Als U daarna nog steeds een foto wilt maken doe dat dan maar beloof me een ding: laat mij daarna met rust, geen vragen. Spreek mij niet meer aan en val mij niet meer lastig met die 'kunst' van U.” Hij pauzeerde even en nam een slok van zijn wijn. Opmerkelijk want hij dronk zijn wijn nooit tijdens zijn verblijf in het café. Ik was een beetje verbijsterd. Deze man die nooit sprak en ook niet aangesproken wenste te worden had besloten om me iets te vertellen. Ik zou na het aanhoren van zijn verhaal de foto mogen maken. Mijn geduld zou worden beloond. Ik schoof mijn koffiekop terzijde en bestelde wijn.
„Het is nu drie jaar geleden dat ik in een dorpje in het zuiden was, vlak bij zee. We hadden net dagen van wind, een gekmakende wind, achter de rug en eindelijk was deze gaan liggen. Bij het café namen de mensen het terras weer in gebruik en de zon scheen volop. Een auto kwam het dorp in rijden en aan het stuur zat het meest verrukkelijke wezen dat ik ooit heb ontmoet. Wat een vrouw! Ze stopte midden op het plein en stapte uit, schikte haar jurkje en haalde even een hand door het haar. Met vaste pas liep ze richting het café, bestelde een witte wijn en zocht een plek op het terras. Om haar heen hing een geweldige, licht zoete geur. Gracieus nam ze plaats en wachtte haar wijn af. Ze plaatste haar elegante handtasje naast haar stoel op de kasseien en keek rustig om zich heen. Ik bekeek haar aandachtig en zag een slanke, chique uitziende vrouw, ik gokte dat ze niet uit de omgeving kwam. De wijn werd gebracht en ze nam een slokje. Daarop nam ze haar tasje en haalde er een klein spiegeltje uit te voorschijn. Ze keek er even aandachtig in en leek tevreden met de aanblik. Ze ruimde spiegeltje en tas weer weg en nam nog een slok wijn. Wat mij precies in haar aantrok wist ik niet op dat moment maar ik trok de stoute schoenen aan en stapte op haar af voor een praatje. Ze stond me toe plaats te nemen aan haar tafel en ik stelde me voor. We raakten aan de praat en bleven praten, de middag ging onmerkbaar voorbij en ook de avond kwam en ging onopgemerkt. Ik had alleen nog maar oog voor haar. Toen tenslotte ook het café zijn deuren sloot besloten we om nog een stukje om te gaan. We liepen slechts enkele meters voordat haar hand in de mijne was. Hélène, zo heet ze, en ik waren dol verliefd. Die nacht, meneer, hebben we de sterren gezien zoals die nooit eerder gezien waren. In mijn hoofd klonken violen zacht en teder naast een opwindende paukenslag. Al kan dát ook mijn hart zijn geweest. Nee, de liefde hebben we die nacht niet bedreven. Hélène was getrouwd weet U. Ze vertelde me over haar tirannieke echtgenoot en hoe ze ongelukkig was maar wel nog steeds getrouwd.
Een week, één heerlijke week, duurde deze romance voor ze vertrekken moest. We brachten de dagen door met wandelen en praten, met genieten van de natuur en van elkaars gezelschap. En we wisten het zeker: wij waren voorbestemd voor elkaar. Bij het afscheid vertelde ze me van me te houden en naar me toe te komen zodra ze vrij was. Ooit. Ik ben er blijven wachten en een jaar later ontmoeten wij elkaar weer in hetzelfde dorp, hetzelfde café. Weer een week waarin het vuur heftig brandde. Weer een afscheid. Deze keer maakten we een afspraak. We zouden elkaar niet meer zien totdat ze vrij zou zijn. We hebben toen afgesproken dat ik hier op haar zou wachten. En dat is wat ik nu doe. Elke dag wacht ik hier tot Hélène, mijn Hélène vrij zal zijn en hier komt opdagen. Want die dag komt zeker. Maakt U nu een foto en laat mij.”
Ik was getroffen. Het was geen lang, uitgebreid verhaal. Geen oorlogstrauma's en zelfs geen liefdesverdriet. Het was verlangen, puur verlangen wat monsieur Guillaume deed. En naarmate de tijd verstreek kwam daar het lijden bij. Lijden omdat Hélène er nog niet was, nog niet vrij was. Ik stond langzaam op en maakte aanstalten om weg te lopen. „U maakt geen foto?” „Nee, dank U. Ik wil U graag vastleggen op de gevoelige plaat, zoals dat heet, maar ik zal, net als U wachten. Ik zal wachten tot Uw Hélène vrij is, wachten tot Uw gezicht zon is geworden, mij de sterren toont die U heeft gezien die eerste nacht. Nu toont Uw gelaat liefde én lijden. Ik wacht liever tot Uw gelaat slechts de liefde toont.” Ik draaide mij om en liep naar een andere tafel.
En zo verliet ik destijds monsieur Guillaume. Elk jaar ben ik terug geweest en ieder jaar trof ik hem er weer. Aan dat zelfde tafeltje met een onaangeroerd glas wijn. Telkens een korte begroeting bij het komen en gaan. En nu zijn we dus vijf jaar verder en zet ik weer koers naar het dorp, naar monsieur Guillaume. De verwachting is hem weer aan te treffen met datzelfde gezicht. De hoop is evenwel anders. Mijn camera is altijd mee, je weet maar nooit.
|