Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2018  Jane Kievit

Het spookhuis - Jane Kievit

Het is midden in de winter. Mijn vader die boswachter is, zegt dat de tijd gekomen is om de dieren in het bos te verzorgen. Ik neem mijn handschoenen doe een dikke sjaal om. Ik neem mijn wandelstok en loop rustig naar het bos. Ik heb een plastic zak mee want ook wil ik naast het verzorgen van de dieren, dennenappels zoeken om de eetkamer tijdens de kerstperiode te kunnen versieren. Met waspoeder kan je die net besneeuwd maken.

Rustig wandel ik naar het bos. Hoewel ik goed moet uitkijken, waar ik loop, ben ik na een kwartiertje in het bos. Even rust ik uit op een bankje dat aan de rand van het bos staat. Dan loop ik verder naar de vijver, waar ik de dieren eten geef. Na even naar de eenden te hebben gekeken, wandel ik verder. Steeds dieper loop ik het bos in, rondkijkend naar dennenappels.

Laat in de middag merk ik dat de schemering over het bos begint te vallen. Ik vind dat ik genoeg dennenappels verzameld heb en besluit terug te keren. Ik heb nog een lange tocht voor de boeg en neem daarom een andere weg. Die is veel korter en zo zou ik na een uurtje terug thuis kunnen zijn. Ik begin aan de terugtocht en verheug me al op een goede tas koffie die me terug lekker \warm zal maken. Na een uurtje te hebben gelopen ben ik bijna aan de rand van het bos. Dat denk ik toch. Hoe groot is mijn verbazing als ik na een anderhalf uurtje lopen op een open plek midden in het bos terecht kom. Nog groter worden mijn ogen, als ik in de nevel een kolossaal huis met een enorme oprijlaan voor mij zie opdoemen. Even sta ik verstomd van schrik. Het huis is overwoekerd met rododendrons en klimop. De ramen lijken net ogen die me aan kijken en me uitnodigen om binnen te komen. De oprijlaan is bezaaid met gouden beeldjes en het grote hek staat op een kier.

Ik ril even en probeer te besluiten wat ik moet doen. Het is bijna donker en het wordt tijd om een plek te zoeken om te kunnen slapen, daar ik zeker weet dat ik niet voor het licht wordt, naar huis zal geraken. Mijn besluit staat vast, en ik loop door het hek de grote oprijlaan over naar de voordeur. Ik bel maar er komt niemand. En ergens had ik dat ook wel verwacht. De deur staat namelijk op een kier waardoor ik gemakkelijk de grote hal kan inlopen. Ik sta even verbaasd om me heen te kijken. Dit is geen huis meer maar net een klein kasteeltje. Ik besluit eerst iets te eten en ondertussen het huis te verkennen. Ik loop het hele huis door en alles lijkt me veilig. In de slaapkamers zijn alle bedden opgemaakt maar ergens jaagt me dat wat schrik aan, zodat ik besluit om in de eetkamer te overnachten. Ik doe mijn muts en handschoenen en sjaal af en zet mijn wandelstok naast de deur. Ik rol me op in een hoekje van de zetel en probeer wat te slapen. Hoelang ik geslapen heb, weet ik niet. Maar plots word ik door een vreemd geluid wakker. Ik schiet overeind en kijk recht in het gezicht van een knappe vrouw met een rode jurk aan. Het meest angstaanjagende is dat ze geen ogen heeft. Toch is het net of ze aan kijkt Ze wenkt me om met haar mee te komen. Ik volg haat naar de keuken waar een oude man in een rolstoel zit. Ook hij heeft geen ogen. De vrouw loopt naar hem toe en duwt hem dichter in mijn richting. Even sta ik verstomd van schrik te kijken. Plots vind ik de moed om de deur te openen en weg te rennen.

Ik ren de hal door, naar de eetkamer. Ik trek voorzichtig de deur open en krijg de schrik van mijn leven. Er staan en zitten een hele groep mensen met elkaar te praten. Het gekke van de situatie is dat ook hier niemand ogen heeft. Toch draai en ze zich bij het open gaan van de deur plots allemaal om en kijken me aan. Ik grijp mijn wandelstok en smijt de deur terug dicht, waarna ik naar de deur hol. Helaas zit de deur klem zodat ik niet naar buiten kan. Ik ren als een gek de trappen op. In alle kamers liggen mensen in bed. Elke keer als ik een deur opendoe, zetten ze zich recht overeind en kijken me met hun lege ogen aan. Ik ren verder de trappen op naar de zolder. Ik sluit de zolderdeur met een klap en slaak een zucht van opluchting. Als ik me omdraai zie ik links en rechts van mij rijen doodskisten staan. Even ben ik terug verlamd van schrik. Ik herstel me echter snel en kruip snel in een hoekje van de zolder weg, want ik vermoed dat er ook hier nog rare dingen zullen gebeuren.


Ik blijk gelijk te krijgen. Nog geen kwartier later zie ik vanuit mijn schuilhoekje alle doodskisten langzaam opengaan. Handen die geen handen meer zijn komen te voorschijn en klappen de deksels volledig open. Uit de kisten kruipen wanstaltige gedrochten die niets menselijks meer hebben. Ze vormen samen een grote kring en beginnen over de gehele zolder in het rond te dansen. Tijdens de rondedans komen geesten door de muur gezweefd en om het spektakel nog wat griezeliger te maken komen ook de vleermuizen een kijkje nemen. Uren lang duurt dit gruwelijke spektakel nu al. Maar plotseling zie ik door een klein zolderraampje een schemerig licht binnenvallen. De ochtend breekt aan. En kennelijk hebben ook de gedrochten dat in de gaten. Langzaam aan keren ze weer terug naar hun kist. De geesten zweven weer weg door de muren. De vleermuizen gaan terug aan het dak van de zolder hangen. De deksels klappen dicht en niets verraad dat er zo juist een gruwelijk spektakel aan mijn ogen voorbij getrokken is.

Even blijf ik nog zitten in mijn hoekje, dan kom ik zachtjes overeind. Met mijn wandelstok stevig in de hand, open ik de deur. Voorzichtig loop ik de trappen af de slaapkamerdeuren staan overal open en de bedden zijn terug opgemaakt, net alsof er nog nooit iemand in geslapen heeft. Ook beneden zijn de oude man in de rolstoel en de vrouw met de rode jurk verdwenen. Snel neem ik mijn jas, muts en handschoenen en ik loop naar de voordeur die terug uitnodigend open staat. Eenmaal buiten het hek begin ik zonder om te kijken te rennen. Mijn benen dragen me de goede kant uit. En na een goed uur rennen kom ik terug aan de vijver. Even blijf ik staan. Ik zie de eenden zwemmen en het is net alsof ze me luid snaterend uitlachen. Een half uurtje later kom ik aan het bankje waar ik aan het begin van mijn boswandeling op heb gezeten. Ik ga terug zitten en probeer wat tot rust te komen. Ook denk ik na over de manier waarop ik dit verhaal aan mijn ouders moet vertellen.

Een klein half uurtje later kom ik terug thuis. Ma is verschrikkelijk ongerust en vader is razend omdat ik zolang weggebleven was. Eindelijk komen ze tot bedaren en kan ik mijn verhaal van het begin tot het einde toe vertellen. Mijn vader verplicht me onmiddellijk mee te gaan en samen lopen we terug naar het bos. Na een tweetal uur stappen komen we op de open plek. Weerom is mijn verbazing groot, als ik ontdek dat het huis en de oprijlaan volledig verdwenen zijn. Mijn vader verdenkt mij ervan gewoon op deze plek in slaap gevallen te zijn.

Jaren later word mijn verhaal nog steeds niet geloofd. Tot op een dag mijn zoon dezelfde wandeling naar het bos maakt. Ik geef hem een walkietalkie mee zodat hij mij kan oproepen als er iets is. Na een tweetal uur word ik opgeroepen. Verschrikt schreeuwt mijn zoon me toe dat ik onmiddellijk naar de open plek in het bos moet komen. Veiligheidshalve neem ik mijn jachtgeweer mee en ik ren zo snel mogelijk naar de open plek. Daar staat mijn zoon als verlamd naar het kolossale huis met de oprijlaan te kijken. Zelf sta ik ook verstomd. Maar nu ben ik sterk genoeg geworden om aan de verleiding van de uitnodigende ogen en de openstaande deur te weerstaan. Ik trek mijn zoon met me mee en samen rennen we terug naar huis. In geuren en kleuren vertellen we ons verhaal. Ook mijn
zoon wordt niet geloofd. Maar ik vertrouw hem en weet dat hij de waarheid spreekt. Op die plek midden in het bos gebeuren er vreemde dingen. Nooit nog gaan we nog naar die plaats terug waar we dat vreemde huis tevoorschijn zagen komen. En ook al gelooft niemand ons, wij weten dat het huis om de zoveel jaren op die plek verschijnt. Zo je ziet beste lezer, spookhuizen bestaan wel degelijk ... of niet?

Het spookhuis - Jane Kievit

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2018  Jane Kievit