Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2015  Jeannette Jansen-Kim

Kortsluiting - Jeannette Jansen-Kim

Tegenwoordig maken we om alles ruzie; de kleur van de geplooide keukengordijnen, de ingegroeide teennagel, mijn naam, de hond die er niet meer is, de tafeltje-dek-je bezorger die haar probeert te vergiftigen. Het meest bekvechten we over geld; het bedrag dat ’s ochtend in haar portemonnee zit, de snelheid van verdamping, het uitblijven van fladderende briefjes of vallende muntjes wanneer ze ’s avonds haar portemonnee ondersteboven houdt. Terwijl ze dat doet kijkt ze mij achterdochtig aan.
Ik lach er om. Wat moet ik anders? De uren die ik met haar doorbreng zijn goedmakertjes voor de jaren die ik in het buitenland doorbracht. Heen en weer vliegen was voor ons een kostbare zaak. Contact onderhielden we door middel van wekelijkse telefoontjes -altijd op haar kosten-. Dan kletsten we urenlang over zaken die ze van mij en over mij, en over mijn gezin mocht weten. Soms verzon ik er smeuïge details bij. Over het feit dat mijn echtgenoot - direct na onze aankomst in San Francisco - op straat stond omdat het softwarebedrijf waarin hij zich had ingekocht, een andere partner had aangetrokken en hem weer had uitgekocht, met het gevolg dat hij een zenuwinzinking kreeg waardoor hij maanden niet kon werken, zweeg ik. Over het feit dat er lege magen gevoed moesten worden en ik daarom genoodzaakt was 50 uur in de week bij een makelaarskantoor te werken en haar beide kleinkinderen naar de crèche moest brengen omdat ik ze liever niet bij mijn echtgenoot achterliet, zweeg ik ook. Ik wilde haar niet ongerust maken. Ik wilde de woorden ‘zie je wel’ en ‘dat zei ik toch’ en ‘de lamzak’ niet horen. Met ‘lamzak’ bedoelde ze mijn man. Nog steeds verkeert hun relatie -eigenlijk al vanaf de eerste kennismaking-, in een staakt-het-vuren fase.
Over dat allemaal sprak ik niet.
Later belde ze steeds minder en als ze belde merkte ik dat ze zich steeds vaker in de namen van mijn kinderen vergiste, viel mij de onsamenhangende zinnen op, en ergerde ik me eraan dat ze midden in een gesprek, op het moment dat ik aan het woord was, de verbinding verbrak. 
Dat we na bijna achttien jaar weer in Nederland wonen heeft niet alleen te maken met haar gezondheid. Nu onze kinderen studeren en hun eigen leven hebben, vonden we het tijd om terug te gaan. Mijn man heeft zich inmiddels gespecialiseerd in coaching van kleine ondernemers en wonder boven wonder gaan de zaken goed. We hebben besloten het bedrijf hier in Nederland voort te zetten.
Daarnaast is het voor mij een mooie kans om de onafgemaakte moeder-dochter relatie nieuw leven in te blazen.
Toen ik haar weer na lange tijd terugzag, schrok ik. De uitleg van de arts was zeer gedetailleerd. ‘Een sluimerende tumor in haar hoofd groeit hard en drukt tegen de hersenen. Het is in een vergevorderd en onherroepelijk stadium, er is geen behandeling nog mogelijk. U moet niet schrikken van de woorden die uw moeders geest haar laat uitspuwen. Het is niet zij die spreekt.’
Vroeger vertelde ze aan iedereen over haar knappe dochter die aan de andere kant van de wereld belangrijk werk verrichtte en veel geld verdiende. Nu is mijn huid zo dik dat de kwetsende en bittere woorden die ze me toeschreeuwt mij niet meer raken. Op zulke momenten haat ik haar. Dat zeg ik niet hardop want op andere tijden houd ik van haar.

Ik zit aan de eettafel en zweet. De verwarminsketel loeit onafgebroken. Voor me ligt een stapel post, mijn mobiel zit aan de oplader, op het scherm van mijn laptop staat de website van een potentiele klant met wie we ik volgende week een afspraak heb. Moeder zit ineengedoken op de bank, een broos hoopje mens. Ze kijkt naar een dvd van Harry Potter. Ik zie alleen haar achterhoofd, het dunne haar, de bloedeloze hoofdhuid. Af en toe hoor ik gegrinnik en vaag gebrabbel.
Tussen mijn oor en schouder klem ik de hoorn van de vaste telefoon en praat zachtjes met mijn man die klaagt over mijn afwezigheid. Ondertussen bekijk ik de post. Hierbij zitten twee aanmaningen. Een is van de waterleverancier. Ik leg die apart want ik wil meteen de overboeking doen. Gelukkig heeft de thuiszorghulp moeder vanochtend nog gewassen. Precies op het moment dat ik de envelop van de tweede aanmaning openscheur -notabene van de elektriciteitsmaatschappij-, gebeurt het. Mijn laptop wordt zwart, aan het gesprek met mijn man komt abrupt een einde, Harry Potter zwijgt.
Ik spring op, loop mopperend naar de meterkast en kijk naar de lampjes die zouden moeten knipperen. Maar er brandt helemaal niets. Allerlei gedachten schieten door mijn hoofd. Hebben ze haar afgesloten? De hoeveelste aanmaning is het eigenlijk? Hoe komt het dat ik eerdere gemist heb? Terwijl ik aan de rompslomp denk die me te wachten staat, valt mij ineens de stilte op. Het is een onheilspellende, overrompelende stilte. Dat komt niet door het afwezige gebrom van de ijskast, of het stilvallen van de tikkende radiatoren, ook niet het absente en voorheen aanhoudelijke en irritante gezoem van de vuile luchtafzuiging. Nee, wat mij verrast -en mij tegelijkertijd naar de keel grijpt-, is het uitblijven van geschreeuw waaraan ik gewend ben. Er wordt niet gescholden, ik word niet afgesnauwd.
In paniek ren ik terug naar de woonkamer. Het eerste dat opvalt, is het zwarte tv-scherm. Moeder zit nog steeds op de bank, maar er is iets eigenaardigs, haar hoofd is een beetje scheef, het hangt naar rechts. Mijn hart bonst hard. Ik schat de situatie goed in. Al weken ben ik erop voorbereid. Maar het gekke is dat ik -zoals ik wel verwachtte- geen opluchting voel. Er glijdt geen last van mijn schouders, er is geen verlossing. Verlies is iets raars.
Ik nader langzaam, voetje voor voetje. Als ik achter haar sta, leg ik zachtjes mijn hand op haar smalle schouder die knokig is en koud.  
‘Mama?’
Ik weet dat er geen antwoord komt, maar ik kan mij niet verroeren, blijf stokstijf staan. Een traan rolt over mijn wang en valt op haar witte hoofdhuid.

Kortsluiting - Jeannette Jansen-Kim

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2015  Jeannette Jansen-Kim